Language of document : ECLI:EU:C:2017:689

Zaak C177/16

Autortiesību un komunicēšanās konsultāciju aģentūra / Latvijas Autoru apvienība

tegen

Konkurences padome

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Augstākā tiesa Administratīvo lietu departaments)

„Prejudiciële verwijzing – Mededinging – Artikel 102 VWEU – Misbruik van machtspositie – Begrip ‚onbillijke prijs’ – Vergoedingen geïnd door een organisatie voor het collectieve beheer van auteursrechten – Vergelijking met de tarieven die in andere lidstaten worden toegepast – Keuze van de referentiestaten – Criteria ter beoordeling van de prijzen – Berekening van de geldboete”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 14 september 2017

1.        Machtspositie – Ongunstige beïnvloeding van de handel tussen lidstaten – Beoordelingscriteria – Mogelijke en aanzienlijke ongunstige beïnvloeding – Vergoedingen toegepast door een auteursrechtenbureau dat een monopolie bezit

(Art. 102 VWEU)

2.        Machtspositie – Misbruik – Onbillijke contractuele voorwaarden – Beoordeling –Vergoedingen toegepast door een auteursrechtenbureau – Vergelijking met de in andere lidstaten toegepaste vergoedingen – Keuze van de referentiestaten – Vergelijking van de binnen specifieke gebruikerssegmenten toegepaste tarieven – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Art. 102 VWEU)

3.        Machtspositie – Misbruik – Onbillijke contractuele voorwaarden – Beoordeling – Vergoedingen toegepast door een auteursrechtenbureau – Vergelijking met de in andere lidstaten toegepaste vergoedingen – Aanzienlijk en duurzaam verschil tussen de vergeleken tarieven – Aanwijzing voor misbruik – Bewijsverplichtingen van het bureau dat het misbruik betwist

(Art. 102 VWEU)

4.        Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Misbruik van machtspositie – Geldboete opgelegd door een nationale mededingingsautoriteit – Berekening – Omzet die in aanmerking moet worden genomen

(Art. 102 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 5 en 23, lid 2)

5.        Machtspositie – Misbruik – Onbillijke contractuele voorwaarden – Beoordeling – Vergoedingen toegepast door een auteursrechtenbureau – Vergelijking met de in andere lidstaten toegepaste vergoedingen – Geldboete opgelegd door een nationale mededingingsautoriteit – Bedrag – Vaststelling

(Art. 102 VWEU)

1.      De handel tussen de lidstaten kan ongunstig worden beïnvloed door het niveau van de vergoedingen die worden vastgesteld door een auteursrechtenbureau dat een monopolie bezit en ook de rechten van buitenlandse houders beheert, zodat artikel 102 VWEU toepassing vindt.

(zie punt 30, dictum 1)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 31‑51, dictum 2)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 52‑61, dictum 3)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 62‑71, dictum 4)

5.      Ter bepaling of een auteursrechtenbureau onbillijke prijzen hanteert in de zin van artikel 102, tweede alinea, onder a), VWEU is het passend om de tarieven van dat bureau te vergelijken met de tarieven in de buurlanden en die in andere lidstaten, na correctie op basis van de koopkrachtpariteitsindex, op voorwaarde dat de referentiestaten op grond van objectieve, geschikte en verifieerbare criteria zijn gekozen en dat de vergelijkingen op homogene grondslag zijn verricht. Het is toegestaan om de tarieven binnen een of meer specifieke gebruikerssegmenten met elkaar te vergelijken indien er aanwijzingen bestaan dat er buitensporig hoge vergoedingen binnen die segmenten worden toegepast.

Het verschil tussen de vergeleken tarieven moet als aanzienlijk worden aangemerkt indien het significant en duurzaam is. Een dergelijk verschil vormt een aanwijzing voor misbruik van machtspositie en het auteursrechtenbureau met een machtspositie moet, op basis van objectieve elementen die invloed hebben op de beheerskosten of de vergoeding van de rechthebbenden, aantonen dat zijn prijzen billijk zijn.

Ingeval wordt vastgesteld dat de in artikel 102, tweede alinea, onder a), VWEU bedoelde inbreuk is begaan, moeten de vergoedingen voor de rechthebbenden worden opgenomen in de omzet van het betrokken auteursrechtenbureau met het oog op de vaststelling van het boetebedrag, op voorwaarde dat deze vergoedingen deel uitmaken van de waarde van de door dit bureau verrichte prestaties en de opname ervan noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de opgelegde sanctie doeltreffend, evenredig en afschrikkend is. Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie om in het licht van alle omstandigheden van het geval na te gaan of die voorwaarden zijn vervuld.

(zie dictum 2‑4)