Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 29 april 2008 - Aydin Salahadin Abdulla / Bondsrepubliek Duitsland

(Zaak C-175/08)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Aydin Salahadin Abdulla

Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland

Prejudiciële vragen

Moet artikel 11, lid 1, sub e, van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004(1) aldus worden uitgelegd dat - afgezien van artikel 1 C, sub 5, tweede zin, van het verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951 (vluchtelingenverdrag van Genève) - de status van vluchteling reeds dan wordt beëindigd, wanneer de gegronde vrees van de vluchteling voor vervolging in de zin van artikel 2, sub c, van de richtlijn op grond waarvan de erkenning plaatshad, niet meer bestaat en hij ook niet op andere gronden behoeft te vrezen voor vervolging in de zin van artikel 2, sub c, van de richtlijn?

Zo nee, is voor beëindiging van de vluchtelingenstatus volgens artikel 11, lid 1, sub e, van de richtlijn bovendien vereist dat in het land waarvan de vluchteling de nationaliteit bezit,

a) een actor van bescherming in de zin van artikel 7, lid 1, van de richtlijn aanwezig is, en volstaat daarbij dat de bescherming enkel mogelijk is met behulp van multinationale troepen,

b) voor de vluchteling geen ernstige schade in de zin van artikel 15 van de richtlijn dreigt die leidt tot verlening van subsidiaire bescherming volgens artikel 18 van de richtlijn, en/of

c) de veiligheidssituatie stabiel is en de algemene levensvoorwaarden het bestaansminimum bieden?

Moeten in een situatie waarin de vroegere omstandigheden op grond waarvan de betrokkene als vluchteling is erkend niet meer bestaan, nieuwe tot vervolging leidende omstandigheden van andere aard

a) worden getoetst aan het waarschijnlijkheidscriterium dat geldt voor de erkenning van vluchtelingen, of wordt ten behoeve van de betrokkene een ander criterium toegepast,

b) worden beoordeeld aan de hand van de verlichte bewijslast volgens artikel 4, lid 4, van de richtlijn?

____________

1 - ) PB L 304, blz. 12.