Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 24 januari 2013 door Mario Paulo da Silva Tenreiro tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 14 november 2012 in zaak F-120/11, da Silva Tenreiro/Commissie

(Zaak T-32/13 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: Mario Paulo da Silva Tenreiro (Kraainem, België) (vertegenwoordigers: S. Orlandi, J.-N. Louis en D. Abreu Caldas, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

te verklaren en vast te stellen,

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 14 november 2012 (zaak F-120/11, da Silva Tenreiro/Commissie) houdende verwerping van rekwirants beroep, wordt vernietigd;

opnieuw uitspraak doende,

te verklaren en vast te stellen,

het besluit van de Europese Commissie tot afwijzing van rekwirants sollicitatie naar de vacante post van directeur van directie A, "Civiel recht", van het directoraat-generaal (DG) "Justitie" en het besluit tot aanstelling van Z op die post, worden nietig verklaard;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de beide procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij twee middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan een verkeerde opvatting van de feiten:

enerzijds doordat het GVA heeft geoordeeld dat de term "background", die wordt gebruikt in de kennisgeving van vacature van de betrokken procedure, verwees naar ervaring en niet naar opleiding. Rekwirant betoogt dat uit de door de Commissie bekendgemaakte aankondigingen van vacature met name blijkt dat wanneer beroepservaring is vereist, de term "ervaring" en niet "background" wordt gebruikt ;

anderzijds doordat het GVA heeft geoordeeld dat de term "regeling" niet verwees naar regelingsmechanismen, maar naar het regelgevingsproces.

Tweede middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting, daar het GVA de aanwijzingen voor misbruik van bevoegdheid afzonderlijk en niet globaal heeft onderzocht, zonder te proberen vast te stellen of de aanwijzingen samen, gezien hun aantal, het vermoeden van wettigheid van de in eerste aanleg bestreden besluiten opnieuw ter discussie konden stellen.

Voorts stelt rekwirant dat het GVA, gelet op de ongelijke wapens van partijen, het recht op een eerlijk proces heeft miskend, door te weigeren om maatregelen tot organisatie van de procesgang te treffen die de aanwijzingen van misbruik van bevoegdheid hadden kunnen versterken en het bewijs hadden kunnen leveren van een element dat alleen door die maatregel kon worden aangetoond.

____________