Language of document :

Beroep ingesteld op 20 maart 2014 – Léon Van Parys/Commissie

(Zaak T-171/14)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Firma Léon Van Parys NV (Antwerpen, België) (vertegenwoordigers: P. Vlaemminck, B. Van Vooren en R. Verbeke, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de brief van de Commissie van 24 januari 2014 waarbij zij kennisgeeft dat de behandelingstermijn op grond van artikel 907 van Verordening (EEG) 2454/93 is geschorst, nietig te verklaren;

voor recht te zeggen dat artikel 909 van Verordening (EEG) 2454/93 ten volle zijn uitwerking heeft gehad ten voordele van verzoekster na het arrest van het Gerecht T-324/10 van 19 maart 2013 inzake dossier REM/REC 07/07;

de Commissie in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan een schending van artikel 907 en 909 van Verordening nr. 2454/931 alsook aan een schending van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 41 betreffende het recht op behoorlijk bestuur.

Het arrest van het Gerecht van 19 maart 2013, Firma Van Parys/Commissie, T-324/10, vernietigde ex tunc het Besluit van de Commissie C(2010) 2858, waardoor de behandelingstermijn van negen maanden reeds was verstreken en de Commissie bijgevolg niet langer kon beschikken over het verzoek tot kwijtschelding.

Minstens is er onbevoegdheid van de Commissie voor zover zij handelingen stelt die voorbijgaan aan het zuivere in regel stellen met het arrest van het Gerecht van 19 maart 2013 in zaak T-324/10 van haar deels nietig verklaarde beslissing. Hierbij schendt de Commissie immers artikel 266, lid 1, VWEU inzake de bevoegdheid die de Commissie heeft om maatregelen te nemen ter uitvoering van het arrest van het Gerecht.

Tweede middel, ontleend aan een schending van artikel 907 van Verordening nr. 2454/93, alsook aan een schending van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 41 betreffende het recht op behoorlijk bestuur, doordat de Commissie onwettig gebruikmaakt van de mogelijkheid om informatie te verzoeken zoals vastgesteld in artikel 907 van Verordening nr. 2454/93, teneinde een toekomstige toepassing van artikel 909 van Verordening nr. 2454/93 te ontwijken of minstens uit te stellen.

____________

____________

1 Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253, blz. 1).