Language of document : ECLI:EU:C:2023:662


 


 



Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 6 september 2023 –
Vlad Magic

(Zaak C230/22) (1)

„Prejudiciële verwijzing – Artikel 53, lid 2, en artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Vermelding van de redenen waarom de uitlegging van bepaalde voorschriften van het Unierecht door het Hof noodzakelijk is en vermelding van het verband tussen die voorschriften en de toepasselijke nationale wetgeving – Onvoldoende preciseringen – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

1.      Prejudiciële vragen – Ontvankelijkheid – Vragen die zijn gesteld zonder voldoende nauwkeurige aanwijzingen van de redenen die de noodzaak van een antwoord op de prejudiciële vragen rechtvaardigen – Geen verband tussen het hoofdgeding en de Unierechtelijke bepaling waarop de prejudiciële vragen betrekking hebben – Kennelijke niet-ontvankelijkheid

(Art. 267 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 53, lid 2, en art. 94)

(zie punten 1518, 20, 22, 25 en dictum)

2.      Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Verzoek tot uitlegging van het Handvest van de grondrechten – Geen aanwijzing van de aanknopingspunten met het Unierecht – Kennelijke niet-ontvankelijkheid

(Art. 267 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 51, lid 1; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 53, lid 2)

(zie punten 2325 en dictum)

Dictum

Het verzoek om een prejudiciële beslissing dat door de Judecătoria Lehliu-Gară (rechter in eerste aanleg Lehliu-Gară, Roemenië) is ingediend bij beslissing van 6 december 2021, is kennelijk niet-ontvankelijk.


1 PB C 368 van 26.9.2022.