Language of document :

Beroep ingesteld op 11 juni 2012 - Kühne + Nagel International e.a./Commissie

(Zaak T-254/12)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: Kühne + Nagel International AG (Schindellegi, Zwitserland), Kühne + Nagel Management AG (Schindellegi, Zwitserland), Kühne + Nagel Ltd (Uxbridge, Verenigd Koninkrijk), Kühne + Nagel Ltd (Shanghai, China), Kühne + Nagel Ltd (Hong Kong, China) (vertegenwoordigers: U. Denzel, C. Klöppner en C. von Köckritz, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de artikelen 1, 2 en 3 van beschikking C (2012) 1959 def. van de Commissie van 28 maart 2012 in zaak COMP/39462 - Transitdiensten, overeenkomstig artikel 263, vierde alinea, VWEU nietig verklaren, voor zover deze beschikking verzoeksters betreft;

subsidiair, de in artikel 2 van de beschikking aan verzoeksters opgelegde geldboete verlagen;

de Commissie overeenkomstig artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht verwijzen in verzoeksters' kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie heeft verzoeksters een geldboete opgelegd, omdat zij hebben deelgenomen aan vier verschillende kartels inzake de NES-, AMS-, CAF- en PSS-toeslagen.

Ter onderbouwing van hun beroep in het algemeen voeren verzoeksters de volgende middelen aan:

De oplegging van een geldboete aan verzoeksters is onrechtmatig, omdat er beoordelingsfouten zijn gemaakt. Enerzijds heeft de Commissie de met de inbreuk samenhangende omzet onjuist bepaald, aangezien er geen rechtstreeks of indirect verband bestaat tussen de door haar in aanmerking genomen omzet en de inbreuk. Anderzijds heeft zij ten onrechte geen rekening gehouden met de aanwezige verzachtende omstandigheden, wat verzoeksters betreft.

De hoogte van de opgelegde geldboeten is in strijd met het evenredigheidsbeginsel en met artikel 49, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Wegens de specificiteit van de sector transitdiensten zijn de door de Commissie opgelegde geldboeten kennelijk onevenredig en in strijd met artikel 49, lid 3, van het Handvest van de grondrechten.

Verzoeksters' rechten van verweer zijn geschonden, aangezien de Commissie het bij schrijven van 30 november 2011 ingediend verzoek om inzage in het dossier (van zaak COMP/39.258) heeft afgewezen en daarmee verzoeksters' rechten van verweer onrechtmatig heeft beperkt.

Ter onderbouwing van hun beroep wat de NES- en AMS-toeslagen betreft, voeren verzoeksters voorts de volgende middelen aan:

De handel tussen lidstaten is niet ongunstig beïnvloed. De Commissie heeft het recht onjuist toegepast, aangezien niet aan de voorwaarden van artikel 101, lid 1, VWEU (ongunstige beïnvloeding van de handel tussen lidstaten) is voldaan.

De Commissie heeft het recht onjuist toegepast, waar zij ten onrechte ervan is uitgegaan dat zij bevoegd was om op te treden tegen inbreuken in de zin van artikel 101, lid 1, VWEU op het gebied van luchtvervoer; in elk geval heeft de Commissie onrechtmatig geen vrijstelling verleend overeenkomstig verordening (EEG) nr. 3975/87 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de mededingingsregels op ondernemingen in de sector luchtvervoer. Juridisch gezien was de Commissie niet bevoegd om voor inbreuken op artikel 101, lid 1, VWEU geldboeten op te leggen, daar er vóór 1 mei 2004 geen uitvoeringsverordening voor het luchtvervoer bestond, en er voor het luchtvervoer tussen de Unie en derde landen bijgevolg een vrijstelling gold ("Air Transport Exemption").

De Commissie heeft de duur van de inbreuk, wat verzoeksters betreft, onjuist beoordeeld. De Commissie heeft het recht onjuist toegepast en heeft haar beschikking, wat de datum betreft waarop de inbreuk voor verzoeksters is begonnen, ontoereikend gemotiveerd. Verzoeksters hebben aan de kartelrechtelijk relevante feiten met betrekking tot de NES-toeslag ten vroegste vanaf 4 november 2002, en met betrekking tot de AMS-toeslag ten vroegste vanaf 21 oktober 2003 deelgenomen.

____________