Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 25 oktober 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof - Oostenrijk) – Majid Shiri, tevens bekend onder de naam Madzhdi Shiri

(Zaak C-201/16)1

[Prejudiciële verwijzing – Verordening (EU) nr. 604/2013 – Bepaling welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een derdelander bij een van de lidstaten wordt ingediend – Artikel 27 – Rechtsmiddelen – Omvang van de rechterlijke toetsing – Artikel 29 – Termijn voor overdracht – Geen uitvoering van de overdracht binnen de gestelde termijn – Verplichtingen van de verantwoordelijke lidstaat – Overgang van de verantwoordelijkheid – Vereiste van een besluit van de verantwoordelijke lidstaat]

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Majid Shiri, tevens bekend onder de naam Madzhdi Shiri

in tegenwoordigheid van: Bundesamt für Fremdenwesen und Asyl

Dictum

Artikel 29, lid 2, van verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend, moet in die zin worden uitgelegd dat indien de overdracht niet plaatsvindt binnen de in artikel 29, leden 1 en 2, van deze verordening gestelde termijn van zes maanden, de verantwoordelijkheid van rechtswege overgaat op de verzoekende lidstaat, zonder dat vereist is dat de verantwoordelijke lidstaat weigert de betrokkene over te nemen of terug te nemen.

Artikel 27, lid 1, van verordening nr. 604/2013, gelezen in het licht van overweging 19 van deze verordening, en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten in die zin worden uitgelegd dat een persoon die om internationale bescherming verzoekt, moet kunnen beschikken over een doeltreffend en snel rechtsmiddel waarmee hij kan aanvoeren dat na de vaststelling van het overdrachtsbesluit de in artikel 29, leden 1 en 2, van die verordening gestelde termijn van zes maanden is verstreken. Het recht dat krachtens een nationale regeling zoals die aan de orde in het hoofdgeding toekomt aan een dergelijke persoon om in het kader van een beroep tegen het overdrachtsbesluit omstandigheden aan te voeren die dateren van na de vaststelling ervan, voldoet aan deze verplichting om te voorzien in een doeltreffend en snel rechtsmiddel.

____________

1 PB C 260 van 18.7.2016.