Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 21 januari 2005 ingesteld door KM Europa Metal AG, Tréfimétaux SA en Europa Metalli SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-25/05)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 21 januari 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door KM Europa Metal AG, gevestigd te Osnabrück (Duitsland), Tréfimétaux SA, gevestigd te Courbevoie Cedex (Frankrijk), en Europa Metalli SpA, gevestigd te Florence (Italië), vertegenwoordigd door R. Elderkin, Barrister, en M. Siragusa, A. Winckler, G. Cesare Rizza, T. Graf en M. Piergiovanni, advocaten.

Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:

─    de aan KME opgelegde geldboete aanmerkelijk te verlagen;

─    de Commissie te verwijzen in de kosten;

─    alle andere maatregelen te nemen die het Gerecht passend acht.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters betwisten de geldboete die hen is opgelegd bij de beschikking van de Commissie van 3 september 2004 inzake een procedure op grond van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag in zaak nr. Comp/E-1/38-069, waarbij drie verschillende inbreuken in de sector koperen leidingbuizen zijn vastgesteld.

Met hun eerste middel stellen verzoeksters dat de Commissie bij de vaststelling van het basisbedrag van de geldboeten in strijd met het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van gelijke behandeling niet de werkelijke invloed van de inbreuk op de markt heeft beoordeeld. De invloed van het kartel op klanten en eindverbruikers was erg beperkt wegens de frequente afwijkingen en de blijvende mededinging tussen producenten, het ontbreken van enig toezicht- en sanctiemechanisme, en de grote afnemersmacht van de klanten.

Met hun tweede middel stellen verzoeksters dat de Commissie bij de beoordeling van de zwaarte van de inbreuk de economische gevolgen van de inbreuk heeft overschat. Volgens verzoeksters had de prijs van de grondstof, dat wil zeggen koper, niet mogen worden opgenomen in de berekening van de marktwaarde, aangezien de inbreuk enkel betrekking had op de toegevoegde waarde. Verzoeksters stellen ook dat buizenproducenten niet alleen geen enkele invloed hebben op de kostprijs van het metaal, maar ook dat zij koper moeten betrekken met strikte naleving van de instructies die zij dienaangaande van hun afnemers ontvangen.

Met hun derde middel stellen verzoeksters dat de Commissie hun positie op de markt van koperen leidingbuizen in vergelijking met die van andere marktdeelnemers sterk heeft overschat en aldus het basisbedrag van de geldboete te hoog heeft vastgesteld. De Commissie heeft met name het feit genegeerd dat verzoeksters gedurende lange tijd concurrenten waren op de markt.

Met hun vierde middel stellen verzoeksters dat de berekening van de factor "duur" van het basisbedrag door de Commissie in strijd was met het evenredigheids- en het gelijkheidsbeginsel. Bij de bepaling van de verhoging van de geldboete wegens de duur van de inbreuk had de Commissie inzonderheid geen rekening mogen houden met het jaar waarin de Europese vergaderingen onderbroken werden en de jaren waarin de regeling bijzonder los en ondoeltreffend was.

Met hun vijfde middel stellen verzoeksters dat de Commissie geen rekening heeft gehouden met verschillende verzachtende omstandigheden, zoals het feit dat de regeling niet werd toegepast en de crisis in de koperenleidingbuizenindustrie. Verder stellen verzoeksters dat de beschikking het gelijkheidsbeginsel schendt nu zij onrechtmatig discrimineert tussen KME en Outokumpu doordat laatstgenoemde een grotere vermindering van de geldboete heeft gekregen dan KME wegens haar medewerking buiten de mededeling inzake medewerking van 1996 om.

Met hun zesde middel stellen verzoeksters dat de vermindering die zij op grond van de mededeling inzake medewerking van 1996 hebben gekregen, inadequaat was. De Commissie baseerde haar conclusie dienaangaande op onjuiste feitelijke uitgangspunten, week af van haar eigen praktijk en de rechtspraak, en schond het gelijkheidsbeginsel.

Met hun zevende middel stellen verzoeksters dat de Commissie rekening had moeten houden met hun moeilijke financiële situatie en de daaruit volgende onmogelijkheid om een hoge boete te betalen, met name ten gevolge van de zware geldboete die reeds was opgelegd in de parallelle zaak Industriële buizen1.

____________

1 - Zaak nr. COMP/E-1/38.240 Industriële buizen.