Language of document :

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 oktober 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Zalaegerszegi Járásbíróság - Hongarije) – Procedure betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van een geldelijke sanctie die is opgelegd aan LU

(Zaak C-136/20)1

(Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Kaderbesluit 2005/214/JBZ – Tenuitvoerlegging van geldelijke sancties – Beginsel van wederzijdse erkenning – Artikel 5, lid 1 – Strafbare feiten die leiden tot erkenning en tenuitvoerlegging van sanctiebeslissingen zonder toetsing van de dubbele strafbaarheid – Artikel 5, lid 3 – Strafbare feiten waarvoor de lidstaat de erkenning en de tenuitvoerlegging van sanctiebeslissingen afhankelijk kan stellen van de dubbele strafbaarheid – Toetsing door de tenuitvoerleggingsstaat van de juridische kwalificatie die de beslissingsstaat aan het strafbare feit heeft gegeven in het bij de sanctiebeslissing gevoegde certificaat)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Zalaegerszegi Járásbíróság

Partij in het hoofdgeding

Verwerende partij: LU

Dictum

Artikel 5, lid 1, van kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat de autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, buiten de gronden tot weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging waarin dit kaderbesluit uitdrukkelijk voorziet, in beginsel niet kan weigeren om een onherroepelijke beslissing waarbij een geldelijke sanctie wordt opgelegd te erkennen en ten uitvoer te leggen wanneer de autoriteit van de beslissingsstaat het betrokken strafbare feit in het in artikel 4 van dat kaderbesluit bedoelde certificaat heeft aangemerkt als vallende onder een van de categorieën van strafbare feiten waarvoor volgens dat artikel 5, lid 1, geen toetsing van de dubbele strafbaarheid plaatsvindt.

____________

1 PB C 215 van 29.6.2020.