Language of document :

Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 22 juni 2021 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice Queen’s Bench Division (Administrative Court) - Verenigd Koninkrijk] – Tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel tegen VA

(Zaak C-206/20)1

(Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Justitiële samenwerking in strafzaken – Europees aanhoudingsbevel – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Artikel 8, lid 1, onder c) – Europees aanhoudingsbevel dat door het openbaar ministerie van een lidstaat is uitgevaardigd met het oog op strafvervolging op grond van een door dezelfde autoriteit uitgevaardigde vrijheidsbenemende maatregel – Ontbreken van rechterlijke toetsing vóór overlevering van gezochte persoon – Gevolgen – Doeltreffende voorziening in rechte – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 47)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Justice Queen’s Bench Division (Administrative Court)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: VA

In tegenwoordigheid van: Prosecutor of the regional prosecutor’s office in Ruse, Bulgaria

Dictum

Artikel 8, lid 1, onder c), van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, gelezen in het licht van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de rechtspraak van het Hof, moet aldus worden uitgelegd dat aan de vereisten die inherent zijn aan een doeltreffende bescherming in rechte die moet worden geboden aan een persoon ten aanzien van wie een Europees aanhoudingsbevel uit hoofde van strafvervolging is uitgevaardigd, niet is voldaan wanneer zowel het Europees aanhoudingsbevel als de daaraan ten grondslag liggende rechterlijke beslissing is uitgevaardigd door een officier van justitie die kan worden aangeduid als „uitvaardigende rechterlijke autoriteit”, in de zin van artikel 6, lid 1, van dat kaderbesluit, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, en dat Europees aanhoudingsbevel of die rechterlijke beslissing vóór de overlevering van de gezochte persoon door de uitvoerende lidstaat niet kan worden getoetst door een rechterlijke instantie in de uitvaardigende lidstaat.

____________

1 PB C 262 van 10.8.2020.