Language of document :

Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 18 april 2024 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de tribunal judiciaire d’Auch - Frankrijk) – EP / Préfet du Gers, Institut national de la statistique et des études économiques (INSEE)

(Zaak C-716/221 , Préfet du Gers en Institut national de la statistique et des études économiques II)

[Prejudiciële verwijzing – Burgerschap van de Unie – Onderdaan van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland die in een lidstaat verblijft – Artikelen 20 en 22 VWEU – Actief en passief kiesrecht bij verkiezingen voor het Europees Parlement in de lidstaat van verblijf – Artikel 50 VEU – Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie – Gevolgen van de terugtrekking van een lidstaat uit de Unie – Schrapping van de kiezerslijsten in de lidstaat van verblijf – Artikel 39 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Geldigheid van besluit (EU) 2020/135]

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Tribunal judiciaire d’Auch

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: EP

Verwerende partijen: Préfet du Gers, Institut national de la statistique et des études économiques (INSEE)

in tegenwoordigheid van: Commune de Thoux, vertegenwoordigd door de burgemeester van Thoux

Dictum

Het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, dat is vastgesteld op 17 oktober 2019 en in werking is getreden op 1 februari 2020, gelezen in het licht van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat het sinds de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie op 1 februari 2020 zo is dat onderdanen van deze staat die vóór het einde van de overgangsperiode hun recht om in een lidstaat te verblijven hebben uitgeoefend, niet langer het actief en passief kiesrecht genieten bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in hun lidstaat van verblijf.

Bij het onderzoek van de eerste prejudiciële vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van besluit (EU) 2020/135 van de Raad van 30 januari 2020 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie kunnen aantasten.

____________

1 PB C 83 van 6.3.2023.