Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 26 maart 2004 ingesteld door G. Caló tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-118/04)

Procestaal:Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 26 maart 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door G. Caló, wonende te Luxemburg, vertegenwoordigd door S. Orlandi, A. Coolen, J.-N. Louis en E. Marchal, advocaten, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

─    nietig te verklaren de besluiten van de Commissie van 9 juli en 1 oktober 2003 en, voor zoveel als nodig, het besluit van de voorzitter van de Commissie van 29 juli 2003;

─    de Commissie te veroordelen om verzoeker een euro te betalen als symbolische vergoeding voor de geleden morele schade;

─    de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker in de onderhavige zaak komt op tegen het besluit van het TABG om hem, samen met vier andere directeurs van het DG ESTAT, met zijn ambt te herplaatsen in de functies van hoofdadviseur bij de directeur-generaal van zijn DG van tewerkstelling, en het besluit tot het inleiden van de procedure ter voorziening in de ambten van directeurs van de directoraten ESTAT/B, ESTAT/C, ESTAT/D, ESTAT/E en ESTAT/F, uit hoofde van de artikelen 29, lid 1, sub a en c, en 29, lid 2, van het Statuut.

Deze besluiten zouden zijn genomen na de bij EUROSTAT vastgestelde onregelmatigheden.

Tot staving van zijn aanspraken voert verzoeker aan:

schending van artikel 2, lid 1, van het Statuut en de besluiten van de Commissie van 21 januari 1998 en 9 november 2001 betreffende de uitoefening van de bevoegdheden van het TABG, doordat het besluit om verzoeker over te plaatsen naar het betrokken ambt van hoofdadviseur, zou zijn genomen door een gezagsorgaan dat niet de bevoegdheden van TABG bezit;

schending van de motiveringsplicht;

onwettigheid van de kennisgevingen van vacature COM/173/03, COM/174/03, COM/175/03, COM/176/03 en COM/177/03, voorzover zij niet het wettigheidskader zouden vaststellen, waarbinnen de instelling de verdiensten van de kandidaten onderling wenst te vergelijken.

Ten slotte zouden de bestreden besluiten schade toebrengen aan de beroepsreputatie en de waardigheid van verzoeker.

____________