Language of document :

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 23 januari 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de High Court - Ierland) – M.A., S.A., A.Z. / International Protection Appeals Tribunal, Minister for Justice and Equality, Attorney General, Ireland

(Zaak C-661/17)1

(Prejudiciële verwijzing – Asielbeleid – Criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming – Verordening (EU) nr. 604/2013 – Discretionaire bepalingen – Beoordelingscriteria)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: M.A., S.A., A.Z.

Verwerende partijen: International Protection Appeals Tribunal, Minister for Justice and Equality, Attorney General, Ireland

Dictum

Artikel 17, lid 1, van verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend, moet aldus worden uitgelegd dat de omstandigheid dat een lidstaat ten aanzien waarvan is bepaald dat hij „verantwoordelijk” is in de zin van die verordening, kennis heeft gegeven van zijn voornemen zich uit de Europese Unie terug te trekken overeenkomstig artikel 50 VEU, niet met zich meebrengt dat de lidstaat die met het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat is belast, verplicht is om zelf het betreffende verzoek om bescherming te behandelen op grond van de discretionaire bepaling van bovengenoemd artikel 17, lid 1.

Verordening nr. 604/2013 moet aldus worden uitgelegd dat deze verordening niet vereist dat de nationale autoriteit die bepaalt welke lidstaat verantwoordelijk is op grond van de criteria van die verordening, tevens zorg draagt voor de toepassing van de discretionaire bepaling van artikel 17, lid 1, van dezelfde verordening.

Artikel 6, lid 1, van verordening nr. 604/2013 moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat die volgens de in deze verordening neergelegde criteria niet verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, krachtens die bepaling niet verplicht is om rekening te houden met het belang van het kind en om dat verzoek zelf te behandelen op grond van artikel 17, lid 1, van die verordening.

Artikel 27, lid 1, van verordening nr. 604/2013 moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling niet de verplichting schept om te voorzien in een rechtsmiddel dat kan worden ingesteld tegen het besluit om geen gebruik te maken van de mogelijkheid die wordt geboden door artikel 17, lid 1, van die verordening, hetgeen onverlet laat dat tegen dat besluit kan worden opgekomen in het kader van een rechtsmiddel tegen het overdrachtsbesluit.

Artikel 20, lid 3, van verordening nr. 604/2013 moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling, behoudens bewijs van het tegendeel, het vermoeden creëert dat het in het belang van het kind is om bij de behandeling van zijn situatie tot uitgangspunt te nemen dat deze onlosmakelijk verbonden is met die van zijn ouders.

____________

1 PB C 42 van 5.2.2018.