Language of document :

Beroep ingesteld op 8 juni 2012 - Vakili/Raad

(Zaak T-255/12)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Bahman Vakili (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: J.-M. Thouvenin, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

het besluit van de Raad om verzoeker op te nemen op de lijst van personen op wie maatregelen van toepassing zijn, dat voortvloeit uit besluit 2011/783/GBVB, uit uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 en uit de brief van de Raad van 23 maart 2012, nietig verklaren;

verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 nietig verklaren, voor zover deze verordening verzoeker opneemt op de lijst van personen op wie maatregelen van toepassing zijn;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker zes middelen aan.

Ontoereikende motivering, aangezien de uiteenzetting van de grond voor de op verzoeker toegepaste maatregel geen specifieke en concrete reden bevat die deze maatregel rechtvaardigt.

Schending van het recht van verdediging en van het recht op een effectieve rechterlijke bescherming, aangezien verzoeker niet is gehoord in de procedure die tot de toepassing van een maatregel op hem heeft geleid, nu de Raad hem niet in kennis heeft gesteld van de bezwaren jegens hem en verzoeker niet in staat is gesteld zijn standpunt dienaangaande naar behoren kenbaar te maken.

Onjuiste rechtsopvatting, aangezien de Raad niet bevoegd was om een maatregel ten aanzien van een persoon te nemen enkel op grond dat deze voorzitter van de raad van bestuur en gedelegeerd bestuurder was van een entiteit op wie een maatregel van toepassing was.

Feitelijke vergissing, aangezien verzoeker niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de feiten die aan Export Development Bank of Iran zijn verweten voordat verzoeker de bestuursfuncties van deze onderneming op zich nam. Daarenboven betwist verzoeker de juistheid van de feiten die de onderneming onder zijn bestuur worden verweten.

Schending van het evenredigheidsbeginsel, aangezien met de genomen maatregel niet de doelen kunnen worden bereikt die daarmee moeten worden nagestreefd.

Schending van het recht op eerbiediging van de eigendom aangezien verzoeker niet in staat is geweest om zich naar behoren te verdedigen en er geen rechtsgrondslagen waren voor de toepassing van een maatregel op hem.

____________