Language of document : ECLI:EU:T:2016:331

Zaak T‑160/13

Bank Mellat

tegen

Raad van de Europese Unie

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Beperkingen op geldovermakingen waarbij financiële instellingen uit Iran zijn betrokken – Bevoegdheid van het Gerecht – Beroep tot nietigverklaring – Regelgevingshandeling die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt – Rechtstreeks geraakt – Procesbelang – Ontvankelijkheid – Evenredigheid – Motiveringsplicht – Juridische waarborgen van artikel 215, lid 3, VWEU – Rechtszekerheid – Verbod op willekeur – Schending van grondrechten”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 2 juni 2016

1.      Europese Unie – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van de handelingen van de instellingen – Beperkende maatregelen tegen Iran – Maatregelen ter bestrijding van nucleaire proliferatie – Bevoegdheid van de Unierechter – Beperkende maatregelen van algemene aard, aangezien hun werkingssfeer is bepaald onder verwijzing naar objectieve criteria – Daarvan uitgesloten

(Art. 19 VEU; art. 275 VWEU; besluit 2012/635/GBVB van de Raad, art. 1, punt 6)

2.      Europese Unie – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van de handelingen van de instellingen – Beperkende maatregelen tegen Iran – Maatregelen ter bestrijding van nucleaire proliferatie – Bevoegdheid van de Unierechter – Op grond van artikel 215 VWEU vastgestelde handeling – Daaronder begrepen

(Art. 19 VEU; art. 215 VWEU en 275 VWEU; verordening nr. 1263/2012 van de Raad, art. 1, punt 15)

3.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Begrip regelgevingshandeling in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU – Elke handeling van algemene strekking met uitzondering van wetgevingshandelingen – Op grond van artikel 215 VWEU vastgestelde verordening van de Raad van algemene strekking – Daaronder begrepen

(Art. 215 VWEU en 263, vierde alinea, VWEU; verordening nr. 1263/2012 van de Raad, art. 1, punt 15)

4.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Regelgevingshandelingen – Handelingen die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen en de verzoekende partij rechtstreeks raken – Cumulatieve voorwaarden – Handeling die de verzoeker niet rechtstreeks raakt – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 263, vierde alinea, VWEU; verordening nr. 267/2012 van de Raad, art. 30 bis en 30 ter, lid 3, eerste alinea, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1263/2012)

5.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Procesbelang – Noodzaak van een bestaand en daadwerkelijk belang – Beoordeling naar het tijdstip waarop het beroep is ingesteld – Beroep tegen een handeling tot vaststelling van beperkende maatregelen – Andere, strengere maatregelen die gericht zijn op verzoeker – Nietigverklaring van deze strengere maatregelen voordat het beroep is ingesteld – Gevolgen van het arrest houdende nietigverklaring opgeschort tot de uitspraak op de hogere voorziening – Ontvankelijkheid

(Art. 263, vierde alinea, VWEU; verordening nr. 1263/2012 van de Raad, art. 1, punt 15)

6.      Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Iran – Rechtsgrondslag – Beperkende maatregelen opgelegd bij een besluit op grond van artikel 29 VEU en bij een verordening op grond van artikel 215 VWEU – Noodzaak van de beperkende maatregelen opgelegd bij deze verordening – Beoordeling in het licht van het besluit dat is vastgesteld op grond van artikel 29 VEU

(Art. 29 VEU; art. 215, lid 1, VWEU; verordening nr. 1263/2012 van de Raad, art. 1, punt 15)

7.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Evenredigheid – Verbod op een economische activiteit – Evenredigheid – Beoordelingscriteria

(Verordening nr. 1263/2012 van de Raad, art. 1, punt 15)

8.      Europese Unie – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van de handelingen van de instellingen – Beperkende maatregelen tegen Iran – Maatregelen ter bestrijding van nucleaire proliferatie – Omvang van het toezicht – Handeling van algemene strekking houdende bepalingen die verzoeker rechtstreeks raken, zonder uitvoeringsmaatregelen – Beoordelingsvrijheid van de instellingen – Rechterlijke toetsing die zich uitstrekt tot de algemene beginselen van het Unierecht

(Verordening nr. 1263/2012 van de Raad, art. 1, punt 15)

9.      Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Iran – Beperkingen op geldovermakingen waarbij financiële instellingen uit Iran zijn betrokken – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid – Evenredigheidsbeginsel – Passende aard van de beperkende maatregelen – Beperkende maatregelen die een legitieme doelstelling van gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid nastreven

(Verordening nr. 1263/2012 van de Raad, art. 1, punt 15)

10.    Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Iran – Beperkingen op geldovermakingen waarbij financiële instellingen uit Iran zijn betrokken – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid – Evenredigheidsbeginsel – Noodzakelijk karakter van de beperkende maatregelen

(Verordening nr. 1263/2012 van de Raad, art. 1, punt 15)

11.    Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Iran – Beperkingen op geldovermakingen waarbij financiële instellingen uit Iran zijn betrokken – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid – Evenredigheidsbeginsel – Evenredig karakter van de beperkende maatregelen

(Verordening nr. 1263/2012 van de Raad, art. 1, punt 15)

12.    Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beperkende maatregelen van bevriezing van tegoeden

(Art. 296 VWEU; verordening nr. 1263/2012 van de Raad)

13.    Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Iran – Beperkingen op geldovermakingen waarbij financiële instellingen uit Iran zijn betrokken – Verplichting tot het stellen van juridische waarborgen

(Art. 215, lid 3, VWEU; verordening nr. 1263/2012 van de Raad, art. 1, punt 15)

14.    Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Iran – Beperkingen op geldovermakingen waarbij financiële instellingen uit Iran zijn betrokken – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid – Rechtszekerheidsbeginsel en gelijkheidsbeginsel – Schending – Geen

(Verordening nr. 1263/2012 van de Raad, art. 1, punt 15)

1.      Artikel 1, punt 6, van besluit 2012/635 houdende wijziging van besluit 2010/413 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran vormt op zichzelf geen besluit waarin beperkende maatregelen jegens natuurlijke of rechtspersonen zijn voorzien in de zin van artikel 275, tweede alinea, VWEU, omdat deze bepaling maatregelen bevat die van algemene aard zijn aangezien hun werkingssfeer is bepaald onder verwijzing naar objectieve criteria en niet onder verwijzing naar daarin geïdentificeerde natuurlijke of rechtspersonen. Hieruit volgt dat het Gerecht niet bevoegd is op grond van artikel 275 VWEU om uitspraak te doen over een op artikel 1, punt 6, van besluit 2012/635 gerichte exceptie van onwettigheid, daar deze exceptie van onwettigheid is opgeworpen ter onderbouwing van een beroep tot nietigverklaring van artikel 1, punt 15, van verordening nr. 1263/2012 tot wijziging van verordening nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran, welke bepaling evenmin een besluit is waarin beperkende maatregelen jegens natuurlijke of rechtspersonen zijn voorzien in de zin van artikel 275, tweede alinea, VWEU.

(cf. punten 33, 34, 36, 38)

2.      De afwijking van de bevoegdheid van de Unierechter als bedoeld in artikel 275 VWEU kan niet worden geacht zover te strekken dat de toetsing van de wettigheid van een handeling die is vastgesteld krachtens artikel 215 VWEU, zoals artikel 1, punt 15, van verordening nr. 1263/2012 tot wijziging van verordening nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran, die niet onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) valt, is uitgesloten om de loutere reden dat deze handeling enkel geldig kan worden vastgesteld wanneer vooraf een onder het GBVB vallend besluit is vastgesteld. Een dergelijke uitlegging van de betreffende afwijking zou namelijk botsen met zowel de algemene bevoegdheid die het Hof bij artikel 19 VEU is toegekend, als met de specifieke bevoegdheid die hem uitdrukkelijk is toegekend bij artikel 263, eerste, tweede en vierde alinea, VWEU.

(cf. punt 39)

3.      Artikel 1, punt 15, van verordening nr. 1263/2012 tot wijziging van verordening nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran, vormt een regelgevingshandeling in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU, omdat het, ten eerste, een algemene strekking heeft en, ten tweede, is vastgesteld op basis van artikel 215 VWEU en volgens de in dit artikel bepaalde procedure, zodat het geen wetgevingshandeling vormt.

(cf. punten 48, 55)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 55‑61)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 72‑78)

6.      Uit de bewoordingen, de opzet en het doel van artikel 215, lid 1, VWEU komt duidelijk naar voren dat het in deze bepaling bedoelde begrip „nodig” geen betrekking heeft op de verhouding tussen de krachtens artikel 215 VWEU vastgestelde handeling en het door het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) nagestreefde doel, maar op de verhouding tussen deze handeling en het GBVB-besluit waarop zij is gebaseerd. Zo moet de verwijzing naar „de nodige maatregelen” waarborgen dat de Raad niet krachtens artikel 215 VWEU beperkende maatregelen vaststelt die verder strekken dan die welke zijn vastgesteld in het overeenkomstige GBVB-besluit.

(cf. punt 87)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 92)

8.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 100‑111)

9.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 117‑135, 144‑152)

10.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 161‑179, 188‑196)

11.    Elke economische of financiële beperkende maatregel heeft per definitie gevolgen die schade kunnen berokkenen aan partijen wier verantwoordelijkheid voor de situatie naar aanleiding waarvan de betrokken maatregelen zijn vastgesteld, niet bewezen is. Gelet op het essentiële belang van het bewaren van de internationale vrede en veiligheid – de uiteindelijke doelstellingen die ten grondslag liggen aan de maatregelen die nucleaire proliferatie en de financiering ervan moeten verhinderen –, zijn de nadelen die voor een Iraanse handelsbank worden veroorzaakt door een beperkende maatregel tegen Iran waarbij beperkingen worden opgelegd aan geldovermakingen waarbij financiële instellingen uit Iran zijn betrokken, niet buitensporig ten opzichte van de door deze regelgeving gestelde doelen.

(cf. punten 204, 213)

12.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 226‑229)

13.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 231‑240)

14.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 241‑248)