ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)
18 juni 1998 (1)
Beroep wegens niet-nakoming Kartel Vaststelling van tariefregeling
Douane-expediteurs Wetgeving die werking van kartel versterkt
In zaak C-35/96,
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E. Traversa,
lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te
Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner,
Kirchberg,
tegen
Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door U. Leanza, hoofd van de dienst
Diplomatieke geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als
gemachtigde, bijgestaan door P. G. Ferri, avvocato dello Stato, domicilie gekozen
hebbende te Luxemburg ter Italiaanse ambassade, Rue Marie-Adélaïde 5,
betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Italiaanse
Republiek, door een wet aan te nemen en te handhaven die de Consiglio nazionale
degli spedizionieri doganali (Nationale raad van douane-expediteurs) via de
toekenning van de desbetreffende beslissingsbevoegdheid verplicht, als
ondernemersvereniging een besluit te nemen dat in strijd is met artikel 85
EG-Verdrag omdat daarbij een voor alle douane-expediteurs bindende
tariefregeling wordt vastgesteld, de ingevolge de artikelen 5 en 85 EG-Verdrag op
haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),
samengesteld als volgt: C. Gulmann, kamerpresident, M. Wathelet (rapporteur),
J. C. Moitinho de Almeida, P. Jann en L. Sevón, rechters,
advocaat-generaal: G. Cosmas
griffier: R. Grass
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 4 december 1997,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 12 februari
1998,
het navolgende
Arrest
- 1.
- Bij op 9 februari 1996 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft de
Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 169 EG-Verdrag
het Hof verzocht vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door een wet aan te
nemen en te handhaven die de Consiglio nazionale degli spedizionieri doganali
(Nationale raad van douane-expediteurs; hierna: CNSD) via de toekenning van
de desbetreffende beslissingsbevoegdheid verplicht, als ondernemersvereniging een
besluit te nemen dat in strijd is met artikel 85 EG-Verdrag omdat daarbij een voor
alle douane-expediteurs bindende tariefregeling wordt vastgesteld, de ingevolge de
artikelen 5 en 85 EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.
- 2.
- In Italië is de uitoefening van het beroep van zelfstandig douane-expediteur
geregeld bij wet nr. 1612 van 22 december 1960 inzake de wettelijke erkenning van
het beroep van douane-expediteur en tot instelling van registers en een
voorzieningsfonds voor douane-expediteurs (GURI nr. 4 van 5 januari 1961; hierna:
wet nr. 1612/1960) en in uitvoeringsregelingen, met name in presidentiële en
ministeriële decreten.
- 3.
- Hun werkzaamheden bestaan in het verrichten van diensten ten behoeve van de
douane-afhandeling van goederen (artikel 1 van wet nr. 1612/1960). Zij mogen
alleen worden verricht door personen die in het bezit zijn van een bewijs van
erkenning (patente) en zijn ingeschreven in het nationale register van douane-expediteurs. Dit omvat alle regionale registers, bijgehouden door de Consiglio
compartimentale (regionale raad van douane-expediteurs) van iedere douaneregio
(artikelen 2 en 4 tot en met 12 van wet nr. 1612/1960).
- 4.
- Het toezicht op de werkzaamheden van de douane-expediteurs berust bij de
regionale raden van douane-expediteurs. De leden daarvan worden bij geheime
stemming gekozen door de in de onderscheiden regionale registers ingeschreven
douane-expediteurs voor een termijn van twee jaar, en zijn herverkiesbaar; de
leden kiezen één van hen tot voorzitter (artikel 10 van wet nr. 1612/1960).
- 5.
- Boven de regionale raden van douane-expediteurs staat de CNSD, een
publiekrechtelijke organisatie, bestaande uit negen leden die bij geheime stemming
worden benoemd door de leden van de regionale raden; de benoemde leden kiezen
één van hen tot voorzitter (artikel 12 van wet nr. 1612/1960). Tot 1992 was de
directeur-generaal douane en indirecte belastingen ambtshalve lid en voorzitter van
de CNSD. Deze regel is echter afgeschaft bij artikel 32 van besluitwet nr. 331 van
30 augustus 1992 (hierna besluitwet nr. 331/1992). De leden van de CNSD
worden voor drie jaar benoemd en zijn herverkiesbaar (artikel 13, lid 2, van wet
nr. 1612/1960).
- 6.
- Alleen geregistreerde douane-expediteurs kunnen tot lid van de regionale raden of
de CNSD worden gekozen (artikelen 8, tweede alinea, en 22, tweede alinea, van
het decreet van de Minister van Financiën van 10 maart 1964).
- 7.
- De CNSD stelt onder meer de tarieven voor de door douane-expediteurs verrichte
diensten vast, op voorstel van de regionale raden (artikel 14, sub d, van wet
nr. 1612/1960). Deze tarieven zijn bindend (artikel 11, tweede alinea, van wet
nr. 1612/1960). Overtreding is met tuchtrechtelijke sancties bedreigd, uiteenlopend
van berisping tot tijdelijke schorsing in geval van recidive; na twee schorsingen door
de regionale raad binnen vijf jaar kan doorhaling in het register volgen
(artikelen 38-40 van het decreet van de Minister van Financiën van 10 maart 1964
houdende uitvoeringsbepalingen bij wet nr. 1612/1960, GURI, supplemento
ordinario, nr. 102, van 24 april 1964).
- 8.
- Tijdens de vergadering van 21 maart 1988 heeft de CNSD de tariefregeling voor
de diensten van douane-expediteurs vastgesteld (hierna: tariefregeling). Deze
bevat de volgende bepalingen:
Deze tariefregeling betreft de minimum- en maximumbedragen die moeten
worden betaald voor het verrichten van de douaneformaliteiten en voor diensten
op monetair, commercieel en fiscaal gebied alsook ter zake van fiscale geschillen.
Bij de vaststelling van een prijs tussen het minimum- en het maximumbedrag
dienen de kenmerken, de aard en de omvang van de dienst in aanmerking te
worden genomen (artikel 1).
Met betrekking tot het bepaalde in artikel 1 is deze tariefregeling te allen tijde
bindend voor de opdrachtgever; andersluidende overeenkomsten zijn nietig
(artikel 5).
De nationale raad van douane-expediteurs is bevoegd specifieke en/of tijdelijke
afwijkingen van de vermelde minimumbedragen toe te staan (artikel 6).
De nationale raad van douane-expediteurs gaat over tot aanpassing van deze
tariefregeling overeenkomstig de gegevens van het Istat (centraal instituut voor de
statistiek) industriesector met ingang van de datum van het daartoe strekkende
besluit (artikel 7).
- 9.
- Deze tariefregeling is bij decreet van 6 juli 1988 (GURI nr. 168 van 19 juli 1988,
blz. 19) goedgekeurd door de Italiaanse Minister van Financiën.
- 10.
- Tijdens de vergadering van 15 december 1989 heeft de CNSD op grond van
artikel 7 van de tariefregeling besloten de daarin vermelde prijzen met ingang van
1 januari 1990 met 8 % te verhogen (mededeling van het Ministerie van Financiën,
gepubliceerd in GURI nr. 299 van 23 december 1989).
- 11.
- Tegen deze Italiaanse wetgeving heeft de Commissie drie afzonderlijke procedures
ingeleid.
- 12.
- Op 24 maart 1992 verzocht zij het Hof vast te stellen, dat de Italiaanse Republiek
de artikelen 9 en 12 EG-Verdrag had geschonden door de tariefregeling goed te
keuren. Dit beroep is verworpen bij arrest van 9 februari 1994, Commissie/Italië
(C-119/92, Jurispr. blz. I-393), daar een importeur niet verplicht is in alle gevallen
een professionele expediteur in te schakelen (punt 46).
- 13.
- Op 30 juni 1993 stelde zij beschikking 93/438/EEG inzake een procedure op grond
van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/33.407 CNSD, PB L 203, blz. 27) vast,
waarin zij de tariefregeling als inbreuk op artikel 85, lid 1, van het Verdrag
kwalificeerde. De CNSD heeft tegen deze beschikking een beroep tot
nietigverklaring ingesteld, dat thans aanhangig is bij het Gerecht van eerste aanleg
van de Europese Gemeenschappen (zaak T-513/93), dat heeft besloten de zaak aan
te houden totdat 's Hofs arrest in de onderhavige zaak is uitgesproken (beschikking
van het Gerecht van 6 mei 1996, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie).
- 14.
- Tenslotte heeft de Commissie de precontentieuze procedure ingeleid die de
aanleiding vormde voor het onderhavige beroep, daar zij de betrokken nationale
wetgeving in strijd acht met de artikelen 5 en 85 van het Verdrag.
- 15.
- Bij aanmaningsbrief van 18 oktober 1993 heeft de Commissie de Italiaanse regering
verzocht dienaangaande binnen twee maanden opmerkingen te maken.
- 16.
- Daar een antwoord uitbleef, heeft zij op 21 juni 1995 een met redenen omkleed
advies uitgebracht, waarin de Italiaanse Republiek werd verzocht binnen twee
maanden na kennisgeving van het advies de nodige maatregelen te treffen om zich
daarnaar te voegen.
- 17.
- Toen de Italiaanse autoriteiten dit advies niet opvolgden, heeft de Commissie dit
beroep ingesteld.
- 18.
- In een op 15 mei 1996 neergelegde memorie heeft de Italiaanse regering
overeenkomstig artikel 91, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering een
exceptie van niet-ontvankelijkheid opgeworpen.
- 19.
- Het Hof heeft besloten de behandeling daarvan te voegen met de zaak ten gronde.
- 20.
- De Italiaanse regering heeft geen verweerschrift ingediend.
De exceptie van niet-ontvankelijkheid
- 21.
- In haar eerste middel stelt de Italiaanse regering, dat de Commissie geen tweede
inbreukprocedure kan inleiden ter zake van grieven die op de artikelen 5 en 85 van
het Verdrag berusten, zolang zij het eerste beroep met betrekking tot de
artikelen 9 en 12 van het Verdrag niet heeft ingetrokken.
- 22.
- Hiertoe voert zij in de eerste plaats aan, dat de gelaakte gedragingen ofwel bestaan
in de toepassing van een heffing, ofwel in de totstandkoming van een door de
betrokken lidstaat goedgekeurde overeenkomst van een ondernemersvereniging,
doch niet tegelijkertijd beide kunnen betreffen.
- 23.
- Verder blijkt uit de systematiek van de regels inzake beroepen wegens niet-nakoming, dat zodra een zaak aanhangig is gemaakt, het Hof altijd uitspraak moet
doen over de grond van het geschil, tenzij de verzoekende partij het beroep intrekt.
Wanneer de Commissie dus tot de overtuiging komt, dat een staat de
verplichtingen ten aanzien waarvan hem in het met redenen omkleed advies in het
kader van de eerste procedure een inbreuk wordt verweten, wel is nagekomen,
doch andere daarmee onverenigbare verplichtingen niet, dan kan zij niet van het
Hof verlangen, dat het zich alsnog over dat advies uitspreekt, en tegelijkertijd een
nieuwe procedure inleiden met betrekking tot een andere grief die onverenigbaar
is met de eerste.
- 24.
- Tenslotte zou de Commissie met deze handelwijze haar rechten van de verdediging
hebben geschonden, omdat de Italiaanse regering gelijktijdig verweer moest voeren
in twee zaken die dezelfde feiten, maar verschillende bepalingen betroffen.
- 25.
- In haar tweede middel klaagt de Italiaanse regering over tekortkomingen in de
aanmaningsbrief en het met redenen omkleed advies. De Commissie zou alleen in
het verweerschrift uitvoerig zijn ingegaan op de elementen die de vermeende
inbreuk op artikel 85, lid 1, van het Verdrag opleveren, terwijl zij in de
aanmaningsbrief en het met redenen omkleed advies de inbreuk op artikel 85, lid 1,
enkel had gefundeerd met een verwijzing naar beschikking 93/438. Volgens vaste
rechtspraak evenwel moet het met redenen omkleed advies een coherente,
gedetailleerde uiteenzetting bevatten van de redenen die de Commissie tot de
overtuiging hebben gebracht, dat de betrokken lidstaat een van de krachtens het
Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen (zie arrest van 11 juli
1991, Commissie/Portugal, C-247/89, Jurispr. blz. I-3659).
- 26.
- Met betrekking tot het eerste middel zij erop gewezen, dat in deze zaak alleen de
aanmaning heeft plaatsgehad op een tijdstip waarop het Hof nog geen arrest had
gewezen in zaak C-119/92; voorts is de Commissie overeenkomstig de artikelen 155
en 169 EG-Verdrag de hoedster van de communautaire legaliteit. In die
hoedanigheid moet zij in het algemeen belang van de Gemeenschap toezien op de
juiste toepassing van het Verdrag door de lidstaten, en een eventuele niet-nakoming van de daaruit voortvloeiende verplichtingen doen vaststellen met het
oog op de beëindiging ervan (arrest van 4 april 1974, Commissie/Frankrijk, 167/73,
Jurispr. blz. 359, punt 15).
- 27.
- Het staat dus aan de Commissie te beoordelen of het opportuun is tegen een
lidstaat op te treden, vast te stellen welke bepalingen zijn geschonden en te
bepalen op welk tijdstip de niet-nakomingsprocedure wordt ingeleid; de
overwegingen die haar daarbij leiden, zijn niet van invloed op de ontvankelijkheid
van de vordering (arrest van 1 juni 1994, Commissie/Duitsland, C-317/92, Jurispr.
blz. I-2039, punt 4).
- 28.
- Aangezien het voorwerp van het bij het Hof aangebrachte geschil wordt
afgebakend door het met redenen omkleed advies, daar het beroep op dezelfdeoverwegingen en middelen dient te berusten (arresten van 7 februari 1984,
Commissie/Italië, 166/82, Jurispr. blz. 459, punt 16; 1 december 1993,
Commissie/Denemarken, C-234/91, Jurispr. blz. I-6273, punt 16, en 12 januari 1994,
Commissie/Italië, C-296/92, Jurispr. blz. I-1, punt 11), heeft de Commissie, wanneer
zij de gelaakte nationale wetgeving in strijd acht met andere
gemeenschapsrechtelijke voorschriften en zij deze inbreuken eveneens wenst te
doen vast stellen, geen andere keuze dan een nieuwe niet-nakomingsprocedure in
te leiden om zich ten volle te kwijten van de haar bij de artikelen 155 en 169 van
het Verdrag opgedragen taken.
- 29.
- Dat een lidstaat verweer moet voeren in twee afzonderlijke zaken die dezelfde
feiten, maar verschillende bepalingen betreffen, kan, gelet op het voorgaande, dus
op zich geen schending van de rechten van de verdediging opleveren. De Italiaanse
regering heeft geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou
kunnen blijken, dat het verloop van beide procedures, ieder afzonderlijk dan wel
beide tezamen beschouwd, een schending van haar rechten van de verdediging
heeft opgeleverd.
- 30.
- Ten aanzien van het tweede middel volstaat de vaststelling, dat het met redenen
omkleed advies een coherente en nauwkeurige uiteenzetting bevat van de redenen
die de Commissie tot de overtuiging hebben gebracht, dat de betrokken lidstaat een
van de krachtens het Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.
- 31.
- In de aanmaningsbrief en het met redenen omkleed advies wordt immers het
voorwerp van het geding beknopt, doch duidelijk bepaald. Bovendien wordt in
beide uitdrukkelijk verwezen naar beschikking 93/438 waarin de Commissie een
gedetailleerde beschrijving van de feitelijke en juridische context van de
werkzaamheden van de douane-expediteurs en de CNSD (deel I, De feiten,
blz. 27-31) en vervolgens een even gedetailleerde juridische beoordeling heeft
gegeven (deel II, Juridische beoordeling, blz. 31-33). Tenslotte wordt in de
aanmaningsbrief en het met redenen omkleed advies uitvoerig ingegaan op de
enige kwestie die in beschikking 93/438 niet aan de orde is gesteld, namelijk in
hoeverre een door de CNSD gepleegde inbreuk op het gemeenschapsrecht aan de
Italiaanse Republiek kan worden toegerekend.
- 32.
- Het beroep moet derhalve ontvankelijk worden verklaard.
Ten gronde
- 33.
- Voor de beslissing op het beroep van de Commissie moet in de eerste plaats
worden onderzocht, of de tariefregeling een besluit van een ondernemersvereniging
is in de zin van artikel 85 van het Verdrag.
- 34.
- Ter terechtzitting heeft de Italiaanse regering gesteld, dat de douane-expediteur,
die evenals een advocaat, landmeter of tolk een vrij beroep uitoefent, weliswaar
een zelfstandige is, doch niet als onderneming in de zin van artikel 85 van het
Verdrag kan worden beschouwd, omdat hij diensten van intellectuele aard verricht
en omdat hij voor de uitoefening van zijn beroep een vergunning nodig heeft en
daarbij bepaalde voorwaarden in acht dient te nemen. Het Verdrag maakt
trouwens onderscheid tussen zelfstandigen en ondernemingen, zodat niet iedere
zelfstandige arbeid noodzakelijkerwijs in het kader van een onderneming behoeft
te worden verricht. Verder ontbreekt de noodzakelijke organisatorische factor,
namelijk een geheel van personele, materiële en immateriële middelen waarmee
op duurzame wijze een bepaald economisch doel wordt nagestreefd.
- 35.
- Aangezien zelfstandige douane-expediteurs geen onderneming drijven, zou de
CNSD a fortiori niet als ondernemersvereniging in de zin van artikel 85 van het
Verdrag kunnen worden aangemerkt.
- 36.
- Volgens vaste rechtspraak omvat het begrip onderneming elke eenheid die een
economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij
wordt gefinancierd (arresten van 23 april 1991, Höfner en Elser, C-41/90, Jurispr.
blz. I-1979, punt 21; 16 november 1995, Fédération française des sociétés
d'assurances e.a., C-244/94, Jurispr. blz. I-4013, punt 14, en 11 december 1997, Job
Centre, C-55/96, Jurispr. blz. I-7119, punt 21); onder economische activiteit wordt
verstaan iedere activiteit bestaande in het aanbieden van goederen en diensten op
een bepaalde markt (arrest van 16 juni 1987, Commissie/Italië, 118/85, Jurispr.
blz. 2599, punt 7).
- 37.
- De activiteit van douane-expediteurs is een economische activiteit. Zij verrichten
immers tegen betaling diensten, bestaande in het vervullen van
douaneformaliteiten, voornamelijk met betrekking tot de in-, uit- en doorvoer van
goederen, alsook andere aanvullende diensten, zoals diensten op monetair,
commercieel en fiscaal gebied. Bovendien dragen zij de aan de uitoefening van
deze activiteit verbonden financiële risico's (arrest van 16 december 1975, Suiker
Unie e.a./Commissie, 40/73-48/73, 50/73, 54/73-56/73, 111/73, 113/73 en 114/73,
Jurispr. blz. 1663, punt 541). Bij een verschil tussen uitgaven en inkomsten, draagt
de douane-expediteur zelf het tekort.
- 38.
- Dat de activiteit van douane-expediteur van intellectuele aard is, ter zake een
vergunning vereist is en die activiteit kan worden verricht zonder dat er sprake is
van een geheel van materiële, immateriële en menselijke factoren, betekent niet,
dat zij buiten de werkingssfeer van de artikelen 85 en 86 EG-Verdrag valt.
- 39.
- Vervolgens dient te worden onderzocht, in hoeverre een beroepsorganisatie als de
CNSD zich bij de vaststelling van de tariefregeling gedraagt als een
ondernemersvereniging in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag.
- 40.
- De publiekrechtelijke aard van een nationale organisatie als de CNSD staat niet
in de weg aan toepassing van artikel 85 van het Verdrag. Deze bepaling is volgens
haar eigen bewoordingen van toepassing op overeenkomsten tussen ondernemingen
en besluiten van ondernemersverenigingen. Het juridisch kader waarin dergelijke
overeenkomsten worden gesloten en dergelijke besluiten worden genomen, alsmede
de juridische kwalificatie die in de verschillende nationale rechtsordes aan dit kader
worden gegeven, zijn derhalve niet van invloed voor de toepasselijkheid van de
communautaire mededingingsregels en inzonderheid van artikel 85 van het Verdrag
(arrest van 30 januari 1985, Clair, 123/83, Jurispr. blz. 391, punt 17).
- 41.
- Bovendien zijn de leden van de CNSD vertegenwoordigers van professionele
expediteurs, wie de betrokken nationale regeling geenszins belet uitsluitend te
handelen in het belang van hun beroep.
- 42.
- Enerzijds kunnen immers uitsluitend geregistreerde douane-expediteurs lid zijn van
de CNSD, aangezien die leden worden gekozen uit de leden van de regionale
raden, waarin slechts douane-expediteurs zitting hebben (artikelen 13 van wet
nr. 1612/1969, 8, tweede alinea, en 22, tweede alinea, van het decreet van de
Minister van Financiën van 10 maart 1964). Sinds de wijziging bij besluitwet
nr. 331/1992 fungeert de directeur-generaal douane overigens niet meer als
voorzitter van de CNSD. Tenslotte heeft de Italiaanse Minister van Financiën, die
met het toezicht op de betrokken beroepsorganisatie is belast, geen bemoeienis met
de benoeming van de leden van de regionale raden en de CNSD.
- 43.
- Anderzijds stelt de CNSD op voorstel van de regionale raden de tarieven voor de
door de douane-expediteurs verrichte diensten vast (artikel 14, sub d, van wet
nr. 1612/1960). Geen bepaling in de betrokken nationale wetgeving verplicht de
leden van de CNSD en de regionale raden, of zet hen er zelfs maar toe aan, om
daarbij rekening te houden met criteria van algemeen belang.
- 44.
- Hieruit volgt, dat de leden van de CNSD niet als onafhankelijke deskundigen
kunnen worden aangemerkt (zie in deze zin arresten van 17 november 1993, Reiff,
C-185/91, Jurispr. blz. I-5801, punten 17 en 19; 9 juni 1994, Delta Schiffahrts- und
Speditionsgesellschaft, C-153/93, Jurispr. blz. I-2517, punten 16 en 18, en
17 oktober 1995, DIP e.a., C-140/94-C-142/94, Jurispr. blz. I-3257, punten 18 en 19)
en niet wettelijk verplicht zijn om bij de vaststelling van de tarieven, behalve met
de belangen van de ondernemingen of ondernemersverenigingen in de sector die
zij vertegenwoordigen, eveneens rekening te houden met het algemeen belang of
met de belangen van ondernemingen in andere sectoren en van hen die van de
betrokken diensten gebruik maken (zie arresten Reiff, punten 18 en 24; Delta
Schiffahrts- und Speditionsgesellschaft, punt 17, en DIP e.a., punt 18).
- 45.
- In de tweede plaats moet worden vastgesteld, dat de besluiten waarbij de CNSD
uniforme en voor alle douane-expediteurs bindende tarieven heeft vastgesteld, de
mededinging beperken in de zin van artikel 85 van het Verdrag en het
intracommunautaire handelsverkeer ongunstig kunnen beïnvloeden.
- 46.
- De tariefregeling stelt immers rechtstreeks de prijzen voor de diensten van de
douane-expediteurs vast. Zij bepaalt per afzonderlijke categorie handelingen de
minimum- en maximumprijs die de cliënt in rekening kan worden gebracht. Verder
zijn daarin verschillende prijsklassen vastgelegd, naargelang de waarde of het
gewicht van de in of uit te klaren goederen of de specifieke aard van de goederen
of te verrichten diensten (artikel 1).
- 47.
- Tenslotte is de tariefregeling bindend (artikel 5), zodat een douane-expediteur
daarvan niet op eigen gezag kan afwijken. Alleen de CNSD is bevoegd afwijkingen
toe te staan (artikel 6).
- 48.
- Wat de ongunstige beïnvloeding van het intracommunautair handelsverkeer betreft,
zij er enkel herinnerd, dat een ondernemersafspraak die het gehele grondgebied
van een lidstaat bestrijkt, naar haar aard een versterking van de nationale
drempelvorming tot gevolg heeft, hetgeen de in het Verdrag beoogde economische
vervlechting doorkruist (arresten van 17 oktober 1972, Vereeniging van
Cementhandelaren/Commissie, 8/72, Jurispr. blz. 977, punt 29, en 11 juli 1985,
Remia e.a./Commissie, 42/84, Jurispr. blz. 2545, punt 22).
- 49.
- Dit effect is in casu des te merkbaarder, omdat bij verschillende soorten in- of
uitvoertransacties met goederen binnen de Gemeenschap en bij transacties tussen
communautaire marktdeelnemers douaneformaliteiten moeten worden vervuld,
zodat het nodig kan zijn, daarvoor een geregistreerde zelfstandige douane-expediteur in te schakelen.
- 50.
- Dit geldt onder meer voor het zogenoemde intern douanevervoer, waarbij
goederen uit Italië naar een lidstaat, dat wil zeggen van het ene punt binnen het
douanegebied van de Gemeenschap naar het andere, worden vervoerd via een
derde land (bijvoorbeeld Zwitserland). Dit soort operaties is van bijzonder belang
voor Italië, omdat een groot gedeelte van de goederen die vanuit het noordwesten
van dat land naar Duitsland en Nederland worden verzonden, via Zwitserland
worden vervoerd.
- 51.
- Uit het voorgaande volgt, dat de CNSD met de vaststelling van de tariefregeling
in strijd met artikel 85, lid 1, van het Verdrag heeft gehandeld.
- 52.
- In de derde plaats dient te worden onderzocht, in hoeverre deze inbreuk de
Italiaanse Republiek kan worden toegerekend.
- 53.
- Hoewel artikel 85 van het Verdrag als zodanig slechts betrekking heeft op het
gedrag van ondernemingen en niet op wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen
van de lidstaten, volgt niettemin uit de samenhang van dit artikel met artikel 5 van
het Verdrag, dat de lidstaten geen maatregelen, zelfs niet van wettelijke of
bestuursrechtelijke aard, mogen nemen of handhaven die het nuttig effect van de
op de ondernemingen toepasselijke mededingingsregels ongedaan kunnen maken
(zie met betrekking tot artikel 85 van het Verdrag arresten van 21 september 1988,
Van Eycke, 267/86, Jurispr. blz. 4769, punt 16; Reiff, reeds aangehaald, punt 14;
en Delta Schiffahrts- und Speditionsgesellschaft, reeds aangehaald, punt 14; zie met
betrekking tot artikel 86 van het Verdrag, arrest van 16 november 1977, GB-Inno-BM, 13/77, Jurispr. blz. 2115, punt 31).
- 54.
- Dat is met name het geval, indien een lidstaat de totstandkoming van met
artikel 85 strijdige mededingingsregelingen oplegt of stimuleert dan wel de werking
ervan versterkt of aan zijn eigen regeling het overheidskarakter ontneemt door de
verantwoordelijkheid voor het nemen van besluiten tot interventie op economisch
gebied aan particuliere marktdeelnemers over te dragen (zie de reeds aangehaalde
arresten Van Eycke, punt 16; Reiff, punt 14, en Delta Schiffahrts- und
Speditionsgesellschaft, punt 14).
- 55.
- Door de betrokken nationale regeling vast te stellen, heeft de Italiaanse Republiek
niet alleen de totstandkoming van een met artikel 85 van het Verdrag strijdige
overeenkomst voorgeschreven en ervan afgezien, invloed uit te oefenen op de
strekking daarvan, maar werkt zij er ook aan mee, dat deze wordt nageleefd.
- 56.
- In de eerste plaats dwingt artikel 14, sub d, van wet nr. 1612/1960 de CNSD een
bindende uniforme tariefregeling voor de diensten van douane-expediteurs vast te
stellen.
- 57.
- In de tweede plaats heeft de betrokken nationale regeling de
tariefbepalingsbevoegdheid van de overheid volledig aan de particuliere
marktdeelnemers overgelaten, zoals blijkt uit de punten 41-44 van dit arrest.
- 58.
- In de derde plaats verbiedt de Italiaanse wetgeving de registreerde douane-expediteurs uitdrukkelijk om van de tariefregeling af te wijken (artikel 11 van wet
nr. 1612/1960) op straffe van een verbod tot uitoefening van het beroep en
schorsing of doorhaling in het register (artikelen 38 tot en met 40 van het decreet
van de Minister van Financiën van 10 maart 1964).
- 59.
- In de vierde plaats is de Minister van Financiën weliswaar niet wettelijk ofbestuursrechtelijk bevoegd om de tariefregeling goed te keuren, maar ingevolge het
decreet van de Minister van Financiën van 6 juli 1988 heeft de tariefregeling
niettemin de schijn van een overheidsregeling. Om te beginnen heeft de publicatie
in de Serie generale van de Gazetta Ufficiale della Repubblica italiana het
vermoeden geschapen dat derden de tariefregeling kennen, een vermoeden waarop
het besluit van de CNSD anders nooit aanspraak had kunnen maken. Verder
maakt het officiële karakter dat de tariefregeling aldus heeft verkregen, het voor
de douane-expediteurs gemakkelijker om de daarin vastgestelde prijzen toe te
passen. En tenslotte kan dit cliënten ervan weerhouden de door de douane-expediteurs toegepaste prijzen te betwisten.
- 60.
- Op grond van het voorgaande moet worden vastgesteld, dat de Italiaanse
Republiek, door een wet aan te nemen en te handhaven die de CNSD via de
toekenning van de desbetreffende beslissingsbevoegdheid verplicht, als
ondernemersvereniging een besluit te nemen dat in strijd is met artikel 85
EG-Verdrag omdat daarbij een voor alle douane-expediteurs bindende
tariefregeling wordt vastgesteld, de ingevolge de artikelen 5 en 85 EG-Verdrag op
haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.
Kosten
- 61.
- Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het
ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, indien dit is gevorderd. Aangezien
de Italiaanse Republiek in het ongelijk is gesteld, moet zij in de kosten worden
verwezen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),
rechtdoende:
- 1.
- Door een wet aan te nemen en te handhaven die de Nationale raad van
douane-expediteurs (Consiglio nazionale degli spedizionieri doganali
CNSD) via de toekenning van de desbetreffende beslissingsbevoegdheid
verplicht, als ondernemersvereniging een besluit te nemen dat in strijd is
met artikel 85 EG-Verdrag omdat daarbij een voor alle douane-expediteurs
bindende tariefregeling wordt vastgesteld, is de Italiaanse Republiek de
ingevolge de artikelen 5 en 85 EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen
niet nagekomen.
- 2.
- De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten.
GulmannWathelet
Moitinho de Almeida
Jann Sevón
|
Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 18 juni 1998.
De griffier
De president van de Vijfde kamer
R. Grass
C. Gulmann