Language of document : ECLI:EU:T:2013:121

Zaak T‑4/13 R

Communicaid Group Ltd

tegen

Europese Commissie

„Kort geding – Overheidsopdrachten voor diensten – Aanbestedingsprocedure – Diensten op het gebied van taalopleidingen – Afwijzing van offerte van inschrijver – Verzoek om opschorting van tenuitvoerlegging en voorlopige maatregelen – Verlies van kans – Geen ernstige en onherstelbare schade – Geen spoedeisendheid”

Samenvatting – Beschikking van de president van het Gerecht van 11 maart 2013

1.      Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Fumus boni juris – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Cumulatieve voorwaarden – Afweging van alle betrokken belangen – Volgorde van onderzoek en wijze van toetsing – Beoordelingsvrijheid van rechter in kort geding

(Art. 256, lid 1, VWEU, 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

2.      Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Bewijslast

(Art. 278 VWEU en 279 VWEU)

3.      Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Ernstige en onherstelbare schade – Financiële schade – Situatie waarin voortbestaan van verzoekende vennootschap in gevaar komt – Bewijslast

(Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

4.      Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Verlies van kans door uitsluiting van inschrijver van aanbestedingsprocedure – Verlies dat op zich geen ernstige schade vormt

(Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

5.      Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Ernstige en onherstelbare schade – Financiële schade – Verlies van kans door uitsluiting van inschrijver van aanbestedingsprocedure – Schade die in kader van schadevergoedingsactie volledig kan worden vergoed

(Art. 268 VWEU, 278 VWEU, 279 VWEU en 340 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

6.      Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Ernstige en onherstelbare schade – Besluit houdende uitsluiting van inschrijver van aanbestedingsprocedure – Aantasting van reputatie – Schade die niet als onherstelbaar kan worden aangemerkt

(Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

7.      Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Opschorting van tenuitvoerlegging van beslissing inzake overheidsopdrachten – Voorwaarden voor toekenning – Spoedeisendheid – Strekking

(Art. 278 VWEU)

8.      Grondrechten – Rechten van verdediging – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Aanvoering in kader van kortgedingprocedure door verzoeker die stelt dat zijn situatie spoedeisend is, maar niet om versnelde behandeling van hoofdzaak heeft verzocht – Schending – Geen

(Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 76 bis)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 12‑14)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 21)

3.      Geldelijke schade, uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, kan niet worden beschouwd als onherstelbaar of zelfs moeilijk herstelbaar, aangezien zij – in het algemeen – later financieel kan worden vergoed. In een dergelijk geval is de gevraagde voorlopige maatregel gerechtvaardigd wanneer blijkt dat de verzoeker zich anders in een situatie zou bevinden die zijn financiële voortbestaan in gevaar kan brengen voordat de eindbeslissing in de hoofdprocedure wordt gegeven of wanneer zijn marktaandelen op onherstelbare en belangrijke wijze worden gewijzigd, gelet op met name de omvang van zijn onderneming.

Om te kunnen beoordelen of gestelde schade ernstig en onherstelbaar is en dus uitzonderlijk de toekenning van de gevraagde voorlopige maatregelen rechtvaardigt, moet de kortgedingrechter beschikken over met gedetailleerde documenten onderbouwde concrete en nauwkeurige aanwijzingen die tot het bewijs van de financiële situatie van de verzoeker strekken en op basis waarvan kan worden beoordeeld welke naar alle waarschijnlijkheid de precieze gevolgen zouden zijn, indien de gevraagde maatregelen niet zouden worden toegekend. Het staat dus aan de verzoeker om, met stukken onderbouwd, de inlichtingen te verschaffen op basis waarvan een getrouw en algemeen beeld van zijn financiële situatie kan worden geschetst.

Dit getrouwe en algemene beeld moet overigens in de tekst van het verzoek in kort geding worden gegeven. Een verzoek in kort geding moet immers zo duidelijk en nauwkeurig zijn dat de verwerende partij in staat is om op basis van alleen dat verzoek haar opmerkingen voor te bereiden, en de kortgedingrechter om op het verzoek te beslissen, in voorkomend geval zonder nadere informatie, daar de wezenlijke elementen, zowel feitelijk als rechtens, waarop het is gebaseerd, coherent en begrijpelijk uit de tekst zelf van het verzoekschrift in kort geding moeten blijken. Bovendien moeten de gegevens aan de hand waarvan dit getrouwe en algemene beeld wordt geschetst met gedetailleerde documenten worden onderbouwd, die door een onafhankelijke en van de verzoeker losstaande deskundige moeten zijn gewaarmerkt om te kunnen beoordelen of deze gegevens met de waarheid overeenstemmen.

(cf. punten 22, 24, 25)

4.      Een aanbestedingsprocedure voor de plaatsing van een overheidsopdracht heeft tot doel om de betrokken overheidsinstantie in staat te stellen, tussen meerdere concurrerende offertes die te kiezen die het beste beantwoordt aan de vooraf vastgestelde selectiecriteria, ten behoeve waarvan deze instantie over een ruime beoordelingsbevoegdheid beschikt. Een onderneming die aan dergelijke procedure deelneemt heeft dus nooit de absolute garantie dat de opdracht aan haar zal worden toegekend. Zij moet er altijd rekening mee houden dat deze aan een andere inschrijver kan worden gegund. In die omstandigheden zijn de negatieve financiële gevolgen voor de betrokken onderneming, die voortvloeien uit de afwijzing van haar offerte, in beginsel onderdeel van het normale commerciële risico dat elke op de markt actieve onderneming loopt.

Hieruit volgt dat het verlies van een kans om de opdracht gegund te krijgen en een overheidsopdracht uit te voeren, inherent is aan de uitsluiting van de betrokken aanbestedingsprocedure en op zich niet kan worden beschouwd als ernstige schade, temeer daar zelfs een inschrijver wiens offerte is gekozen, er rekening mee moet houden dat de aanbestedende dienst kan beslissen, krachtens artikel 101, eerste alinea, van verordening nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, om nog vóór de ondertekening van het contract van de opdracht af te zien of de procedure voor de plaatsing van de opdracht te annuleren, zonder dat de inschrijver, in beginsel althans, aanspraak kan maken op enige vorm van compensatie. De aanbestedende dienst is vóór de ondertekening van het contract met de geselecteerde inschrijver immers niet gebonden en hij kan derhalve in het kader van zijn taak van algemeen belang vrijelijk van de opdracht afzien of de aanbestedingsprocedure annuleren, zonder dat hij gehouden is tot compensatie van genoemde inschrijver.

Krachtens artikel 101, eerste alinea, van verordening nr. 1605/2002 is het in dat verband dus uitgesloten dat de geselecteerde inschrijver de aanbestedende dienst kan verplichten tot sluiting van het corresponderende contract op basis van de stelling dat zijn financiële gezondheid, of zelfs zijn economische voortbestaan, van de uitvoering van de hem gegunde opdracht afhangt.

Deze kwetsbaarheid, die inherent is aan de juridische en economische situatie van de onderneming die er – ondanks de gunning van de betrokken opdracht – van meet af aan rekening mee moet houden dat zij deze zonder compensatie kan verliezen, is een van de factoren die de kortgedingrechter in de beschouwing moet betrekken bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige maatregelen van de inschrijver wiens offerte is afgewezen: zoals in het geval van de gekozen inschrijver, kan het loutere feit dat de afwijzing van een offerte negatieve financiële gevolgen, zelfs zware, kan hebben voor de inschrijver wiens offerte niet is gekozen, op zich niet rechtvaardigen dat de door hem gevraagde voorlopige maatregelen worden toegekend.

(cf. punten 28‑30)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 33, 34, 37)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 40)

7.      De spoedeisendheid kan – speciaal in zaken in kort geding over overheidsopdrachten – gelegen zijn in de dwingende noodzaak om zo snel mogelijk te handelen tegen een wat op het eerste gezicht een flagrante en zeer ernstige onrechtmatigheid lijkt, en dus een bijzonder sterke fumus boni juris.

(cf. punt 45)

8.      Wanneer een verzoeker in het kader van een kortgedingprocedure heeft verzuimd om in zijn verzoekschrift in de hoofdzaak een verzoek om versnelde behandeling krachtens artikel 76 bis van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht te doen en daardoor de kans op het verkrijgen van spoedeisende rechterlijke bescherming voorbij heeft laten gaan, kan hij niet dienstig betogen dat de afwijzing van zijn verzoek in kort geding als zodanig in strijd zou zijn met zijn recht op effectieve rechterlijke bescherming.

(cf. punt 48)