Language of document :

Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 6 februari 2024 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sofiyski rayonen sad - Bulgarije) – Procedure ingeleid door „Profi Credit Bulgaria” EOOD, „Agentsia za sabirane na vzemania” EAD, „City Cash” OOD

(Zaak C-425/231 , City Cash e.a.)

(Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het reglement voor de procesvoering van het Hof – Bescherming van de consument – Richtlijn 93/13/EG – Artikel 6, lid 1 – Artikel 7, lid 1 – Ambtshalve onderzoek – Oneerlijke bedingen – Verzoek om een betalingsbevel – Individualisering van de gevorderde bedragen – Instructies van de hogere rechterlijke instantie inzake de afgifte van een betalingsbevel – Verplichting van de lagere rechterlijke instantie om deze instructies op te volgen)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Sofiyski rayonen sad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: „Profi Credit Bulgaria” EOOD, „Agentsia za sabirane na vzemania” EAD, „City Cash” OOD

Dictum

Artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten,

moeten aldus worden uitgelegd dat

zij in de weg staan aan nationale rechtspraak volgens welke een rechter bij wie een vordering is ingesteld tot afgifte van een betalingsbevel voor slechts een deel van de schuldvorderingen die verschuldigd zijn uit hoofde van een consumentenkredietovereenkomst de schuldeiser niet kan bevelen om de fractie van de van de consument gevorderde termijnbetalingen te preciseren, en deze rechter dus het gevraagde betalingsbevel moet uitvaardigen voor het totale gevorderde bedrag wanneer hij bij gebreke van die precisering de vorderingen die voortvloeien uit oneerlijke bedingen onmogelijk kan onderscheiden van de rest van de vordering en hij deze vordering bijgevolg niet uitsluitend kan afwijzen voor het gedeelte van de vorderingen dat voortvloeit uit deze bedingen.

Artikel 6, lid 1, onder a), van richtlijn 93/13

moet aldus worden uitgelegd dat

onder voorbehoud van eerbiediging van het beginsel van gezag van gewijsde, het zich ertegen verzet dat een nationale rechter die uitspraak moet doen nadat een hogere rechter de zaak naar hem heeft verwezen, overeenkomstig het nationale procesrecht gebonden is door instructies van de hogere rechter die hem gelasten een betalingsbevel te geven, indien deze rechter van oordeel is dat deze instructies geen rechtsgevolgen verbinden aan het oneerlijke karakter van een beding in een consumentenkredietovereenkomst.

____________

1 PB C, C/2023/118.