Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 26 december 2002 ingesteld door Solvay Pharmaceuticals BV tegen Raad van de Europese Unie

    (Zaak T-392/02)

    Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 26 december 2002 beroep ingesteld tegen Raad van de Europese Unie door Solvay Pharmaceuticals BV, gevestigd te Weesp (Nederland), vertegenwoordigd door C. Meijer, F. Herbert en M. L. Struys, advocaten, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(verordening (EG) nr. 1756/2002 van de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van richtlijn 70/524/EEG van de Raad betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding wat betreft de intrekking van de vergunning voor een toevoegingsmiddel en tot wijziging van verordening (EG) nr. 2430/1999 van de Commissie nietig te verklaren;

(de Raad te verwijzen in de kosten;

(subsidiair, indien het beroep ongegrond wordt verklaard, artikel 87, lid 3, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering toe te passen, en de Raad te verwijzen in de kosten op grond van het voortdurende gebrek aan medewerking en doorzichtigheid van de zijde van de Commissie bij de administratieve behandeling van het dossier.

Middelen en voornaamste argumenten:

Verzoekster produceert Nifursol, een toevoegingsmiddel voor voeding. Zij komt op tegen verordening nr. 1756/2002 van de Raad1, waarbij richtlijn 70/524/EEG van de Raad betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding2 is gewijzigd en de vergunning voor het in het vrije verkeer brengen van Nifursol is ingetrokken. Deze vergunning is overeenkomstig verordening nr. 2430/19993 gebonden aan de persoon die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen, in casu verzoekster.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster een schending van de artikelen 9M en 3A, punt B, van richtlijn 70/524/EEG en van het voorzorgsbeginsel aan. Volgens de zesde overweging van de bestreden verordening kon niet worden gegarandeerd dat Nifursol geen risico inhoudt voor de menselijke gezondheid. Volgens verzoekster heeft de Raad het in de genoemde artikelen bedoelde criterium verdraaid, volgens hetwelk een vergunning slechts mag worden ingetrokken indien blijkt dat het toevoegingsmiddel de menselijke gezondheid, de gezondheid van dieren of het milieu negatief beïnvloedt of de consument benadeelt door de kenmerken van de producten te wijzigen.

Verzoekster betoogt bovendien dat de Raad zich niet op het voorzorgsbeginsel kan beroepen, aangezien hij er helemaal niet naar verwijst. Verzoekster stelt dat de Raad in ieder geval het criterium van het zuiver hypothetische risico hanteert, hetgeen onverenigbaar is met de rechtspraak van het Gerecht, volgens welke bij de toepassing van het voorzorgsbeginsel niet van een nulrisico mag worden uitgegaan.

Verzoekster voert eveneens een schending aan van artikel 9M, vijfde streepje, van richtlijn 70/524, zoals gewijzigd, en van het algemene beginsel van gelijke behandeling. Volgens verzoekster konden de Raad en de Commissie de intrekking niet baseren op een gebrek aan gegevens, nu de Commissie geen

gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om de persoon die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen, te gelasten haar inlichtingen te verstrekken.

Ten slotte beroept verzoekster zich op een schending van de fundamentele beginselen van rechtszekerheid, behoorlijk bestuur en goede trouw. Zij stelt dat zij de Commissie vaak om opheldering heeft gevraagd, maar nooit de nodige aanwijzingen heeft gekregen om met resultaten te kunnen komen die voor de Commissie en de Raad aanvaardbaar konden zijn.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1756/2002 van de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van richtlijn 70/524/EEG van de Raad betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding wat betreft de intrekking van de vergunning voor een toevoegingsmiddel en tot wijziging van verordening (EG) nr. 2430/1999 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst) (PB L 265, blz. 1)

2 - Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270, blz. 1)

3 - Verordening (EG) nr. 2430/1999 van de Commissie van 16 november 1999 houdende binding van de vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen van de groep coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen in diervoeders aan personen die verantwoordelijk zijn voor het in het verkeer brengen ervan (Voor de EER relevante tekst) (PB L 266, blz. 3)