Language of document :

Beroep ingesteld op 8 april 2014 – Mabrouk / Raad

(Zaak T-218/14)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Mohamed Marouen Ben Ali Bel Ben Mohamed Mabrouk (Carthago, Tunesië) (vertegenwoordigers: J. Farthouat, J. Mignard, N. Boulay, advocaten, en S. Crosby, Solicitor)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit 2014/49/GBVB van de Raad van 30 januari 2014 tot wijziging van besluit 2011/72/GBVB betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië (PB L 28, blz. 38) en uitvoeringsverordening (EU) nr. 81/2014 van de Raad van 30 januari 2014 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 101/2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië (PB L 28, p. 2) nietig verklaren voor zover deze maatregelen, die de bevriezing van tegoeden in de Europese Unie betreffen, van toepassing zijn op verzoeker, en

verweerder verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vijf middelen aan.

Eerste middel: door de bestreden handelingen vast te stellen, ondersteunt verweerder een strafrechtelijk onderzoek in Tunesië en neemt hij dus binnen een strafrechtelijke context een rechterlijke hoedanigheid aan, terwijl de rechtsgrondslag waarop verweerder zich heeft gebaseerd, namelijk artikel 29 VEU en artikel 215, lid 2, VWEU, verweerder niet de bevoegdheid verleent om op die manier op te treden.

Tweede middel: de bestreden handelingen zijn vastgesteld om de gerechtelijke autoriteiten in Tunesië bij te staan en niet om de redenen die ter ondersteuning van de gekozen rechtsgrondslag zijn vermeld. Dit levert schending op van de rechtsgrondslag.

Derde middel: (a) kennelijke beoordelingsfout voor zover verweerder stelt dat er een verband bestaat tussen verzoekers tegoeden in de EU en het voorwerp van het gerechtelijk onderzoek in Tunesië, (b) kennelijke beoordelingsfout voor zover verweerder stelt dat het dispositief van de bestreden handelingen rechtvaardigt dat verzoekers naam wordt gehandhaafd op de lijst van personen van wie de vermogensbestanddelen moeten worden bevroren, en (c) kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten die verweerder ter rechtvaardiging van de bestreden handelingen aanvoert.

Vierde middel: schending van verzoekers rechten van verdediging en grondrechten, namelijk: het vermoeden van onschuld, het recht op inzage van het bewijsmateriaal waarop verweerder zich ten aanzien van verzoeker baseert, het recht om te worden gehoord, het recht op equality of arms, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, het evenredigheidsbeginsel en het eigendomsrecht.

Vijfde middel: gebrekkige motivering.