Language of document : ECLI:EU:T:2007:312

Zaak T‑28/05

Ekabe International SCA

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk OMEGA 3 – Ouder nationaal woordmerk PULEVA-OMEGA 3 – Verwarringsgevaar – Overeenstemming van tekens – Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94”

Samenvatting van het arrest

1.      Gemeenschapsmerk – Beroepsprocedure – Beroep bij gemeenschapsrechter

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 63 en 74, lid 1)

2.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door houder van gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor zelfde of soortgelijke waren of diensten

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 8, lid 1, sub b)

3.      Gemeenschapsmerk – Opmerkingen van derden en oppositie – Onderzoek van oppositie –Omvang

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 7 en 8, lid 1, sub b)

4.      Gemeenschapsmerk – Beroepsprocedure – Beroep bij gemeenschapsrechter

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 63)

5.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door houder van gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor zelfde of soortgelijke waren of diensten

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 8, lid 1, sub b)

1.      Het bij het Gerecht ingestelde beroep tegen de beslissingen van de kamers van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) strekt ertoe de rechtmatigheid van deze beslissingen te toetsen overeenkomstig artikel 63 van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk. Feiten die voor het Gerecht worden ingeroepen zonder voordien voor de instanties van het Bureau te zijn aangedragen, kunnen de rechtmatigheid van deze beslissingen evenwel slechts aantasten indien het Bureau ze ambtshalve in aanmerking had moeten nemen.

Dienaangaande volgt uit artikel 74, lid 1, in fine, van deze verordening, luidens hetwelk in procedures inzake relatieve weigeringsgronden het onderzoek van het Bureau beperkt blijft tot de door de partijen aangevoerde feiten, bewijsmiddelen en argumenten en tot de door hen ingestelde vordering, dat het Bureau niet gehouden is feiten die door partijen niet naar voren werden gebracht, ambtshalve in aanmerking te nemen. Dergelijke feiten kunnen de rechtmatigheid van een beslissing van de kamer van beroep bijgevolg niet aantasten.

(cf. punt 35)

2.      Bij de beoordeling van verwarringsgevaar in de zin van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk kan een samengesteld merk slechts worden geacht overeen te stemmen met een ander merk, dat gelijk is aan of overeenstemt met een van de bestanddelen van het samengestelde merk, indien dit het dominerende bestanddeel is in de totaalindruk die door het samengestelde merk wordt opgeroepen. Dit is het geval wanneer dit op zichzelf het beeld van dit merk dat bij het relevante publiek in herinnering blijft, kan domineren, zodat alle andere bestanddelen verwaarloosbaar zijn voor de totaalindruk die door het merk wordt opgeroepen.

(cf. punt 43)

3.      In het kader van het onderzoek van een door de houder van een ouder merk op grond van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk ingestelde oppositie kan de aanvrager van het merk weliswaar de geldigheid van het aangevoerde oudere merk niet betwisten op grond dat de inschrijving ervan in strijd is met artikel 7 van deze verordening, maar in het geval van een absolute weigeringsgrond die zich zou verzetten tegen de inschrijving van het aangevraagde gemeenschapsmerk kan het Bureau, naast de oppositieprocedure, de onderzoeksprocedure opnieuw openen teneinde na te gaan of een dergelijke grond bestaat.

(cf. punt 47)

4.      Een verzoeker die opkomt tegen een beslissing van een kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) heeft geen enkel rechtmatig belang bij vernietiging van een dergelijke beslissing ingeval deze vernietiging enkel zou kunnen leiden tot de vaststelling van een nieuwe beslissing met eenzelfde resultaat als de vernietigde beslissing.

(cf. punt 51)

5.      Bij de Spaanse consument bestaat er gevaar voor verwarring van het beeldmerk dat het woordelement „omega 3” bevat en waarvan de inschrijving als gemeenschapsmerk is aangevraagd voor „margarine” van klasse 29 in de zin van de Overeenkomst van Nice, met het nationale merk „PULEVA‑OMEGA 3”, dat eerder in Spanje is ingeschreven voor „vlees, vis, gevogelte en wild; vleesextracten; geconserveerde, gedroogde en gekookte vruchten en groenten; geleien, jams, compote; eieren; eetbare oliën en vetten; kant-en-klare gerechten hoofdzakelijk bestaande uit vlees, vis of groenten, en in het bijzonder melk en melkproducten” van dezelfde klasse.

Aangezien het element „omega 3” visueel en fonetisch zowel het tweede element is van de twee elementen van het oudere merk (het eerste is het element „puleva”) als het enige woordelement van het aangevraagde merk, waarvan het het dominerende bestanddeel is, stemmen de conflicterende merken, in hun geheel beschouwd en met name gelet op de onderscheidende en dominerende bestanddelen ervan, immers overeen, zodat het relevante publiek kan denken dat de levensmiddelen waarop het aangevraagde merk is aangebracht, afkomstig kunnen zijn van de onderneming die houder is van het oudere merk.

(cf. punten 56, 59-60)