ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer)
21 januari 1998 (1)
Mededinging Artikelen 85 en 86 EG-Verdrag Uniforme bankcondities voor
opening van rekening-courantkrediet en algemene borgtocht
In de gevoegde zaken C-215/96 en C-216/96,
betreffende twee verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het
Tribunale di Genova (Italië), in de aldaar aanhangige gedingen tussen
C. Bagnasco e.a.
en
Banca Popolare di Novara soc. coop. a.r.l. (BPN) (C-215/96),
Cassa di Risparmio di Genova e Imperia SpA (Carige) (C-216/96),
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 85 en 86 EG-Verdrag met betrekking tot bepaalde uniforme bankcondities die de Associazione
Bancaria Italiana aan haar leden oplegt bij het sluiten van contracten inzake de
opening van een rekening-courantkrediet en de algemene borgtocht,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
samengesteld als volgt: G. Hirsch (rapporteur), president van de Tweede kamer,
waarnemend voor de president van de Zesde kamer, G. F. Mancini, J. L. Murray,
H. Ragnemalm en K. M. Ioannou, rechters,
advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer
griffier: R. Grass
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
C. Bagnasco e.a., vertegenwoordigd door A. Collivadino, advocaat te Genua,
de Banca Popolare di Novara soc. coop. arl (BPN), vertegenwoordigd door
G. Traverso, advocaat te Genua,
de Cassa di Risparmio di Genova e Imperia SpA (Carige),
vertegenwoordigd door L. Granata, advocaat te Genua,
de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door U. Leanza, hoofd van de
dienst Diplomatieke geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken,
als gemachtigde, bijgestaan door O. Fiumara, avvocato dello Stato,
de Commissie van de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door
F. Mascardi en W. Wils, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden,
gezien het rapport van de rechter-rapporteur,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 15 januari
1998,
het navolgende
Arrest
- 1.
- Bij twee beschikkingen van 15 mei 1996, ingekomen bij het Hof op 21 juni
daaraanvolgend, heeft het Tribunale di Genova krachtens artikel 177 EG-Verdrag
vier vragen gesteld over de uitlegging van de artikelen 85 en 86 van dit Verdrag,
in verband met bepaalde uniforme bankcondities (Norme bancaire uniformi:
hierna: NBU) die de Associazione Bancaria Italiana (hierna: ABI) aan haar
leden oplegt bij het sluiten van contracten inzake de opening van een rekening-courantkrediet en de algemene borgtocht.
- 2.
- Die vragen zijn gerezen in twee gedingen tussen, in zaak C-215/96, C. Bagnasco e.a.
en de Banca Popolare di Novara soc. coop. arl (hierna: BPN) en, in zaak
C-216/96, C. Bagnasco e.a. en de Cassa di Risparmio di Genova e Imperia SpA
(hierna: Carige), ter zake van de terugbetaling van door deze bankinstellingen
verstrekte kredieten.
- 3.
- Verzoekers in de hoofdgedingen, Banasco, als hoofddebiteur, en zijn borgen, als
hoofdelijke debiteuren, zijn opgekomen tegen twee voorlopig ten uitvoer
gelegde bevelen van 1 juni 1992, waarbij de president van het Tribunale di
Genova hen, op verzoek van respectievelijk de BPN en de Carige, had gelast
ten gunste van de BPN te betalen het bedrag van 222 440 332 LIT, uiteenvallend
in:
een bedrag van 170 440 332 LIT, zijnde het debetsaldo van een op naam
van Bagnasco krachtens een contract van 8 oktober 1991 geopende
rekening-courant, vermeerderd met interessen van 17 % vanaf 1 april 1992;
een bedrag van 9 400 000 LIT, zijnde het debetsaldo van een op naam van
Bagnasco krachtens een contract van 27 december 1991 geopende rekening-courant, vermeerderd met interessen van 17,50 % vanaf 1 april 1992;
een bedrag van 21 600 000 LIT, zijnde het bedrag van vier destijds door de
BPN gedisconteerde en door de individuele onderneming Fidaurum van
Bagnasco uitgegeven orderbriefjes, voor welk bedrag de overige verzoekers
in de hoofdgedingen zich op 22 januari 1992 ieder borg hebben gesteld voor
een bedrag van 5 400 000 LIT, vermeerderd met de wettelijke rente van
10 % vanaf 22 mei 1992;
een bedrag van 21 000 000 LIT ter zake van op A. Sbardella getrokken
wissels, gedisconteerd en op rekening-courant gecrediteerd behoudens
betaling door de hoofdschuldenaar, een en ander blijkend uit de door
Bagnasco getekende opgaven, en ter zake van de inpandgeving, eveneens
ten laste van A. Sbardella, van door Bagnasco gedisconteerde wissels, alle
getrokken op een persoon ter zake van wie protest was gedaan, met als
resultaat dat krachtens de contractuele bedingen de niet-vervallen wissels
evenmin konden worden voldaan, voornoemd bedrag vermeerderd met
15 % interessen vanaf de datum van het betalingsbevel;
en, ten gunste van Carige, te betalen het bedrag van 124 119 497 LIT,
uiteenvallend in:
een bedrag van 48 798 664 LIT, zijnde het debetsaldo van een krachtens
een contract van 28 augustus 1989 op naam van Bagnasco geopende
rekening-courant, vermeerderd met interessen van 17,50 % vanaf 11 juni
1992;
een bedrag van 75 320 833 LIT, vermeerderd met interessen van 15 %
vanaf 11 juni 1992, zijnde het bedrag van een voorschot van de bank van
95 000 000 LIT, overeengekomen op 12 november 1991, waarvoor Bagnasco
19 orderbriefjes had uitgegeven.
- 4.
- Het bevel tegen verzoekers in de hoofdgedingen, die hoofdelijke debiteuren zijn,
is verkregen op grond dat zij zich borg hadden gesteld voor de niet-betaalde
orderbriefjes en op grond van de algemene borgtocht (fidejussione omnibus)
waartoe zij zich hadden verbonden voor een bedrag van 300 000 000 LIT (zaak
C-215/96) en een bedrag van 195 000 000 LIT (zaak C-216/96).
- 5.
- Laatstgenoemden hebben de verwijzende rechter verzocht, te verklaren dat de
litigieuze bevelen ongeldig zijn en/of niet kunnen worden tegengeworpen, of,
subsidiair, het daadwerkelijk aan de twee banken verschuldigde bedrag te bepalen.
Zij betogen onder meer dat de NBU, waarop de vorderingen van verweersters in
de hoofdgedingen berusten, onverenigbaar zijn met de artikelen 85 en 86 van het
Verdrag.
- 6.
- Volgens het Tribunale di Genova staat vast, dat de artikelen 85 en 86 van het
Verdrag particulieren rechten verlenen waarop deze zich voor de nationale rechter
kunnen beroepen. Voorts is het van oordeel dat de NBU, die door de ABI aan de
aangesloten banken worden opgelegd en als zodanig door alle Italiaanse banken
in hun betrekkingen met hun cliëntèle worden toegepast, een mededingingsregeling
vormen en meer in het bijzonder een besluit van een ondernemersvereniging in de
zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag.
- 7.
- De verwijzende rechter meent evenwel, dat bepaalde bedingen van de contracten
inzake de opening van een rekening-courantkrediet en de algemene borgstelling het
probleem van de verenigbaarheid met de artikelen 85 en 86 van het Verdrag aan
de orde stellen.
- 8.
- Met betrekkingen tot de opening van rekening-courantkredieten stelt de
verwijzende rechter vast, dat de door Bagnasco met de BPN gesloten contracten
in punt 2 voorzien in de toepassing van een jaarlijkse rente van 17 % en 17,5 %,
vermeerderd met een commissie van 0,125 % over het hoogste debetsaldo voor
ieder kwartaal of iedere fractie van een kwartaal.
- 9.
- Voornoemd punt 2 bepaalt voorts, dat de rentetarieven (...) kunnen worden
verhoogd of verlaagd indien wijzigingen op de geldmarkt daartoe aanleiding
vormen. Punt 12 van het contract bepaalt, dat de banken de rentetarieven op
ieder moment kunnen wijzigen (...) door een desbetreffende mededeling in hun
lokalen te afficheren of op de door hen passend geachte wijze. Dergelijke
clausules, die zijn overgenomen uit het standaardcontract van de ABI, zijn ook
opgenomen in het contract van Bagnasco met de Carige.
- 10.
- Volgens de verwijzende rechter wordt alleen over de aanvankelijke vaststelling van
de debetrente rechtstreeks tussen partijen onderhandeld en is de later verhoging
van de rentevoet ten gevolge van wijzigingen op de geldmarkt voor de gemiddelde
cliënt van de bank niet, althans moeilijk te voorzien. Daardoor kan de bank
gemakkelijker beslissen, op welk moment de rentevoet wordt gewijzigd en hoe de
wijzigingen aan de cliëntèle worden meegedeeld.
- 11.
- Met betrekking tot de algemene borgstelling merkt het Tribunale die Genova op,
dat de relevante bedingen in het standaardcontract van de ABI en in de thans in
geding zijnde contracten betrekking hebben op:
de verbintenis een zekerheid te stellen tegen de voor de zekerheidsstelling
voorziene rentevoet en, in ieder geval, tegen een rentevoet die niet lager is
dan de lopende rente, ter voldoening aan iedere verplichting tegenover
de bank, voor alle bancaire handelingen, van welke aard ook, ongeacht of
de debiteur daarvoor reeds toestemming heeft of daarvoor nog toestemming
moet krijgen (of voor de gesubrogeerde); de borgtocht vormt voor het
overige een waarborg voor iedere andere verplichting die de hoofddebiteur
op enig moment tegenover de bank mocht hebben uit hoofde van
zekerheden die diezelfde debiteur de bank reeds heeft gesteld of in de
toekomst stelt in het belang van derden (waardoor een mechanisme van
borgstelling van de borgstelling ontstaat dat, wat de betrokken personen
betreft, nagenoeg onbeperkt en oncontroleerbaar kan worden uitgebreid);
in punt 5, de verplichting voor degene die zich borg stelt, zich op de hoogte
te houden van de vermogenssituatie van de debiteur en inzonderheid bij
deze laatste te informeren naar de ontwikkeling van zijn betrekkingen met
de bank, die is ontheven van de verplichting, de borg te verzoeken om de
bijzondere toestemming bedoeld in artikel 1956 Codice civile, dat het
volgende bepaalt: eenieder die zich borg heeft gesteld, is van zijn
toekomstige verplichtingen bevrijd indien de schuldeiser krediet heeft
verleend aan een derde zonder uitdrukkelijke toestemming van de borg,
terwijl hij wist dat de financiële situatie van die persoon zodanig was
geëvolueerd, dat terugbetaling van het betrokken krediet aanmerkelijk
moeilijker was geworden;
in punt 6, het feit dat de borg de bank ontheft van de verplichting, te
handelen binnen de termijn gesteld in artikel 1957 Codice civile, luidend als
volgt: Eenieder die zich borg heeft gesteld blijft gebonden, zelfs nadat de
hoofdverplichting teniet is gegaan, wanneer de crediteur tegen de debiteur
binnen een termijn van zes maanden een vordering heeft ingediend en
vervolgens met voortvarendheid heeft gehandeld. Volgens ditzelfde punt 6
van het standaardcontract blijft de borg gebonden in afwijking van voormeld
artikel 1957, zelfs indien de bank tegen de debiteur en de mededebiteuren
geen vordering aanhangig heeft gemaakt of die procedure niet heeft
voortgezet, waardoor hij hoofdelijk gebonden blijft totdat de schuld
volledig heeft opgehouden te bestaan, zonder beperking in de tijd noch
inachtneming van voorwaarden;
in punt 7, lid 1, de verbintenis van de borg de bank op eenvoudig verzoek,
zelfs in geval van verzet van de debiteur, te betalen hetgeen haar
verschuldigd is aan kapitaal, interessen, kosten, belastingen, heffingen en
andere bijkomende bedragen;
in punt 7, lid 3, de verklaring volgens welke voor de bepaling van de
gewaarborgde schuld, de boekhouding van de bank als bewijs geldt
tegenover de borg, zijn erfgenamen en rechtverkrijgenden, zonder dat de
bank evenwel op eigen initiatief aan de borg algemene informatie hoeft te
verstrekken over de stand van de rekeningen en, in het algemeen, over haar
betrekkingen met de debiteur;
in punt 7, lid 5, de afwijking van artikel 1939 Codice civile, bepalende dat
de borgtocht niet geldig is bij ongeldigheid van de hoofdverbintenis,
behalve indien het gaat om een door een onbekwame aangegane
verbintenis, met als gevolg dat de verbintenis met al haar gevolgen
gehandhaafd zou moeten blijven, ook indien de hoofdverbintenis om
enigerlei reden ongeldig is, in dier voege dat de borg, ingeval de
hoofdverbintenis nietig wordt verklaard of wordt vernietigd, gebonden is als
ware de verbintenis door hem zelf aangegaan.
- 12.
- Met betrekking tot al deze bedingen is de verwijzende rechter van oordeel, dat een
beslissing van het Hof relevant is ter zake van de bedragen waarop de BPN en de
Carige recht menen te hebben uit hoofde van de door Bagnasco gesloten
contracten inzake de opening van rekeningen-courant en de borgstelling voor die
bedragen door de overige verzoekers in de hoofdgedingen. Hij heeft derhalve de
behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende vier prejudiciële vragen
gesteld:
1) Zijn de Norme Bancarie Uniformi (NBU) (.Uniforme Bankvoorwaarden)
die de ABI aan haar leden met betrekking tot de opening van een rekening-courantkrediet oplegt en die door de banken die lid van de ABI zijn op
uniforme en bindende wijze worden opgelegd en toegepast, in
overeenstemming met artikel 85 van het Verdrag voor zover de
kredietopening onderworpen is aan een regeling volgens welke de rentevoet
niet van te voren is bepaald, noch kan worden bepaald door de klant, op
grond dat deze voorwaarden de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen
beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging
binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst?
2) Indien de in vraag 1) bedoelde onverenigbaarheid wordt vastgesteld, welke
zijn dan de gevolgen daarvan voor de overeenkomstige bedingen in
contracten voor de opening van een rekening-courantkrediet, die de bij de
ABI aangesloten banken vervolgens met hun cliëntèle sluiten, ervan
uitgaande dat de bij de ABI aangesloten banken tezamen moeten worden
geacht op de nationale kredietmarkt een collectieve machtspositie in de zinvan artikel 86 van het Verdrag in te nemen en dat de concrete toepassing
van de betrokken regels (betreffende de bepaling van de rentevoet)
misbruik oplevert?
3) Verdragen de door de ABI aan haar leden opgelegde NBU betreffende de
.algemene borgtocht tot zekerheid van de opening van een krediet voor
zover deze voorwaarden door de aangesloten banken op uniforme en
bindende wijze worden opgelegd en toegepast zich, wat de in de
motivering van de onderhavige beschikking bedoelde bedingen tezamen
betreft, met artikel 85 van het Verdrag, in zoverre zij de handel tussen de
lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge
hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt
verhinderd, beperkt of vervalst?
4) Indien de in vraag 3) bedoelde onverenigbaarheid wordt vastgesteld, welke
zijn dan de gevolgen daarvan voor de overeenkomstige bedingen in de
borgstellingscontracten en voor de contracten zelf, die op basis van de
standaardcontracten door de individuele banken met hun cliëntèle worden
gesloten, in aanmerking nemende dat de bij de ABI aangesloten banken
tezamen kunnen worden geacht op de nationale kredietmarkt een
collectieve machtspositie in de zin van artikel 86 van het Verdrag in te
nemen en dat de concrete toepassing van de betrokken regels misbruik
oplevert?
- 13.
- Om te beginnen moet worden opgemerkt, dat na het sluiten van de in de
hoofdgedingen aan de orde zijnde contracten de Italiaanse regelgeving op het
gebied van de opening van een rekening-courantkrediet en de algemene borgtocht
is gewijzigd. Bij wet nr. 154/92 werd de regeling van de algemene borgtocht herzien
door de op de banken gelegde verplichting, het maximaal gewaarborgde bedrag van
te voren te bepalen.
- 14.
- Voorts besloot de ABI bij nota van 22 februari 1993, haar uniforme bankconditities
mee te delen aan de Commissie opdat deze ze aan artikel 85 van het Verdrag zou
toetsen. Dezelfde documenten werden meegedeeld aan de Banca d'Italia, in haar
hoedanigheid van bevoegde nationale autoriteit voor de toepassing van de
regelgeving op het gebied van de bescherming van de mededinging en de markt in
de kredietsector.
- 15.
- Bij brief van 7 juli 1993 stelde de Commissie de Banca d'Italia in kennis van haar
besluit, slechts drie van de zesentwintig meegedeelde overeenkomsten te
onderzoeken. Zonder een standpunt in te nemen over de vraag, of er een
eventuele beperking van de mededinging bestond, gaf de Commissie te kennen, dat
het merendeel van de overeenkomsten, waaronder die betreffende de opening van
een rekening-courantkrediet en de algemene borgtocht, de tussenstaatse handel niet
geheel of merkbaar leek te kunnen beïnvloeden. Zij wees er daartoe op, dat de
betrokken diensten van de banken zich enkel tot het nationale grondgebied
uitstrekken en betrekking hebben op economische activiteiten die, ingevolge
contractuele bedingen of op grond van hun aard, enkel op Italiaans grondgebied
moeten worden uitgeoefend of slechts een zeer beperkte invloed hebben op het
handelsverkeer tussen de lidstaten. Zij merkte voorts op, dat de deelneming van
dochterondernemingen of filialen van niet-Italiaanse financiële instellingen beperkt
is. Zij verklaarde derhalve, niet over te willen gaan tot andere instructies met
betrekking die overeenkomsten, aangezien artikel 85 van het Verdrag er volgens
haar niet op van toepassing was.
- 16.
- De enige overeenkomsten waarvan de Commissie meende dat zij onder haar
bevoegdheid vielen, hebben betrekking op de voorwaarden inzake rekeningen-courant met de opening van een krediet in buitenlandse valuta, en op de
voorwaarden die gelden voor diensten op het gebied van de inning of de acceptatie
van in Italië of in het buitenland betaalbare wissels, documenten of kredietbrieven.
- 17.
- Op 23 november 1993 leidde de Banca d'Italia een procedure in krachtens wet
nr. 287/90, waarvan artikel 2, lid 2, de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het
Verdrag overneemt, ten einde de drieëntwintig van het onderzoek van de
Commissie uitgesloten overeenkomsten te onderzoeken. De procedure werd
afgerond met besluit nr. 12 van 3 december 1994 (Bolletino dell'Autorità Garante
della Concorrenza e del Mercato van 19 december 1994, jaar IV, nr. 48, blz. 75),
waarin de Banca d'Italia verklaarde dat zowel de NBU betreffende de borgtochten
tot zekerheid van de opening van een krediet als die inzake de opening van
rekening-courantkredieten de mededinging ongunstig beïnvloeden. Bij voormeld
besluit werd de ABI uitgenodigd, de overeenkomsten te wijzigen en de wijzigingen
aan haar leden mee te delen. Tevens werd de ABI verzocht, haar leden erop te
wijzen dat de NBU slechts een aanwijzing vormen, generlei bindende kracht
hebben en evenmin een aanbeveling vormen, zodat ieder lid er zich al dan niet op
kan beroepen en er alle wijzigingen in kan aanbrengen die het nuttig acht.
- 18.
- Na dit besluit bracht de ABI in de NBU de door de Banca d'Italia verlangde
wijzigingen aan. Die wijzigingen hebben evenwel geen terugwerkende kracht voor
reeds gesloten contracten.
De ontvankelijkheid van de prejudiciële verwijzen
- 19.
- De BPN merkt om te beginnen op, dat de aan het Hof voorgelegde vragen niet
relevant zijn voor de beslissing in de hoofdgedingen. Haars inziens tonen het
contractuele documentaire bewijsmateriaal en het betalingsbevel duidelijk aan, dat,
wat de contracten inzake kredietopening betreft, de bedingen en, bijgevolg, de door
de ABI opgelegde maatregelen geen betrekking hebben op variabele rentetarieven
of rentetarieven die worden beïnvloed door de marktcondities, maar daarentegen
op tarieven die a priori op vaste basis worden overeengekomen en dat, wat de
borgtocht betreft, het een contract betreft waarin ieder beding dat een geval van
schending van de artikelen 85 en 86 zou kunnen opleveren, geheel irrelevant is.
- 20.
- Volgens vaste rechtspraak is het uitsluitend een zaak van de nationale rechter aan
wie een geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te
geven rechterlijke beslissing om, gelet op de bijzonderheden van elk geval, te
oordelen over de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn
vonnis alsmede over de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt (zie
arresten van 7 december 1995, Spano e.a., C-472/93, Jurispr. blz. I-4321, punt 15,
en 10 juli 1997, Maso e.a., C-373/95, Jurispr. blz. I-4051, punt 26). Eerst wanneer
duidelijk blijkt, dat de door de nationale rechter gestelde vraag over de uitlegging
van het gemeenschapsrecht of de geldigheid van een communautair voorschrift
geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het
hoofdgeding, kan het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard (zie in het
bijzonder arrest Spano e.a., reeds aangehaald, punt 15, en van 15 december 1995,
Bosman, C-415/93, Jurispr. blz. I-4921, punt 61).
- 21.
- In casu kan worden volstaan met vast te stellen, dat de tussen partijen in de
hoofdgedingen gesloten contracten bedingen bevatten die verband houden met de
NBU, ter zake waarvan de verwijzende rechter het noodzakelijk heeft geacht het
Hof om uitlegging van het gemeenschapsrecht te verzoeken ten einde te kunnen
beoordelen of zij verenigbaar zijn met de artikelen 85 en 86 van het Verdrag.
- 22.
- Onder die omstandigheden zijn de door de BPN tegen de ontvankelijkheid van de
prejudiciële vragen opgeworpen bezwaren onaanvaardbaar en moeten de gestelde
vragen worden beantwoord.
De eerste vraag
- 23.
- Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in hoofdzaak te vernemen, of
uniforme bankcondities die de banken het recht geven, in contracten betreffende
de opening van een rekening-courantkrediet het rentetarief op ieder moment te
wijzigen wegens wijzigingen op de geldmarkt, en zulks door middel van een in hun
lokalen geafficheerde mededeling of op de door hen meest geschikt geachte wijze,
ertoe strekken of ten gevolge hebben de mededinging te beperken of de handel
tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden in de zin van artikel 85, lid 1, van
het Verdrag.
- 24.
- Verzoekers in de hoofdgedingen betogen, dat er in Italië een mededelingsregeling
bestaat voor de vaststelling van de door de banken jegens hun debiteuren
toegepaste rentetarieven en dat er eveneens overeenkomsten en/of
mededingingsregelingen bestaan ter zake van de binnen de ABI via de NBU
opgestelde algemene voorwaarden van de contracten, die de banken stelselmatig
opnemen in de standaardcontracten die zij aan hun cliëntèle aanbieden. Ten
gevolge van die bedingen is de positie van de hoofddebiteur en van de borg,
ongeacht hun nationaliteit, die zich tegenover een Italiaanse bank hebben
verbonden, verzwakt ten opzichte van die van iedere andere debiteur en/of borg
die met een bank van een andere lidstaat onderhandelt.
- 25.
- Zelfs het basistarief wordt niet vastgesteld in vrij overleg tussen partijen, aangezien
de bij de ABI aangesloten banken de besluiten van het kartel dienen te
eerbiedigen. De cliënt zal derhalve geen aanzienlijke verschillen tussen de door de
diverse kredietinstellingen toegepaste tarieven aantreffen.
- 26.
- Volgens verzoekers in de hoofdgedingen beschikken de banken bovendien over de
mogelijkheid, hun tarieven, prijzen en andere voorwaarden eenzijdig te wijzigen.
De enige bescherming voor de cliënt is gelegen in opzegging van het contract. Het
betreft hier echter slechts een zuiver theoretische mogelijkheid, aangezien de cliënt,
juist door het kartel tussen de banken, heel moeilijk een kredietinstelling zal vinden
die andere rentetarieven toepast. De cliënt die een krediet in rekening-courant
moet openen, bevindt zich tegenover de bij de ABI aangesloten banken derhalve
in een situatie van absolute afhankelijkheid.
- 27.
- Volgens de BPN is de bewering dat de inhoud van haar contracten wordt bepaald
door de beperkingen en verplichtingen die de ABI oplegt, zoals de in de
verwijzingsbeschikking bedoelde situatie, zuiver fictief en ondenkbaar. Bovendien
blijkt bij analyse van de betrokken markt zowel vanuit het oogpunt van marketing
als vanuit geografisch oogpunt dat de werkzaamheid van de banken geen
voldoende ruime marge laat om de toepassing toe te staan van een uniforme
bankpolitiek die de mededinging verhindert, beperkt of vervalst.
- 28.
- De Carige merkt op, dat de regeling ter zake van niet volledig bepaalde noch
bepaalbare rentetarieven niet onverenigbaar is met artikel 85 van het Verdrag, daar
zij niet berust op overeenkomsten tussen ondernemingen, die de mededinging op
de markt van diensten op het gebied van overmakingen van kapitaal merkbaar
ongunstig kunnen beïnvloeden.
- 29.
- De Italiaanse regering wijst erop, dat de ABI bij nota van 22 februari 1993 de
Commissie mededeling heeft gedaan van de aan haar leden verzonden circulaires,
waarin de NBU zijn opgenomen, opdat deze ze zou toetsen aan artikel 85 van het
Verdrag. Dezelfde documenten zijn meegedeeld aan de Banca d'Italia, de bevoegde
nationale autoriteit voor de toepassing van de regelgeving op het gebied van de
bescherming van de mededinging en de markt in de kredietsector.
- 30.
- De Italiaanse regering beklemtoont, dat de enige overeenkomsten die naar het
oordeel van de Commissie onder haar bevoegdheid vallen, betrekking hebben op
de voorwaarden betreffende rekeningen-courant met de mogelijkheid van
kaskrediet, de voorwaarden betreffende rekeningen-courant met kredietopening in
buitenlandse valuta en de voorwaarden betreffende diensten op het gebied van
inning en acceptatie van in Italië en in het buitenland betaalbare wissels,
documenten of kredietbrieven. Deze overeenkomsten zijn in casu niet aan de orde.
- 31.
- Volgens de Commissie is het weliswaar niet uitgesloten, dat de betrokken bedingen
beperkingen meebrengen voor de mededinging doordat zij de contractuele vrijheid
van de bij de ABI aangesloten banken beperken, maar zijn die bedingen niet
onverenigbaar met artikel 85 van het Verdrag, daar zij de tussenstaatse handel niet
merkbaar ongunstig beïnvloeden.
- 32.
- Er zij aan herinnerd, dat ingevolge artikel 85, lid 1, van het Verdrag onverenigbaar
met de gemeenschappelijke markt en verboden zijn, alle overeenkomsten tussen
ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling
afgestemde feitelijke gedragingen welke ertoe strekken of ten gevolge hebben dat
de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt
of vervalst.
- 33.
- Het is vaste rechtspraak van het Hof, dat, om te kunnen beoordelen of een
overeenkomst als verboden moet worden beschouwd wegens de vervalsing van de
mededinging die er het gevolg van is, de mededinging moet worden bezien binnen
het feitelijke kader waarin zij zich zonder de litigieuze overeenkomst zou afspelen
(zie arresten van 28 mei 1998, Deere/Commissie, C-7/95 P, Jurispr. blz. I-3111,
punt 76, en New Holland Ford/Commissie, C-8/95 P, Jurispr. blz. I-3175, punt 90).
- 34.
- Ingevolge artikel 85, lid 1, van het Verdrag is een dergelijke beoordeling niet enkel
beperkt tot de werkelijke gevolgen, doch moet zij eveneens rekening houden met
de potentiële gevolgen van de overeenkomst voor de mededinging op de
gemeenschappelijke markt. Een overeenkomst ontkomt evenwel aan het verbod
van artikel 85, wanneer zij de markt slechts in zeer geringe mate beïnvloedt
(arresten Deere/Commissie, punt 77, en New Holland Ford/Commissie, punt 91,
beide reeds aangehaald).
- 35.
- Dienaangaande moet worden vastgesteld, dat de opening van een rekening-courantkrediet een bancaire handeling vormt die naar haar aard is gekoppeld aan
de mogelijkheid voor de bank, het overeengekomen rentetarief te wijzigen omdat
referenties als met name de condities van herfinanciering van het krediet door de
banken, daartoe aanleiding vormen. Deze mogelijkheid impliceert voor de cliënt
van de bank weliswaar het risico van een renteverhoging terwijl het contract loopt,
maar biedt hem ook de kans op renteverlaging. Wanneer, zoals in casu, het
variëren van de rentetarief afhangt van objectieve elementen, zoals wijzigingen op
de geldmarkt, kan een mededingingsregeling die de mogelijkheid van een vasterente uitsluit, geen merkbare beperkende invloed op de mededinging hebben.
- 36.
- Aangaande het beding volgens hetwelk de banken wijzigingen van het rentetarief
meedelen door middel van affichage in hun lokalen of op de wijze die zij het meest
geschikt achten, kan worden volstaan met de vaststelling, dat dit beding de banken
niet belet, hun cliënten op passender wijze in kennis te stellen.
- 37.
- Op de eerste vraag moet derhalve worden geantwoord, dat uniforme bankcondities
die de banken het recht geven, in contracten betreffende de opening van een
rekening-courantkrediet het rentetarief op ieder moment te wijzigen wegens
wijzigingen op de geldmarkt, en zulks door middel van een in hun lokalen
geafficheerde mededeling of op de door hen meest geschikt geachte wijze, niet
ertoe strekken of ten gevolge hebben de mededinging te beperken in de zin van
artikel 85, lid 1, van het Verdrag.
De derde vraag
- 38.
- Met de derde vraag wenst de verwijzende rechter in hoofdzaak te vernemen, of
uniforme bankcondities op het gebied van de algemene borgtocht tot zekerheid van
de opening van een rekening-courantkrediet, zoals omschreven in punt 11 van het
onderhavige arrest, tezamen genomen ertoe strekken of ten gevolge hebben de
mededinging te beperken of de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen
beïnvloeden in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag.
- 39.
- Verzoekers in de hoofdgedingen betogen, dat degene die zich bij een in Italië
werkzame bank borg heeft gesteld, volgens de Italiaanse rechtspraak gehouden is
tot betaling van alle bedragen die door de bank worden gevorderd uit hoofde van
door de bank ten gunste van de hoofddebiteur verrichte bancaire handelingen,
ongeacht of het gaat om gebruikelijke, bijkomende of occasionele, lopende of nog
te verrichten handelingen, zelfs indien die handelingen, door de discretionaire
bevoegdheid van de bank, een onvoorziene verhoging van het totale debetsaldo van
de cliënt bij die bank meebrengen.
- 40.
- Tot staving van dit argument verwijzen verzoekers in de hoofdgedingen naar
punt 7, lid 5, van het contract met de borg, volgens hetwelk de verbintenis volledig
van kracht blijft, ook indien de hoofdverbintenis om enigerlei reden ongeldig is, in
dier voege dat de borg in geval van nietigverklaring of vernietiging van de
hoofdverbintenis wordt geacht zich te hebben verbonden als had hij voor eigen
rekening gehandeld.
- 41.
- De Carige merkt daarentegen op, dat de door de ABI opgelegde NBU op het
gebied van de algemene borgtocht tot zekerheid van een kredietopening
verenigbaar zijn met artikel 85 van het Verdrag, daar zij de mededinging op de
markt wegens de aard van de verrichte diensten niet merkbaar kunnen
beïnvloeden.
- 42.
- De Commissie betoogt, dat bij de huidige stand van de kennis ter zake van de
grensoverschrijdende stroom van vraag en aanbod van bancaire diensten op het
gebied van de opening van rekening-courantkrediet en algemene borgtocht, de
betrokken diensten voor banken uit andere lidstaten geen beslissende betekenis
lijken te hebben om de Italiaanse financiële markt te betreden. Onder verwijzing
naar haar argumenten in haar brief van 7 juli 1993, merkt de Commissie op, dat
de NBU op basis waarvan de twee litigieuze contracten zijn gesloten, niet voldoen
aan een van de voorwaarden voor toepassing van artikel 85, lid 1, van het Verdrag,
te weten de handel tussen lidstaten merkbaar ongunstig beïnvloeden.
- 43.
- Om te beginnen zij eraan herinnerd, dat borgtocht een klassieke vorm van
zekerheid vormt, waarmee onder meer het debetsaldo van een rekening-courant
kan worden gewaarborgd. De Italiaanse Codice civile geeft voor borgtocht een
specifieke regeling, waarvan onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken.
- 44.
- Voor zover de NBU, in afwijking van de regelgeving van de Codice civile, regels
betreffende de borgtocht tot zekerheid voor bancaire handelingen vastleggen,
strekken zij ertoe, de schuldvorderingen van de banken zo doeltreffend mogelijk
te waarborgen.
- 45.
- Aangezien die regels daarentegen, volgens de vaststellingen van de verwijzende
rechter, verplicht zijn voor de leden van de ABI, beperken zij de contractuele
vrijheid van de banken door deze te beletten, hun cliënten die een krediet wensen
te openen gunstiger voorwaarden voor de bijkomende borgtocht te bieden. Deze
laatste is evenwel slechts accessoir aan een hoofdcontract, waarvoor hij in de
praktijk vaak een prealabele voorwaarde is (zie arrest van 17 maart 1998,
Dietzinger, C-45/96, Jurispr. blz. I-1199, punt 18).
- 46.
- In die omstandigheden moet niet eerst worden ingegaan op de vraag, of die
beperking van de contractuele vrijheid merkbare gevolgen voor de mededinging
heeft, maar dient om te beginnen te worden onderzocht, welke eventuele gevolgen
bedingen als die vervat in de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde contracten
inzake algemene borgtocht voor de handel tussen lidstaten hebben.
- 47.
- Dienaangaande volgt uit vaste rechtspraak, dat een overeenkomst tussen
ondernemingen, om de handel tussen lidstaten ongunstig te kunnen beïnvloeden,
op grond van een aantal objectieve elementen feitelijk en rechtens met een
voldoende mate van waarschijnlijkheid moet doen verwachten dat zij, al dan niet
rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, op de handelsstromen tussen lidstaten een
zodanige invloed kan uitoefenen, dat de verwezenlijking van de doelstellingen van
een gemeenschappelijke markt tussen lidstaten wordt geschaad (zie arrest van
11 juli 1985, Remia e.a./Commissie, 42/84, Jurispr. blz. 2545, punt 22). De
ongunstige beïnvloeding van de handel tussen lidstaten is in de regel dus het gevolg
van verscheidene factoren, die, elk afzonderlijk, niet per se beslissend behoeven te
zijn (zie arrest van 15 december 1994, DLG, C-250/92, Jurispr. blz. I-5641,
punt 54).
- 48.
- Het is tevens vaste rechtspraak, dat artikel 85, lid 1, van het Verdrag weliswaar niet
het bewijs verlangt, dat de in deze bepaling bedoelde overeenkomsten het
intracommunautaire handelsverkeer merkbaar hebben beïnvloed, maar wel het
bewijs dat deze overeenkomsten een dergelijk gevolg kunnen hebben (zie arrest
van 17 juli 1997, Ferriere Nord/Commissie, C-219/95 P, Jurispr. blz. I-4411,
punt 19).
- 49.
- In casu gaat het om de gevolgen van de algemene borgtocht voor de tussenstaatse
handel en is het derhalve denkbaar, dat in Italië gevestigde dochterondernemingen
of filialen van banken van andere lidstaten menen dat zij, om voor de voordelen
van het lidmaatschap van de ABI in aanmerking te komen, de NBU moeten
toepassen en de toepassing van gunstiger condities derhalve achterwege moeten
laten. Aangezien voorts nagenoeg alle Italiaanse banken lid zijn van ABI, zou het
kunnen gebeuren dat de cliënten die een contract voor de opening van een
rekening-courantkrediet wensen te sluiten, slechts over een beperkte keuze van een
bank beschikken, wanneer voor het sluiten van een dergelijk contract een
borgstelling wordt verlangd die wordt beheerst door de NBU, waarvan in wezen
niet kan worden afgeweken.
- 50.
- Het antwoord op de vraag of de voorwaarden voor toepassing van artikel 85, lid 1,
van het Verdrag al dan niet vervuld zijn, hangt in beginsel weliswaar af van
ingewikkelde economische beoordelingen waartoe de nationale rechter in
voorkomend geval aan de hand van de in de rechtspraak van het Hof vastgelegde
criteria dient over te gaan, maar in bepaalde situaties, en gelet op de door het Hof
verschafte aanwijzingen, lijkt een dergelijke analyse niet noodzakelijk (zie arrest
DLG, reeds aangehaald, punt 55). Dit is in casu het geval.
- 51.
- In dit verband moet in aanmerking worden genomen dat de Commissie, op de
vraag van de ABI of de bedingen inzake de algemene borgtocht verenigbaar waren
met artikel 85 van het Verdrag, heeft vastgesteld dat de betrokken bancaire dienst
betrekking heeft op economische activiteiten die een zeer geringe invloed hebben
op het handelsverkeer tussen lidstaten en dat de deelneming van
dochterondernemingen of filialen van niet-Italiaanse financiële instellingen beperkt
is (zie punt 15 van dit arrest). Bovendien heeft de Commissie in antwoord op een
vraag van het Hof verklaard, dat het mogelijke gebruik van contracten voor de
opening van krediet en algemene borgtocht door de voornaamste cliëntèle van de
buitenlandse banken, dat wil zeggen grote ondernemingen en buitenlandse
ondernemers, niet van groot belang is en in ieder geval niet van beslissend belang
voor de buitenlandse banken bij hun beslissing zich al dan niet in Italië te vestigen,
aangezien contracten zoals de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde door die
cliëntèle slechts zelden worden gebruikt. Deze vaststellingen van de Commissie zijn
in het kader van de onderhavige procedure niet betwist.
- 52.
- Op grond van geen ander element in het dossier valt voor het overige met een
voldoende mate van waarschijnlijkheid te voorzien, dat de aarzeling van de cliënten
die een contract voor de opening van een rekening-courantkrediet wensen te sluiten
bij de keuze van een bank, zulks op grond van de NBU betreffende de algemene
borgtocht, een merkbare invloed op de tussenstaatse handel heeft.
- 53.
- Op de derde vraag moet derhalve worden geantwoord, dat uniforme bankcondities
betreffende de algemene borgtocht tot zekerheid van een rekening-courantkrediet
en houdende afwijking van het gemene recht inzake borgstelling, zoals die welke
in de hoofdgedingen aan de orde zijn, tezamen bezien de handel tussen lidstaten
niet ongunstig kunnen beïnvloeden in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag.
De tweede en de vierde vraag
- 54.
- Met de tweede en de vierde vraag wenst de verwijzende rechter om te beginnen
te vernemen, of de toepassing van de NBU moet worden aangemerkt als misbruik
van een collectieve machtspositie, in de zin van artikel 86 van het Verdrag, door
de bij de ABI aangesloten banken. Vervolgens vraagt hij zich af, welke gevolgen
een eventuele onverenigbaarheid van de NBU met de artikelen 85 en 86 van het
Verdrag zou kunnen hebben voor de overeenkomstige bedingen in de contracten
die de banken met hun cliënten hebben gesloten.
- 55.
- De BPN ziet niet in, hoe de betrokken bedingen de uitdrukking van een
machtspositie kunnen vormen, aangezien de zelfbeperking die besloten ligt in het
maximumbedrag van het debetsaldo en de bedingen die de borg specifieke rechten
verlenen inzake opzegging, informatie en dergelijke, in tegenspraak is met de
stelling dat, door middel van bedingen van uniforme inhoud of
mededingingsregelingen, uitvoering wordt gegeven aan een contractuele
bedoeling, de vrije mededinging te begrenzen of te beperken, afkomstig van
personen die buiten de betrokken rechtstreekse contractuele betrekking staan.
- 56.
- Onder verwijzing naar de rechtspraak van het Hof (zie arrest van 17 oktober 1995,
DIP e.a., C-140/94C-142/94, Jurispr. blz. I-3257, punten 26 en 27) beklemtoont de
Commissie om te beginnen, dat de enkele omstandigheid dat bij de ABI nagenoeg
alle Italiaanse banken zijn aangesloten, niet volstaat om te concluderen dat haar
leden samen een collectieve machtspositie innemen.
- 57.
- Haars inziens kan evenmin worden gesteld dat, zo de bij de ABI aangesloten
banken samen al een collectieve machtspositie mochten innemen, de door de
verwijzende rechter beschreven gedragingen misbruik van die positie opleveren.
- 58.
- Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat het volgens artikel 86 van het Verdrag
onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden is, voor zover de
handel tussen lidstaten daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, dat een of meer
ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke
markt of op een wezenlijk deel daarvan.
- 59.
- Zonder dat hoeft te worden onderzocht, of de bij de ABI aangesloten banken een
collectieve machtspositie in de zin van artikel 86 van het Verdrag innemen, kan
worden volstaan met de vaststelling dat, aangezien wijzigingen van het rentetarief
voor een rekening-courantkrediet, gelijk bij onderzoek van de eerste vraag is
gebleken, afhankelijk zijn van objectieve factoren, zoals wijzigingen op de
geldmarkt, die gedraging hoe dan ook geen misbruik van een machtspositie in de
zin van artikel 86 van het Verdrag kan opleveren.
- 60.
- Aangaande de NBU betreffende de algemene borgtocht tot zekerheid van de
opening van een rekening-courantkrediet, toont het onderzoek van de derde vraag
aan dat de toepassing van die NBU, tezamen bezien, de handel tussen lidstaten
niet merkbaar ongunstig kan beïnvloeden.
- 61.
- Onder die omstandigheden moet op de tweede en de vierde vraag worden
geantwoord, dat de toepassing van bovengenoemde uniforme bankcondities geen
misbruik van een machtspositie in de zin van artikel 86 van het Verdrag oplevert.
- 62.
- Gelet op de antwoorden op de voorgaande vragen behoeft niet te worden ingegaan
op de vraag, welke gevolgen een eventuele onverenigbaarheid van de NBU met de
artikelen 85 en 86 van het Verdrag zou kunnen hebben voor de overeenkomstige
clausules van de contracten die de banken met hun cliënten hebben gesloten.
Kosten
- 63.
- De kosten door de Italiaanse regering en de Commissie wegens indiening van hun
opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking
komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een
aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie
over de kosten heeft te beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
uitspraak doende op de door het Tribunale di Genova bij beschikkingen van 15 mei
1996 gestelde vragen, verklaart voor recht:
1) Uniforme bankcondities die de banken het recht geven, in contracten
betreffende de opening van een rekening-courantkrediet het rentetarief opieder moment te wijzigen wegens wijzigingen op de geldmarkt, en zulks
door middel van een in hun lokalen geafficheerde mededeling of op de door
hen meest geschikt geachte wijze, strekken er niet toe of hebben niet ten
gevolge de mededinging te beperken in de zin van artikel 85, lid 1, EG-Verdrag.
2) Uniforme bankcondities betreffende de algemene borgtocht tot zekerheid
van een rekening-courantkrediet en houdende afwijking van het gemene
recht inzake borgstelling, zoals die welke in de hoofdgedingen aan de orde
zijn, kunnen tezamen bezien de handel tussen lidstaten niet ongunstig
beïnvloeden in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag.
3) De toepassing van bovengenoemde uniforme bankcondities vormt geen
misbruik van een machtspositie in de zin van artikel 86 EG-Verdrag.
HirschMancini
Murray
Ragnemalm Ioannou
|
Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 21 januari 1998.
De griffier
De president van de Zesde kamer
R. Grass
P. J. G. Kapteyn