Language of document : ECLI:EU:F:2009:53

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN VAN DE EUROPESE UNIE (Tweede kamer)

4 juni 2009 (*)

„Openbare dienst – Personeel van Europol – Aanwerving – Selectieprocedure – Voorwaarden voor aanwerving – Gedetacheerd nationaal deskundige – Artikel 6 van het statuut voor de personeelsleden van Europol – Artikel 2, punt 4, van het besluit van de directeur van Europol van 8 december 2006”

In zaak F‑11/08,

betreffende een beroep ingesteld krachtens artikel 40, lid 3, van de overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst) en artikel 93, lid 1, van het statuut voor de personeelsleden van Europol,

Jörg Mölling, gedetacheerd nationaal deskundige bij de Europese Politiedienst, wonende te ’s‑Gravenhage, aanvankelijk vertegenwoordigd door P. de Casparis, advocaat, vervolgens door P. de Casparis, N. D. Dane en W. J. Dammingh, advocaten,

verzoeker,

tegen

Europese Politiedienst (Europol), vertegenwoordigd door D. Neumann en D. El Khoury als gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur en R. van der Hout, advocaten,

verweerder,

wijst

HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN (Tweede kamer),

samengesteld als volgt: S. Van Raepenbusch, kamerpresident, I. Boruta en H. Kanninen (rapporteur), rechters,

griffier: R. Schiano, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 9 september 2008,

het navolgende

Arrest

1        Bij verzoekschrift, binnengekomen ter griffie van het Gerecht bij fax en e-mail van 22 januari 2008 (het origineel is op 25 januari daaraanvolgend neergelegd), vraagt Mölling om nietigverklaring van het besluit van 10 oktober 2007 om hem niet toe te laten tot de selectieprocedure, georganiseerd teneinde binnen Europol te voorzien in een functie van hoofdadministrateur („first officer”) bij de drugs unit.

 Toepasselijke bepalingen

2        Artikel 1, lid 1, van het statuut voor de personeelsleden van Europol, in de voor deze zaak geldende versie (hierna: „statuut voor de personeelsleden”), luidt:

„Dit statuut is van toepassing op alle personeelsleden die op grond van een arbeidsovereenkomst door Europol zijn aangesteld, en wel:

–        Europol-functionarissen, namelijk personeelsleden die uitsluitend aangeworven zijn bij de bevoegde autoriteiten bedoeld in artikel 2, lid 4, van de overeenkomst [op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst], alsmede personeelsleden die hetzij bij deze autoriteiten, hetzij daarbuiten zijn aangeworven, en

–        plaatselijke functionarissen, voor zover expliciet genoemd in dit [statuut voor de personeelsleden].”

3        Artikel 2, lid 1, van het statuut voor de personeelsleden bepaalt:

„Als ‚Europol-functionaris’ in de zin van dit statuut [voor de personeelsleden] wordt aangemerkt het personeelslid dat is aangesteld om een functie te vervullen die is opgenomen in de lijst van functies in aanhangsel 1, met uitzondering van die voor plaatselijke functionarissen.

Voor elk van deze functies wordt vastgesteld welke uitsluitend kunnen worden bezet door personeelsleden die bij de in artikel 2, lid 4, van de overeenkomst [op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst] bedoelde bevoegde autoriteiten zijn aangeworven, en welke ook door andere personeelsleden kunnen worden bezet.

Personeelsleden die aangesteld zijn voor een functie die uitsluitend bezet kan worden door bij de bevoegde autoriteiten aangeworven personeelsleden, kunnen voor deze functie alleen een tijdelijke arbeidsovereenkomst krijgen, overeenkomstig artikel 6.”

4        In punt 1 van aanhangsel I bij het statuut voor de personeelsleden wordt een opsomming van de Europol-functies gegeven: „Onder voorbehoud van nummer 3 zijn de volgende functies Europol-functies: [...]”. De laatste alinea van punt 1 van aanhangsel I bepaalt dat „deze lijst [van Europol-functies] kan worden gewijzigd met eenparigheid van stemmen van de raad van bestuur”.

5        Artikel 6 van het statuut voor de personeelsleden luidt:

„Elke Europol-functionaris, of hij nu is aangesteld in een functie die uitsluitend kan worden bezet door personeelsleden die bij de in artikel 2, lid 4, van de overeenkomst [op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst] bedoelde bevoegde autoriteiten zijn aangeworven dan wel in een functie die niet aan die beperking is onderworpen, wordt aanvankelijk voor een vaste periode van één tot vijf jaar in dienst genomen.

De eerste arbeidsovereenkomst kan worden verlengd. In totaal is de duur van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, met inbegrip van de duur van een eventuele verlenging, ten hoogste negen jaar.

Alleen personeelsleden die zijn aangesteld in een functie die niet uitsluitend kan worden bezet door personeelsleden welke bij de in artikel 2, lid 4, van de overeenkomst [op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst] bedoelde bevoegde autoriteiten zijn aangeworven, kunnen voor onbepaalde tijd in dienst worden genomen nadat zij op basis van twee arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd naar grote tevredenheid hebben gewerkt gedurende een diensttijd van ten minste zes jaar.

[...]”

6        Artikel 2, lid 4, van de overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst van 26 juli 1995 (PB C 316, blz. 2; hierna: „Europol-overeenkomst”) bevat de volgende definitie van de bevoegde autoriteiten waarvan onder meer in artikel 6 van het statuut voor de personeelsleden wordt gesproken:

„Bevoegde autoriteiten in de zin van deze Overeenkomst zijn alle in de lidstaten bestaande overheidsinstanties die krachtens het nationaal recht bevoegd zijn op het gebied van het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten.”

7        Artikel 24 van hoofdstuk 3 van titel II van het statuut voor de personeelsleden, „Aanstelling”, luidt als volgt:

„1. De aanwerving van Europol-functionarissen is erop gericht, Europol de medewerking te verzekeren van personen die uit een oogpunt van bekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen. Bij de selectie van de Europol-functionaris wordt niet alleen rekening gehouden met de persoonlijke geschiktheid en de beroepskwalificaties van de kandidaat, maar ook met de noodzaak van een passende vertegenwoordiging van de onderdanen van alle lidstaten en van de officiële talen van de Europese Unie. Europol voert een beleid van gelijke kansen.

2. De Europol-functionaris kan slechts worden aangesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, en voor zover hij:

a)      onderdaan is van een der lidstaten van de Europese Unie en zijn rechten als staatsburger bezit;

b)      heeft voldaan aan de verplichtingen welke voor hem voortvloeien uit de wettelijke voorschriften inzake de militaire dienstplicht;

c)      in zedelijk opzicht de waarborgen biedt welke voor de uitoefening van zijn taken vereist zijn;

d)      voldoet aan de voor de uitoefening van zijn taken gestelde eisen van lichamelijke geschiktheid;

e)      blijk geeft van een grondige kennis van een van de officiële talen van de Europese Unie en van een voldoende kennis van een andere officiële taal van de Europese Unie, voor zover dit voor de door hem te verrichten werkzaamheden noodzakelijk is.

[...]

4. Voor de aanstelling van de Europol-functionaris worden de in aanhangsel 2 [bij het statuut voor de personeelsleden] vastgestelde selectieprocedures gevolgd.”

8        Volgens artikel 5, eerste alinea, van aanhangsel 2 bij het statuut voor de personeelsleden maakt de sollicitatiecommissie „op de grondslag van de kwalificatie, de ervaring, het gezochte profiel en via preselectie als bedoeld in artikel 24 van het statuut [voor de personeelsleden] een eerste selectie uit de ontvangen sollicitaties”.

9        Overweging 6 van het besluit van de directeur van Europol van 8 december 2006 inzake het algemeen beleid betreffende de uitvoering van artikel 6 van het statuut voor de personeelsleden (hierna: „besluit van 8 december 2006”) luidt als volgt:

„Er is een maximumdiensttijd voorgeschreven voor alle Europol-personeelsleden die op basis van twee overeenkomsten voor bepaalde tijd worden tewerkgesteld in functies [die slechts kunnen worden bezet door functionarissen die zijn aangeworven binnen de nationale bevoegde autoriteiten bedoeld in artikel 2, lid 4, van de Europol-overeenkomst], omdat de lidstaten een doorstroming van die personeelsleden wensen, die nadien opnieuw tewerk moeten worden gesteld in dienst van hun nationale bevoegde autoriteiten (doorstromingsbeginsel)” („The reason for prescribing a maximum period of service for all Europol staff on bold posts under two fixed-term contracts is that the Member States want a rotation of such staff members who should subsequently be re-integrated into the service of their competent national authority (the rotation principle) [...]”)

10      In overweging 15 van het besluit van 8 december 2006 wordt aangegeven dat „Europol op basis van een redelijke uitlegging van artikel 6 en van aanhangsel 2 bij het statuut voor de personeelsleden een voormalig personeelslid in aanmerking mag nemen voor een sollicitatie naar een nieuwe functie na een periode van afwezigheid, hetgeen garandeert dat alle kandidaten voor een bepaalde functie, of het nu om interne of om externe kandidaten gaat, gelijk worden behandeld en dat geen enkele kandidaat het verloop van een aanwervingprocedure heeft kunnen beïnvloeden” („Based on a reasonable interpretation of Article 6 and Appendix 2 of the Staff Regulations, Europol is not prevented from considering a previous staff member as eligible to apply for a new post following a period of absence which ensures that all candidates for a particular post, internal or external, are in an equal position and that no candidate may have influenced a forthcoming recruitment campaign”).

11      Artikel 1 van het besluit van 8 december 2006 geeft de volgende definitie van een aantal in dat besluit gebruikte uitdrukkingen:

„[punt 1] Europol-functie: elke functie die is opgenomen of moet worden opgenomen op de lijst van Europol-functies in aanhangsel 1 bij het statuut voor de personeelsleden, met uitzondering van de directeur, de adjunct-directeuren en het plaatselijk personeel zoals bedoeld in de artikelen 98 tot en met 100 van het statuut voor de personeelsleden [‚Europol Post’: Any post that is included or is intended to be included in the list of Europol posts set out in Appendix 1 of the Staff Regulations, with the exception of the Director, the Deputy Directors and local staff as provided for by Articles 98-100 of the Staff Regulations];

[...]

[punt 6] ‚[nationale] bevoegde autoriteiten’: overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de Europol-overeenkomst, alle in een lidstaat bestaande overheidsinstanties die krachtens het nationaal recht bevoegd zijn op het gebied van het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten [‚Competent Authority’: In accordance with Article 2(4) of the Europol Convention, all public bodies existing in the Member States which are responsible under national law for preventing and combating criminal offences];

[punt 7] ‚Vet gedrukte functie’: Elke functie die alleen kan worden bezet door functionarissen die zijn aangeworven bij de bevoegde autoriteiten [‚Bold Post’: Any Europol post which can be filled only by staff engaged from a Competent Authority];

[punt 8] ‚Niet vet gedrukte functie’: Elke functie die kan worden bezet door functionarissen die niet bij de bevoegde autoriteiten moeten zijn aangeworven [‚Non-bold Post’: Any Europol post which can be filled by staff that do not need to be engaged from a Competent Authority].”

12      Artikel 2, punt 3, van het besluit van 8 december 2006 bepaalt dat „Europol-functionarissen, onverminderd de bepalingen van artikel 2, punt 4, slechts één eerste overeenkomst met Europol kunnen sluiten” („Without prejudice to Article 2.4 below, only one First Contract shall be entered into with any individual”).

13      Artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 bepaalt dat „na afloop van een periode van 18 maanden gedurende welke een voormalig personeelslid geen enkele Europol-functie heeft bezet en na een nieuwe selectieprocedure, elke nieuwe arbeidsovereenkomst zal worden aangemerkt als een eerste overeenkomst” („After a period of 18 months during which a former member of staff has been detached from any Europol post, and following a new selection procedure, any new Employment Contract shall be deemed to be a First Contract”).

14      Artikel 40, lid 3, van de Europol-overeenkomst luidt: „De bepalingen inzake verzoeken en beroep als bedoeld in de voorschriften betreffende de regeling welke van toepassing is op de tijdelijke en hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen zijn van overeenkomstige toepassing op het personeel van Europol.” De bepalingen van de artikelen 92 en 93 van het statuut voor de personeelsleden komen dus overeen met die in de artikelen 90 en 91 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, die op grond van artikel 117 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen van overeenkomstige toepassing zijn op de tijdelijke en hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen.

 Feiten van het geding

15      Verzoeker, een Duitse politiebeambte, is op 1 september 1999 in dienst getreden van Europol als hoofdadministrateur („first officer”) bij de drugs unit. Zijn overeenkomst, die was gesloten op basis van artikel 6, eerste streepje, van het statuut van de personeelsleden van Europol in de versie van vóór de vaststelling van het besluit van de Raad van 4 december 2006 tot wijziging van het statuut van Europol (PB C 311, blz. 1), liep op 31 augustus 2005 af.

16      Op die datum is verzoeker weer in dienst gekomen van de Duitse politie, waar hij vóór 1 september 1999 reeds werkzaam was en die hem vanaf 1 september 2005 bij Europol heeft gedetacheerd als gedetacheerd deskundige („seconded expert”). Die detachering, die aanvankelijk zou aflopen op 28 februari 2007, is bij aanhangsel bij verzoekers detacheringsovereenkomst verlengd tot en met 28 februari 2008. Volgens verzoeker had Europol hem aan het begin van de detachering laten weten dat hij na afloop daarvan „als werknemer bij Europol zou kunnen terugkeren”.

17      Op 13 juli 2007 heeft Europol een kennisgeving van een vacature voor de functie van hoofdadministrateur („first officer”) bij de drugs unit bekendgemaakt (hierna: „betrokken functie”). Volgens punt 3.1 van de kennisgeving van vacature, „Algemene voorwaarden (artikel 24 van het statuut voor de personeelsleden)”, moest de kandidaat die voor de betrokken post zou worden gekozen onder meer „lid zijn van de nationale bevoegde autoriteiten van één van de lidstaten van de Europese Unie en zijn rechten als staatsburger bezitten (in vet gedrukte functies)”.

18      Verzoeker heeft naar de betrokken functie gesolliciteerd.

19      De in aanhangsel 2 bij het statuut voor de personeelsleden bedoelde sollicitatiecommissie heeft bij een eerste selectie van de sollicitanten verzoeker op de eerste plaats gezet.

20      Op 10 oktober 2007 heeft het hoofd van de drugs unit van Europol verzoeker mondeling meegedeeld dat zijn sollicitatie niet-ontvankelijk was, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006. Volgens het hoofd van de drugs unit had verzoeker na afloop van zijn overeenkomst met Europol voor de periode van 1 september 1999 tot en met 31 augustus 2005 niet gedurende ten minste 18 maanden geen enkele Europol-functie bezet zoals die bepaling vereist.

21      Op 11 oktober 2007 heeft verzoeker een klacht ingediend tegen het besluit van Europol van 10 oktober 2007 waarin hij de uitlegging betwistte die Europol aan artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 gaf.

22      Bij besluit van 23 oktober 2007 heeft Europol die klacht afgewezen.

 Procesverloop en conclusies van partijen

23      In het kader van maatregelen tot organisatie van de procesgang heeft het Gerecht partijen overeenkomstig artikel 55, lid 2, sub d, van het Reglement voor de procesvoering verzocht, een aantal stukken over te leggen.

24      In antwoord op het verzoek om overlegging van stukken heeft verzoeker onder meer een kopie overgelegd van de arbeidsovereenkomst die hij voor de periode van 1 september 1999 tot en met 31 augustus 2005 met Europol had gesloten. Europol heeft een kopie overgelegd van de kennisgeving van vacature voor de betrokken functie, stukken betreffende twee andere kandidaten van de selectieprocedure voor die functie die door verzoeker waren genoemd in het kader van het middel ontleend aan schending van het „gelijkheidsbeginsel” alsmede de werkomschrijving van de functie van gedetacheerd deskundige bij de drugs unit („Job description for the Seconded Expert to the Drugs Unit”), welke was opgesteld door verzoeker en was goedgekeurd door het hoofd van de drugs unit van Europol.

25      Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

–        het besluit van Europol van 10 oktober 2007 om hem niet tot de selectieprocedure voor de betrokken functie toe te laten, nietig te verklaren;

–        het besluit tot afwijzing van de klacht van 23 oktober 2007 nietig te verklaren;

–        Europol te verwijzen in de kosten, daaronder begrepen de honoraria van de advocaat.

26      Europol concludeert dat het het Gerecht behage:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoeker te verwijzen in de kosten van het geding.

 Voorwerp van het beroep

27      Verzoeker vordert naast nietigverklaring van het besluit van Europol van 10 oktober 2007 om hem niet toe te laten tot de selectieprocedure voor de betrokken functie, ook nietigverklaring van het besluit van 23 oktober 2007 tot afwijzing van zijn klacht. In dit verband zij eraan herinnerd dat vorderingen tot nietigverklaring die formeel zijn gericht tegen het besluit tot afwijzing van een klacht, wanneer dat besluit geen zelfstandige inhoud heeft tot gevolg hebben dat bij het Gerecht beroep wordt ingesteld tegen het besluit waartegen de klacht is ingediend (zie in die zin arrest Hof van 17 januari 1989, Vainker/Parlement, 293/87, Jurispr. blz. 23, punt 8; arrest Gerecht van eerste aanleg van 6 april 2006, Camós Grau/Commissie, T‑309/03, Jurispr. blz. II‑1173, punt 43; arrest Gerecht van 4 september 2008, Duta/Hof van Justitie, F‑103/07, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 23, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van eerste aanleg, zaak T‑475/08 P).

28      Verzoeker heeft zijn klacht gericht tegen het besluit van Europol van 10 oktober 2007 om hem niet toe te laten tot de selectieprocedure voor de betrokken functie. Zijn beroep moet daarom worden geacht tegen dat besluit te zijn gericht.

 In rechte

29      Tot staving van zijn beroep voert verzoeker twee middelen aan, ontleend aan een onjuiste toepassing van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 en schending van het rechtszekerheidsbeginsel enerzijds, en aan schending van het beginsel van gelijke behandeling anderzijds.

30      In de eerste plaats moet het middel worden onderzocht, ontleend aan een onjuiste toepassing van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 en schending van het rechtszekerheidsbeginsel.

 Argumenten van partijen

31      Verzoeker herinnert in de eerste plaats aan de inhoud van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006, volgens welke na afloop van een periode van 18 maanden gedurende welke een voormalig personeelslid van Europol geen enkele Europol-functie heeft bezet („any Europol post”) en na een nieuwe selectieprocedure, elke arbeidsovereenkomst zal worden aangemerkt als een eerste overeenkomst.

32      Vervolgens stelt verzoeker dat hij na afloop van zijn overeenkomst met Europol op 31 augustus 2005 als „gedetacheerd deskundige” bij Europol heeft gewerkt. Deze functie wordt echter niet genoemd in aanhangsel 1 bij het statuut voor de personeelsleden, zodat hij niet had mogen worden uitgesloten van de selectieprocedure voor de betrokken functie op grond dat hij niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006.

33      Het door Europol gemaakte onderscheid tussen de uitdrukkingen „Europol post” en „Europol Post”, waarbij het woord „post” nu eens met een kleine, dan weer met een hoofdletter wordt geschreven, vindt geen enkele steun in het besluit van 8 december 2006. Wanneer er een begripsmatig onderscheid bestaat, dan zou dit in dat besluit duidelijk moeten worden gezegd. Zowel het statuut voor de personeelsleden als het besluit van 8 december 2006 gebruikt de beide uitdrukkingen door elkaar.

34      Ten slotte stelt verzoeker dat hij zes jaar bij Europol in dienst is geweest, terwijl de termijn waarna „doorstroming” van het Europol-personeel moet plaatsvinden inmiddels negen jaar bedraagt.

35      Europol herinnert in de eerste plaats aan de bestaansreden van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006. Artikel 6 van het statuut voor de personeelsleden regelt de overeenkomsten van functionarissen die in vet gedrukte functies bezetten („bold posts”), dat wil zeggen functies die voorbehouden zijn aan agenten van nationale politieadministraties of de nationale douane die na afloop van hun overeenkomst met Europol weer bij hun administraties tewerk worden gesteld. Op grond van artikel 6 van het statuut voor de personeelsleden zijn die overeenkomsten dus begrensd in de tijd, hetgeen verklaart waarom artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 bepaalt dat een persoon die deel heeft uitgemaakt van het Europol-personeel pas na het verstrijken van een „periode van afwezigheid” van 18 maanden opnieuw een overeenkomst met Europol kan sluiten.

36      In de tweede plaats stelt Europol dat het door verzoeker aangevoerde middel ongegrond is, zowel in het licht van de bewoordingen van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 als van het doel van deze bepaling.

37      Om te beginnen bevat artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 twee voorwaarden, waaraan cumulatief moet worden voldaan. Verzoeker voldoet aan de eerste voorwaarde, namelijk dat hij lid van het Europol-personeel is geweest. Hij heeft daarentegen niet gedurende 18 maanden „geen enkele Europol-functie bezet”. Wil er sprake zijn van „geen enkele Europol-functie bezetten” in de zin van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006, dan mag er geen enkele feitelijke of juridische band tussen Europol en het voormalig personeelslid bestaan.

38      Vervolgens betoogt Europol dat de lidstaten van de Europol-overeenkomst volgens overweging 6 van het besluit van 8 december 2006 willen dat de leden van het Europol-personeel die in vet gedrukte functies bezetten slechts voor een beperkte duur bij Europol werken, teneinde hun „doorstroming” en dus hun herintegratie in hun nationale administraties van herkomst mogelijk te maken. De uitdrukking „geen enkele Europol-functie bezetten” in artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 moet in deze zin worden uitgelegd.

39      Volgens overweging 15 van het besluit van 8 december 2006 mag een voormalig personeelslid van Europol overigens pas na een „periode van afwezigheid” solliciteren naar een nieuwe functie, hetgeen de gelijke behandeling van alle kandidaten garandeert.

40      In casu is verzoeker de dag na de beëindiging van zijn overeenkomst van zes jaar met Europol door zijn staat bij Europol gedetacheerd als „gedetacheerd deskundige”. In die hoedanigheid is hij voor en onder toezicht van Europol blijven werken.

41      Ten slotte stelt Europol dat verzoeker dient te bewijzen dat hij aan alle voorwaarden van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 voldoet. Verzoeker beperkt zich er echter voornamelijk toe, het onderscheid te betwisten tussen de termen „Europol post” en „Europol Post”, waarvan het woord „post” de ene keer met een kleine „p” en de andere keer met een hoofdletter „P” wordt geschreven.

 Beoordeling door het Gerecht

42      Artikel 2, lid 1, eerste alinea, van het statuut voor de personeelsleden bepaalt om te beginnen dat „[a]ls Europol-functionaris in de zin van dit statuut [voor de personeelsleden] wordt aangemerkt het personeelslid dat is aangesteld om een functie te vervullen die is opgenomen in de lijst van functies in aanhangsel 1, met uitzondering van die voor plaatselijke functionarissen”.

43      Vervolgens maakt artikel 2, lid 1, tweede alinea, van het statuut voor de personeelsleden onderscheid tussen „[functies] welke uitsluitend kunnen worden bezet door personeelsleden die bij de in artikel 2, lid 4, van de Europol-overeenkomst bedoelde bevoegde autoriteiten zijn aangeworven, en welke ook door andere personeelsleden kunnen worden bezet”.

44      Ten slotte blijkt uit artikel 2, lid 1, derde alinea, van het statuut voor de personeelsleden dat personeelsleden die zijn aangesteld voor een functie die uitsluitend bezet kan worden door bij de bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 2, lid 4, van de Europol-overeenkomst aangeworven personeelsleden, voor deze functie alleen een tijdelijke arbeidsovereenkomst kunnen krijgen. Deze bepaling verwijst naar artikel 6 van het statuut voor de personeelsleden, dat per overeenkomst voor bepaalde tijd een maximumduur stelt. Deze duur van negen jaar was zes jaar vóór de wijziging van artikel 6 van het statuut voor de personeelsleden bij het besluit van de Raad van 4 december 2006 tot wijziging van het statuut van Europol.

45      In casu was de functie die verzoeker van 1 september 1999 tot en met 31 augustus 2005 heeft bezet onderworpen aan de tijdelijke begrenzing van artikel 2, lid 1, van het statuut voor de personeelsleden, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat verzoeker op 31 augustus 2005 zijn functie moest opgeven.

46      Er zij evenwel vastgesteld dat de regel die voor de in artikel 2, lid 1, van het statuut voor de personeelsleden bedoelde personen in een maximumduur van de arbeidsovereenkomst voorziet, Europol niet verhindert om opnieuw een overeenkomst met die personen te sluiten, nadat zij gedurende 18 maanden geen enkele Europol-functie hebben bezet. Artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 bepaalt immers dat „na afloop van een periode van 18 maanden gedurende welke een voormalig personeelslid geen enkele Europol-functie heeft bezet en na een nieuwe selectieprocedure, elke nieuwe arbeidsovereenkomst zal worden aangemerkt als een eerste overeenkomst”.

47      In casu gaat het om de vraag of de functie die verzoeker met ingang van 1 september 2005 bezette, en die aanvankelijk was voorzien voor een duur van 18 maanden en vervolgens is verlengd tot en met 28 februari 2008, een functie was die volgens artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 tot gevolg had dat verzoeker niet in aanmerking kwam voor de betrokken functie.

48      Europol stelt niet dat verzoeker als gedetacheerd deskundige bij Europol tussen 1 september 2005 en 28 februari 2008 een functie heeft bezet, genoemd in aanhangsel 1 bij het statuut voor de personeelsleden. Hij betoogt echter dat artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006, wanneer het spreekt van „geen enkele Europol-functie” („any Europol post”), de Europol-functies niet beperkt tot die welke worden genoemd in aanhangsel 1 bij het statuut voor de personeelsleden. Ter onderbouwing van deze stelling had Europol in het besluit tot afwijzing van de door verzoeker ingediende klacht opgemerkt dat de bewoordingen van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 niet verwezen naar de definitie van de term „Europol Post” in artikel 1, punt 1, van dat besluit. Dat het in artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 gebruikte woord „post” niet met een hoofdletter „P” is geschreven zoals in artikel 1, punt 1, van dat besluit, betekent immers dat de uitdrukking „Europol post” betrekking heeft op elke functie binnen Europol en niet alleen die bedoeld in artikel 1, punt 1, van het besluit van 8 december 2006.

49      In zijn verzoekschrift weerlegt verzoeker dit argument van Europol, die daarop in zijn verweerschrift niet heeft gereageerd. In antwoord op een door de rechter-rapporteur ter terechtzitting gestelde vraag heeft Europol echter gepreciseerd dat hij uiteindelijk zijn argument handhaafde over de gevolgen die moeten worden verbonden aan het gebruik van het woord „post” met een kleine „p” in artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006.

50      Voorts stelt Europol dat de bewoordingen van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 zijn uitlegging van de bepalingen van dat artikel bevestigen, aangezien die bepaling spreekt van geen enkele Europol-functie („detached from any Europol post”), hetgeen aantoont dat artikel 2, punt 4, niet alleen een afwezigheid van elke juridische band vereist, maar eveneens een afwezigheid van elke feitelijke band tussen Europol en het voormalig personeelslid.

51      Ten slotte betoogt Europol dat zijn letterlijke uitlegging van de bepalingen van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 wordt bevestigd door onderzoek van de doelstelling van die bepalingen.

52      Om te beginnen moet worden onderzocht of een letterlijke uitlegging van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 een bevestiging vormt voor de juistheid van het standpunt van Europol.

53      Wat enerzijds de vraagt betreft of in de uitdrukking „Europol post” een afzonderlijke betekenis moet worden gegeven aan het woord „post” naargelang het met een hoofdletter „P” of met een kleine letter „p” wordt geschreven, zij in de eerste plaats opgemerkt dat alle in artikel 1 van het besluit van 8 december 2006 gedefinieerde termen met een hoofdletter beginnen.

54      In de tweede plaats blijkt uit lezing van het besluit van 8 december 2006 dat de uitdrukking „Europol post” in alle bepalingen daarvan (artikel 1, punt 7, artikel 1, punt 8, artikel 5, punt 5, artikel 5, punt 5.1, artikel 5, punt 5.2) en niet alleen in artikel 2, punt 4, wordt geschreven met een kleine „p” in het woord „post”, terwijl die term in al die bepalingen natuurlijk geen andere inhoud heeft dan die van artikel 1, punt 1, van het besluit van 8 december 2006, omdat anders aan de definitie van de uitdrukking „Europol Post” zoals die in dat artikel voorkomt, haar inhoud wordt ontnomen. Het besluit van 8 december 2006 maakt dus zelf geen systematisch onderscheid tussen de uitdrukkingen „Europol Post” en „Europol post” naargelang het woord „post” met een hoofdletter „P” of met een kleine letter „p” wordt geschreven.

55      In de derde plaats zij opgemerkt dat de Engelse versie van aanhangsel 1 bij het statuut voor de personeelsleden zowel in het opschrift als in de tekst zelf ervan het woord „post” met een kleine letter „p” gebruikt.

56      Ten slotte zou het, indien de opsteller van het besluit van 8 december 2006 onderscheid had willen maken tussen de uitdrukkingen „Europol post” en „Europol Post”, legislatief gezien juist zijn geweest om dit duidelijk in het besluit naar voren te brengen, hetgeen niet het geval is geweest.

57      Wat anderzijds het argument betreft dat het gebruik van het woord „any” in het kader van de in artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 gebruikte uitdrukking „any Europol post” zou aantonen dat die uitdrukking betrekking heeft op elk soort arbeidsverhouding en niet alleen op de functies bedoeld in aanhangsel 1 bij het statuut voor de personeelsleden, moet worden toegegeven dat het niet overtuigend is. Die uitdrukking zou immers ook aldus kunnen worden opgevat dat zij betrekking heeft op welke functie dan ook in de zin van de in artikel 1, punt 1, van het besluit van 8 december 2006 gegeven definitie van de uitdrukking „Europol Post”. Vastgesteld zij dat de uitdrukking „Europol Post” in artikel 1, punt 1, van het besluit van 8 december 2006 wordt gedefinieerd als „any post” genoemd op de lijst van aanhangsel 1 bij het statuut voor de personeelsleden. Bovendien gebruiken de bepalingen van artikel 1, punten 7 en 8, van het besluit van 8 december 2006 de uitdrukking „Any Europol post”, terwijl het geen twijfel lijdt dat die bepalingen uitsluitend betrekking hebben op de in artikel 1, punt 1, van dat besluit gedefinieerde functies.

58      Uit de voorgaande overwegingen volgt dat het op grond van de letterlijke uitlegging van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 niet mogelijk is om aan de uitdrukking „Europol post” een inhoud te geven die verschilt van die van de uitdrukking „Europol Post” in de zin van artikel 1, punt 1, van dat besluit en dat de stelling van Europol dat de uitdrukking „any Europol post” eveneens betrekking heeft op andere functies dan die welke in aanhangsel 1 bij het statuut voor de personeelsleden worden bedoeld, dus niet kan worden bevestigd.

59      In casu moet worden vastgesteld dat verzoeker, die van 1 september 2005 tot en met 28 februari 2008 bij Europol een functie van gedetacheerd deskundige heeft bezet die niet voorkomt op de lijst van aanhangsel 1 bij het statuut voor de personeelsleden, „geen enkele Europol-functie heeft bezet” in de zin van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006.

60      Het staat immers vast dat verzoeker en Europol voor de periode van 1 september 2005 tot en met 28 februari 2008 geen overeenkomst hebben gesloten. Verzoekers detachering als deskundige bij Europol was het gevolg van een overeenkomst tussen Europol en de „Polizeipräsident in Berlin”, die de status, de werkzaamheden, de rechten en de verplichtingen van verzoeker bepaalt. Bovendien bevatten het statuut voor de personeelsleden noch de teksten van de door Europol vastgestelde en door hem aan het Gerecht overgelegde besluiten bepalingen betreffende gedetacheerde deskundigen. Hieruit volgt dat verzoeker als gedetacheerd deskundige een Duits politieambtenaar was die in het kader en onder de voorwaarden van de overeenkomst door de Duitse politie ter beschikking van Europol was gesteld.

61      Rest nog te onderzoeken of de door Europol genoemde feitelijke omstandigheden deze conclusie ter discussie kunnen stellen.

62      Volgens overweging 6 van het besluit van 8 december 2006 is één van de doelstellingen van de vaststelling van een maximumdiensttijd in artikel 6 van het statuut voor de personeelsleden, een „doorstroming” van het personeel te verzekeren, aangezien de personen die de maximumdiensttijd bij Europol hebben vervuld moeten terugkeren in de dienst van hun nationale autoriteit.

63      In casu heeft Europol het op 19 juli 2006 gedateerde document „Job Description for the Seconded Expert to the Drugs Unit” aan het Gerecht overgelegd, dat door verzoeker was opgesteld en door het hoofd van de drugs unit van Europol was goedgekeurd. Uit dit document blijkt dat verzoeker actief moest deelnemen aan de normale werkzaamheden van die eenheid, dat hij tevens bij bepaalde gelegenheden Europol moest vertegenwoordigen en dat hij het hoofd van de drugs unit gedurende diens afwezigheid moest vervangen. In dit document wordt ook aangegeven dat verzoeker „[i]n zijn hoedanigheid van gedetacheerd deskundige en in het kader van zijn werkzaamheden toezicht houdt op de operationele activiteiten van de verschillende onderdelen van de eenheid en deze coördineert, de verspreiding van operationele stukken, rapporten en andere aan externe partners goedkeurt en toestaat, interviews aan de media gaat en het hoofd van de drugs unit adviseert over beleidskwesties. Er vinden dagelijks bijeenkomsten plaats tussen het hoofd van de drugs unit en de gedetacheerde deskundige” („[i]n his capacity as Seconded Expert and his special tasking, he supervises and co-ordinates the operational activities in the various Sections of the Drugs Unit, approves and authorises the distribution, to external partners, of operational documents, reports and other products, gives interviews to the media and advises the Head of the Drugs Unit on policy matters [ ; d]aily meetings between the Head of the Drugs Unit and the Seconded Expert take place”).

64      Bovendien heeft Europol ter terechtzitting gesteld dat verzoeker als hoofdadministrateur („first officer”) bij de drugs unit exact dezelfde werkzaamheden heeft uitgevoerd als in zijn hoedanigheid van gedetacheerd deskundige. Er heeft zich geen wijziging van werkzaamheden voorgedaan en verzoeker is adjunct-hoofd („deputy head”) van die eenheid gebleven. Europol heeft tevens opgemerkt dat verzoeker na afloop van zijn overeenkomst op 31 augustus 2005 niet in Berlijn heeft gewerkt.

65      Ter terechtzitting heeft Europol eveneens uiteengezet dat praktische overwegingen voor Europol aanleiding waren geweest om verzoeker na afloop van zijn overeenkomst op 31 augustus 2005 onder een andere status bij hem in dienst te houden.

66      Verzoeker betwist niet dat het document „Job Description for the Seconded Expert to the Drugs Unit” een juiste weergave geeft van de aan hem toevertrouwde werkzaamheden. De vertegenwoordiger van verzoeker heeft ter terechtzitting echter gesteld dat hij „niet het idee had dat het om activiteiten of werkzaamheden ging die identiek waren [aan die welke verzoeker als hoofdadministrateur (‚first officer’) had uitgeoefend]; indien dat het geval was geweest, [had verzoeker] zich niet genoodzaakt gevoeld een nieuwe taakomschrijving op te stellen”. Bovendien heeft verzoeker gesteld dat hij als gedetacheerd deskundige niet het recht had om de functie van adjunct-hoofd van de drugs unit uit te oefenen, aangezien die functie alleen kon worden uitgeoefend door een personeelslid van Europol.

67      Uit onderzoek van de juridische en feitelijke situatie van verzoeker in zijn functie van gedetacheerd deskundige volgt dat hij weliswaar op 1 september 2005 weer in dienst van de Duitse politie is gekomen, doch dat hij in feite onder een andere juridisch status voornamelijk dezelfde werkzaamheden heeft uitgeoefend als voorheen. Verzoeker heeft overigens niet aangetoond in welk opzicht zijn werk met ingang van 1 september 2005 fundamenteel was gewijzigd.

68      Er zij evenwel opgemerkt dat Europol enerzijds zelf heeft verlangd dat verzoeker zijn functie op 31 augustus 2005 opgaf, teneinde de door artikel 6 van het statuut voor de personeelsleden voorgeschreven maximumduur van de overeenkomst en van de verlengingen ervan te eerbiedigen. Anderzijds heeft Europol geaccepteerd dat verzoeker als gedetacheerd deskundige bij hem werkzaam bleef, waardoor binnen Europol kon worden gegarandeerd dat de werkzaamheden van verzoeker, die zich eraan heeft kunnen onttrekken om in de dienst van zijn nationale autoriteit terug te keren, in feite werden gecontinueerd.

69      In deze omstandigheden kan Europol zich niet baseren op de in de punten 63 tot en met 65 van dit arrest vastgestelde feitelijke omstandigheden om een uitlegging van de bepalingen van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 te verdedigen die indruist tegen de duidelijke en ondubbelzinnige bewoordingen ervan. Het is immers vaste rechtspraak dat indien uit de geschiedenis van de totstandkoming van een bepaling de bedoeling van de opstellers niet duidelijk blijkt, slechts van de betekenis van de bestaande tekst moet worden uitgegaan en daaraan de zin moet worden gegeven die uit een letterlijke en logische interpretatie voortvloeit (zie in die zin arrest Hof van 1 juni 1961, Simon/Hof van Justitie, 15/60, Jurispr. blz. 229, 250; arrest Gerecht van 14 december 2006, André/Commissie, F‑10/06, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑183 en II‑A‑1‑755, punt 44). De uit de bewoordingen van een tekst volgende uitlegging kan dus niet worden vervangen door een uitlegging gebaseerd op feitelijke overwegingen die aan een bijzonder geval zijn ontleend.

70      Uit het voorgaande volgt dat het middel ontleend aan een onjuiste toepassing van artikel 2, punt 4, van het besluit van 8 december 2006 moet slagen. Het besluit van Europol van 10 oktober 2007 moet derhalve nietig worden verklaard, zonder dat de andere door verzoeker aangevoerde middelen onderzocht hoeven te worden.

 Kosten

71      Volgens artikel 87, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd.

72      Daar Europol in het ongelijk is gesteld moet hij overeenkomstig de vordering van verzoeker in alle kosten worden verwezen.

HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN (Tweede kamer)

rechtdoende, verklaart:

1)      Het besluit van de Europese Politiedienst (Europol) van 10 oktober 2007 houdende weigering om Mölling toe te laten tot de selectieprocedure, georganiseerd teneinde te voorzien in een functie van hoofdadministrateur („first officer”) bij de drugs unit van Europol, wordt nietig verklaard.

2)      Europol wordt verwezen in alle kosten.

Van Raepenbusch

Boruta

Kanninen

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 4 juni 2009.

De griffier

 

       De president van de Tweede kamer

W. Hakenberg

 

       H. Kanninen

De teksten van deze beslissing en van de daarin aangehaalde beslissingen van de communautaire rechterlijke instanties die nog niet in de Jurisprudentie zijn gepubliceerd, zijn beschikbaar op de website van het Hof van Justitie www.curia.europa.eu


* Procestaal: Nederlands.