Language of document : ECLI:EU:C:2015:119

Zaak C‑41/14

Christie’s France SNC

tegen

Syndicat national des antiquaires

[verzoek van de Cour de cassation (Frankrijk) om een prejudiciële beslissing]

„Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2001/84/EG – Artikel 1 – Intellectuele eigendom – Veiling van oorspronkelijke kunstwerken – Volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk – Schuldenaar van de volgrechtvergoeding – Koper of verkoper – Contractuele afwijking”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 26 februari 2015

1.        Recht van de Europese Unie – Uitlegging – Meertalige teksten – Eenvormige uitlegging – Divergentie tussen de verschillende taalversies – Context en doelstelling van de betrokken regeling als referentiebasis

(Richtlijn 2001/84 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 4)

2.        Harmonisatie van de wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/84 – Volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk – Schuldenaar van de volgrechtvergoeding – Mogelijkheid om door middel van een contract af te wijken van de nationale regel volgens welke de verkoper het volgrecht moet betalen – Voorwaarden

(Richtlijn 2001/84 van het Europees Parlement en de Raad, overwegingen 13 en 15, art. 1, lid 4)

1.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 25, 26)

2.        Artikel 1, lid 4, van richtlijn 2001/84 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk moet aldus worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat de volgrechtvergoedingsplichtige, die bij nationale wettelijke regeling als zodanig is aangewezen, of het nu de verkoper betreft of een actor uit de professionele kunsthandel die bij de transactie betrokken is, met ieder ander, daaronder begrepen de koper, kan overeenkomen dat laatstbedoelde uiteindelijk de kosten van het volgrecht geheel of gedeeltelijk zal dragen, voor zover een dergelijke contractuele regeling geen enkel gevolg heeft voor de verplichtingen en de verantwoordelijkheid van degene die jegens de auteur vergoedingsplichtig is.

Immers, ook al eist de verwezenlijking van de doelstelling van richtlijn 2001/84, die met name beoogt een einde te maken aan verstoringen van de mededinging op de kunstmarkt, zoals omschreven in de overwegingen 13 en 15 van die richtlijn, dat wordt bepaald wie degene zal zijn die verantwoordelijk is voor de betaling van de volgrechtvergoeding aan de auteur, en dat de regels voor de berekening van die vergoeding worden vastgesteld, geldt dit niet voor de vraag wie uiteindelijk de kosten ervan zal dragen. Het is juist dat niet zonder meer kan worden uitgesloten dat dit laatste element een zekere verstoring van de werking van de interne markt teweeg kan brengen, maar een dergelijk gevolg voor de interne markt is hoe dan ook slechts indirect, aangezien het voortvloeit uit contractuele regelingen die losstaan van de betaling van het bedrag van de volgrechtvergoeding, waarvoor de vergoedingsplichtige verantwoordelijk blijft.

(cf. punten 28‑31, 33 en dictum)