Language of document :

Beroep ingesteld op 26 februari 2009 - United Phosphorus / Commissie

(Zaak T-95/09)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: United Phosphorus (Warringthon, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: C. Mereu en K. Van Maldegem, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

het beroep ontvankelijk verklaren;

de bestreden beschikking nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure;

elke andere of bijkomende maatregel nemen die rechtens noodzakelijk is.

Middelen en voornaamste argumenten

Met dit beroep vordert verzoekster nietigverklaring krachtens artikel 230 EG van beschikking 2008/902/EG van de Commissie van 7 november 2008 betreffende de niet-opneming van napropamide in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten [kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 6281]1. De bestreden maatregelen zullen op 7 mei 2009 in werking treden.

Ter ondersteuning van haar vorderingen voert verzoekster drie middelen aan.

Ten eerste stelt verzoekster dat de bestreden beschikking kennelijke beoordelingsfouten bevat. Volgens verzoekster is er onvoldoende wetenschappelijke rechtvaardiging voor de conclusies in de bestreden beschikking en heeft de Commissie in strijd met artikel 5 van richtlijn 91/414/EEG2 en artikel 11, lid 2, van verordening nr. 1490/20023 geen rekening gehouden met alle beschikbare wetenschappelijke gegevens.

Ten tweede stelt verzoekster dat de Commissie wezenlijke vormvoorschriften, te weten artikel 11 van verordening nr. 1490/2002, heeft geschonden, aangezien haar beweerde tegenstrijdige en inconsistente gedrag verzoekster het recht heeft ontnomen om haar steun voor een stof in te trekken in ruil voor een langer durende geleidelijke afschaffing in afwachting van het opnieuw indienen van een dossier. Verzoekster stelt bovendien dat de Commissie heeft verzuimd om de bestreden beschikking binnen de toepasselijke procedurele termijn vast te stellen, en dus artikel 11, lid 4, van verordening nr. 1490/2002 heeft geschonden.

Ten derde stelt verzoekster dat de Commissie fundamentele beginselen van gemeenschapsrecht heeft geschonden, zoals het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen, het recht om te worden gehoord, en verzoeksters recht van verweer, alsmede het in artikel 5 EG vastgelegde evenredigheidsbeginsel, aangezien de Commissie volgens verzoekster de toepasselijke termijnen had kunnen verlengen om de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EAVV) meer tijd te geven om de door verzoekster ingediende informatie en gegevens te bestuderen. Verzoekster stelt voorts dat de Commissie heeft verzuimd om een toereikende motivering te geven voor haar verschil van inzicht ten opzichte van de beoordeling van de als rapporteur optredende lidstaat en de EAVV, en dus haar verplichtingen krachtens artikel 253 EG heeft geschonden.

____________

1 - PB 2008, L 326, blz. 35.

2 - Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB 1991, L 230, blz. 1).

3 - Verordening (EG) nr. 1490/2002 van de Commissie van 14 augustus 2002 houdende bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414/EEG van de Raad en tot wijziging van verordening (EG) nr. 451/2000 (PB 2002, L 224, blz. 23).