Language of document :

Arrest van het Hof (zevende kamer) van 8 december 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesfinanzgericht – Oostenrijk) – P GmbH / Finanzamt Österreich

(Zaak C-378/21)1

(Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 203 – Correctie van de btw-aangifte – Gebruikers van diensten die geen recht op aftrek hebben – Geen gevaar van verlies van belastinginkomsten)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: P GmbH

Verwerende partij: Finanzamt Österreich

Dictum

Artikel 203 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2016/1065 van de Raad van 27 juni 2016,

moet aldus worden uitgelegd dat

een belastingplichtige die een dienst heeft verricht en die op zijn factuur een bedrag aan belasting over de toegevoegde waarde (btw) heeft vermeld dat is berekend op basis van een onjuist tarief, krachtens deze bepaling niet tot voldoening van het ten onrechte gefactureerde gedeelte van de btw gehouden is wanneer het gevaar van verlies van belastinginkomsten onbestaand is omdat de afnemers van die dienst uitsluitend eindverbruikers zijn die geen recht op aftrek van voorbelasting hebben.

____________

1 PB C 349 van 30.8.2021.