Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 24 januari 2013 door Vincent Bouillez tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 14 november 2012 in zaak F-75/11, Bouillez/Raad

(Zaak T-31/13 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: Vincent Bouillez (Overijse, België) (vertegenwoordigers: D. Abreu Caldas, A. Coolen, J.-N. Louis en É. Marchal, advocaten)

Andere partij in de procedure: Raad van de Europese Unie

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Derde kamer) van 14 november 2012 in zaak F-75/11, Vincent Bouillez/Raad, te vernietigen;

het besluit om rekwirant niet te bevorderen nietig te verklaren;

de Raad te verwijzen in de kosten van de beide procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij drie middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting, aangezien het GVA zonder daadwerkelijke controle heeft vastgesteld dat het in eerste aanleg bestreden besluit voldeed aan de motiveringsplicht, terwijl het de Raad om geen enkel bewijs had gevraagd ten aanzien van de concrete toepassing van de criteria van artikel 45 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie bij de vergelijking van rekwirants verdiensten met die van de andere voor bevordering in aanmerking komende ambtenaren.

Tweede middel, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting, daar het GVA zich heeft gebaseerd op loutere stellingen van de Raad volgens welke bij de vergelijking van de verdiensten wel degelijk rekening is gehouden met het niveau van de gedragen verantwoordelijkheden, teneinde te oordelen dat rekiwrant niet het tegendeel had aangetoond, en dit ondanks de informatie die hij in het kader van maatregelen tot organisatie van de procesgang had verstrekt en waaruit bleek dat verschillende bevorderde ambtenaren geen verantwoordelijkheden droegen noch een zo hoog cijfer als dat van rekwirant hadden en evenmin meer gebruikte talen (betreffende de punten 45 en 46 van het bestreden arrest).

Derde middel, ontleend aan een tegenstrijdige redenering, aangezien het GVA niet kan oordelen dat de Raad terecht heeft besloten om de verdiensten van alle in het kader van de bevorderingsronde 2007 voor bevordering in aanmerking komende ambtenaren van de rang AST 6 opnieuw te vergelijken, om vervolgens vast te stellen dat de Raad niet verplicht was om rekening te houden met de verdiensten van een specifieke ambtenaar die in die ronde reeds was bevorderd en wiens bevordering definitief was geworden (betreffende de punten 69 en 70 van het bestreden arrest).

Voorts stelt rekwirant dat het GVA van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan door de feiten op basis van de stukken van het dossier niet aan te merken als een kennelijke beoordelingsfout.

____________