Language of document :

Beroep ingesteld op 23 april 2018 – China Chamber of Commerce for Import and Export of Machinery and Electronic Products e.a./Commissie

(Zaak T-254/18)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: China Chamber of Commerce for Import and Export of Machinery and Electronic Products (Peking, China) en 9 andere verzoekende partijen (vertegenwoordigers: R. Antonini, E. Monard en B. Maniatis, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2018/140 van de Commissie van 29 januari 2018 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde gietijzeren producten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot beëindiging van het onderzoek naar de invoer van bepaalde gietijzeren producten van oorsprong uit India (PB 2018, L 25, blz. 6), voor zover zij betrekking heeft op de CCCME, de individuele ondernemingen en de betrokken leden;

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters zes middelen aan.

Eerste middel: de Europese Commissie heeft artikel 3, leden 2, 3, 5, 6 en 7, en artikel 17, lid 2, van de basisverordening alsook het beginsel van behoorlijk bestuur geschonden, onder meer doordat zij onbetrouwbare gegevens over de invoer, macro-economische schade en winstgevendheid heeft gebruikt, en doordat zij andere belanghebbende partijen niet heeft toegestaan opmerkingen in te dienen over de uiteindelijke samenstelling van de steekproef van producenten in de Unie.

Tweede middel: de Commissie heeft artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening geschonden, onder meer doordat zij geen rekening heeft gehouden met het feit dat er geen tijdsverband was, en doordat zij heeft nagelaten ervoor te zorgen dat de door andere factoren veroorzaakte schade wordt toegeschreven aan de invoer uit China.

Derde middel: de Commissie heeft de rechten van verdediging van verzoeksters en artikel 6, lid 7, artikel 19, leden 1 tot en met 3, en artikel 20, lid 4, van de basisverordening geschonden, onder meer doordat zij de toegang heeft geweigerd tot de schadeberekeningen, de berekening van de prijseffecten en van de schademarge, en de manier waarop de normale waarde wordt vastgesteld, doordat zij zelfs heeft geweigerd om een geaggregeerde versie van de gevraagde gegevens te verstrekken, en doordat zij heeft nagelaten verschillende relevante inlichtingen te verstrekken, hoewel hierom herhaaldelijk was verzocht.

Vierde middel: de Commissie heeft artikel 2, lid 10, artikel 3, lid 2, onder a), artikel 3, lid 3, en artikel 9, lid 4, van de basisverordening alsook het beginsel van behoorlijk bestuur geschonden doordat zij bij haar prijsvergelijking niet alle eigenschappen van de productcontrolenummers in aanmerking heeft genomen, doordat zij de nodige gegevens met betrekking tot andere producteigenschappen dan die welke tot uiting komen in de oorspronkelijke productcontrolenummers niet heeft verstrekt, en doordat zij het verzoek om de uit de geringe productiehoeveelheden in India voortvloeiende onregelmatigheden aan te passen aan de normale waarde ten onrechte heeft afgewezen.

Vijfde middel: de Commissie heeft artikel 2, lid 10, onder b) en artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening geschonden doordat zij de normale waarde voor de indirecte belastingen opwaarts heeft gecorrigeerd.

Zesde middel: de Commissie heeft artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening geschonden doordat zij zich voor de vaststelling van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA”) alsook van de voor de berekening van de normale waarde gebruikte winst heeft gebaseerd op gegevens van slechts één Indische producent, in plaats van alle relevante gegevens te gebruiken die voor het referentieland beschikbaar waren.

____________