Language of document : ECLI:EU:T:2006:276

Zaak T‑117/04

Vereniging Werkgroep Commerciële Jachthavens Zuidelijke Randmeren e.a.

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Staatssteun – Door Nederlandse autoriteiten verleende steun ten gunste van jachthavens zonder winstoogmerk – Beroep tot nietigverklaring – Ontvankelijkheid”

Samenvatting van het arrest

1.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken

(Art. 88, lid 2, EG en 230, vierde alinea, EG)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken

(Art. 88, lid 2, EG)

1.      Anderen dan de adressaten van een beschikking kunnen slechts stellen daardoor individueel te worden geraakt, indien deze beschikking hen betreft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie, welke hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat.

Een beschikking die is gegeven na afloop van de formele onderzoeksprocedure van artikel 88, lid 2, EG, raakt individueel de ondernemingen die de klacht hebben ingediend naar aanleiding waarvan de procedure is ingeleid, en die zijn gehoord in hun opmerkingen die in aanzienlijke mate bepalend zijn geweest voor het verloop van de procedure, mits hun marktpositie wezenlijk is aangetast door de maatregel waarop de beschikking betrekking heeft.

Om van een dergelijke wezenlijke aantasting te kunnen spreken, volstaat het niet dat de betrokken beschikking invloed kon uitoefenen op de mededingingsverhoudingen zoals die op de relevante markt bestonden, en dat de betrokken onderneming op enigerlei wijze concurreerde met de begunstigde onderneming.

Een onderneming kan zich dus niet uitsluitend op de hoedanigheid van concurrent van de begunstigde onderneming beroepen, maar moet bovendien het belang van de inbreuk op haar marktpositie aantonen.

Wat de omvang van de aantasting van de marktpositie van een verzoeker betreft, staat het niet aan de gemeenschapsrechter zich bij het onderzoek van de ontvankelijkheid definitief uit te spreken over de concurrentieverhouding tussen de verzoeker en de steunontvanger. In deze context dient de verzoeker slechts afdoende aan te geven, om welke redenen de beschikking van de Commissie zijn rechtmatige belangen kan schaden doordat zij zijn positie op de betrokken markt wezenlijk aantast.

(cf. punten 51‑53, 56)

2.      Een beroep tot nietigverklaring dat is ingesteld door een ondernemingsvereniging die niet de adressaat van de bestreden handeling is, is slechts in twee gevallen ontvankelijk: 1) wanneer de vereniging zich door het instellen van haar beroep in de plaats heeft gesteld van één of meer van de door haar vertegenwoordigde leden, mits haar leden zelf een ontvankelijk beroep hadden kunnen instellen; 2) wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de rol die zij heeft kunnen spelen in het kader van een procedure die heeft geleid tot de handeling waarvan nietigverklaring wordt gevraagd.

Het enkele feit dat een verzoeker bij de Commissie een klacht heeft ingediend en dat hij daarover met haar schriftelijk en mondeling contact heeft gehad, levert geen bijzondere omstandigheden op die volstaan om de verzoeker ten opzichte van ieder ander te individualiseren en hem aldus de bevoegdheid te verlenen om op te komen tegen een algemene steunregeling.

In dat verband is het feit dat een vereniging tijdens de in de verdragsbepalingen inzake staatssteun voorziene procedure bij de Commissie optreedt om de collectieve belangen van haar leden te behartigen, zonder dat haar rol verder gaat dan de uitoefening van de in artikel 88, lid 2, EG aan de belanghebbenden toegekende procedurele rechten, op zich niet voldoende om haar procesbevoegdheid aan te nemen.

(cf. punten 65‑69, 73)