Language of document :

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 23 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší soud - Tsjechische Republiek) – QT/02 Czech Republic a.s.

(Zaak C-574/211 , 02 Czech Republic)

[Prejudiciële verwijzing – Zelfstandige handelsagenten – Richtlijn 86/653/EEG – Artikel 17, lid 2, onder a) – Beëindiging van de agentuurovereenkomst – Recht van de handelsagent op een vergoeding – Voorwaarden voor toekenning – Billijke vergoeding – Beoordeling – Begrip „provisie, die voor de handelsagent verloren gaat” – Provisies over toekomstige transacties – Nieuwe klanten die de handelsagent heeft aangebracht – Bestaande klanten waarmee de handelsagent de transacties aanzienlijk heeft uitgebreid – Eenmalige provisiebetalingen]

Procestaal: Tsjechisch

Verwijzende rechter

Nejvyšší soud

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: QT

Verwerende partij: 02 Czech Republic a.s.

Dictum

Artikel 17, lid 2, onder a), van richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten

moet aldus worden uitgelegd dat

de provisies die de handelsagent zou hebben ontvangen, indien de agentuurovereenkomst zou zijn voortgezet, voor transacties die na de beëindiging van deze agentuurovereenkomst worden gesloten met de nieuwe klanten die hij vóór de beëindiging ervan bij de principaal heeft aangebracht of met de klanten waarmee hij de transacties vóór de beëindiging van die overeenkomst aanzienlijk heeft uitgebreid, in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van de vergoeding waarin artikel 17, lid 2, van deze richtlijn voorziet.

Artikel 17, lid 2, onder a), van richtlijn 86/653

moet aldus worden uitgelegd dat

de betaling van eenmalige provisies er niet toe leidt dat de door de handelsagent gederfde provisies die voor hem zouden zijn voortgevloeid uit de transacties die de principaal na de beëindiging van de agentuurovereenkomst sluit met de nieuwe klanten die de handelsagent vóór de beëindiging ervan bij de principaal had aangebracht, of met de klanten waarmee hij de transacties vóór de beëindiging van die overeenkomst aanzienlijk had uitgebreid, worden uitgesloten van de berekening van de vergoeding waarin artikel 17, lid 2, voorziet, wanneer die eenmalige provisies forfaitaire vergoedingen vormden voor elke nieuwe overeenkomst die via de handelsagent met nieuwe dan wel bestaande klanten werd gesloten.

____________

1 PB C 481 van 29.11.2021.