Language of document :

Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 31 maart 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Bremen - Duitsland) – DM / CTS Eventim AG & Co. KGaA

(Zaak C-96/21)1

[Prejudiciële verwijzing – Bescherming van de consument – Richtlijn 2011/83/EU – Herroepingsrecht voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten – Uitzonderingen op het herroepingsrecht – Artikel 16, onder l) – Verstrekking van diensten met betrekking tot vrijetijdsbesteding – Overeenkomst die in een bepaalde datum of periode van uitvoering voorziet – Verstrekking van ticketverkoopdiensten – Tussenpersoon die in eigen naam maar voor rekening van de organisator van een vrijetijdsactiviteit optreedt – Aan de uitoefening van het herroepingsrecht verbonden risico]

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Amtsgericht Bremen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: DM

Verwerende partij: CTS Eventim AG & Co. KGaA

Dictum

Artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG [van de Raad] en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad moet aldus worden uitgelegd dat de in deze bepaling bedoelde uitzondering op het herroepingsrecht kan worden tegengeworpen aan een consument die met een tussenpersoon die in zijn eigen naam maar voor rekening van de organisator van een vrijetijdsactiviteit optreedt, een overeenkomst op afstand inzake de verwerving van een recht op toegang tot deze activiteit heeft gesloten, op voorwaarde dat, ten eerste, de beëindiging van de verplichting tot uitvoering van deze overeenkomst jegens de consument, door herroeping overeenkomstig artikel 12, onder a), van deze richtlijn, de organisator van de betrokken activiteit zou blootstellen aan het risico dat verbonden is aan de reservering van de aldus vrijgekomen capaciteit, en, ten tweede, de vrijetijdsactiviteit waartoe dat recht toegang verleent, moet plaatsvinden op een bepaalde datum of in een bepaalde periode.

____________

1 PB C 138 van 19.4.2021.