Language of document :

Beroep ingesteld op 27 maart 2024 – XH / Commissie

(Zaak T-1083/23)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: XH (vertegenwoordiger: M. Stanek, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

besluit R/351/23 van 17 oktober 2023 dat het tot aanstelling bevoegde gezag heeft genomen in antwoord op het bezwaar van verzoekster van 17 juni 2023, nietig te verklaren;

verzoekster te vergoeden voor de schade die zij heeft geleden, zoals gespecificeerd in het onderhavige beroep, in verband met de gevolgen van bovengenoemd besluit;1

verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan:

schending van artikel 7, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren dat het tot aanstelling bevoegde gezag (TABG) gelast om ambtenaren te werk te stellen in het belang van de dienst, ongeacht andere factoren, zoals nationaliteit;

nadelige effecten van de overplaatsing, die niet uitsluitend in het belang van de dienst was, maar werd beïnvloed door onregelmatigheden van het TABG, die in tegenspraak zijn met de bepalingen die vereisen dat acties uitsluitend in het belang van de dienst zijn;

verdere vergeldingsacties, in het bijzonder schending van artikel 90, lid 2, en de artikelen 1, 12 en 12 bis van het Statuut en schending van de artikelen 4 en 9 van verordening nr. 883/2013; 1

schending van de geheimhoudingsplicht – schending van artikel 17, lid 1, en artikel 19 van het Statuut, waarin wordt benadrukt dat informatie die in het kader van de functie is verkregen, niet openbaar mag worden gemaakt tenzij hiervoor toestemming is verleend, met name in het kader van gerechtelijke procedures;

belangenconflict en procedurele onregelmatigheden, met name schending van artikel 11, leden 1 en 2, en artikel 11 bis van het Statuut;

schending van de toegang tot de rechter en van het recht op een eerlijk proces: ontbrekende motivering en schending van artikel 19 van het Statuut.

Tweede middel, ontleend aan:

schending van de bijstandsplicht – schending van de artikelen 12 bis, 12 en 24 van het Statuut;

het feit dat de weigering om verzoekster bijstand te verlenen op grond van de artikelen 12 bis, 12 en 24 van het Statuut was gebaseerd op haar betrokkenheid bij scenario’s als mogelijk ontslag, strafrechtelijke procedures die door OLAF zijn gestart en tuchtprocedures voor ernstige overtredingen. Deze aanpak wordt gezien als voorbarig en mogelijk in strijd met het vermoeden van onschuld.

schending van het vermoeden van onschuld: het uitsluiten van bijstand op basis van louter deelname aan onderzoeken of tuchtprocedures veronderstelt schuld, wat in strijd is met het fundamentele beginsel van het vermoeden van onschuld zoals omschreven in artikel 9 van de genoemde verordening nr. 883/2013.

____________

1     Verzoeker vordert een vergoeding van 25 000 EUR voor de immateriële schade die hij heeft geleden als rechtstreeks gevolg van administratieve en procedurele onregelmatigheden. Het gevraagde bedrag is bedoeld als vergoeding voor de aanzienlijke emotionele schade, de aantasting van de reputatie en de professionele tegenslagen die verzoeker heeft ondervonden als gevolg van de gestelde schendingen van het Statuut van de ambtenaren van de EU en daarmee verband houdende bepalingen.

1     Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB 2013 L 248, blz. 1).