Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep ingesteld op 3 augustus 2005 - ACEA Electrabel Produzione SpA / Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-303/05)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoeker(s) / Verzoekster(s): ACEA Electrabel Produzione SpA (Rome, Italië) [Vertegenwoordiger(s): Luca G. Radicati di Brozolo, Massimo Merola, Chiara Bazoli, Fabrizio D'Alessandri, advocaten]

Verweerder(s) / Verweerster(s): Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoeker(s) / verzoekster(s)

nietig te verklaren de beschikking van de Commissie van 16 maart 2005 inzake steun ter vermindering van gassen met broeikaseffect door het gebruik van alternatieve energiebronnen (staatssteun C-35/03), voorzover daarin als staatssteun worden aangemerkt de maatregelen ter financiering van de aanleg van een netwerk van stadsverwarming in het district Torrino-Mezzocammino, en voorzover daarin opschorting van de beschikbaarstelling van de steun wordt gelast totdat Italië het bewijs zal hebben geleverd van teruggaaf door ACEA van de steun waarvan is verklaard dat zij onrechtmatig is en onverenigbaar met beschikking 2003/193/EG van 5 juni 2002 betreffende belastingverminderingen ten gunste van voormalige gemeentelijke ondernemingen;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster is een onderneming die wordt gecontroleerd door Electrabel SA en ACEA. Zij was een van de drie werkmaatschappijen van de holding ACEA Electrabel Holding SpA, een door Electrabel en ACEA opgerichte joint venture voor werkzaamheden in de sector elektrische energie en gasenergie.

Het beroep is gericht tegen de beschikking van 16 maart 2005, die de Commissie heeft gegeven in het kader van de procedure ex artikel 88, lid 2, EG voor het onderzoek van de verenigbaarheid met het gemeenschapsrecht van financiële steun die de Regione Lazio heeft verstrekt voor de aanleg van een netwerk van stadsverwarming in het district Torrino-Mezzocammino, in de omgeving van Rome (staatssteun C-35/03 - ex NN 90/2002).

Verzoekster verzoekt het Gerecht van eerste aanleg, de beschikking nietig te verklaren voorzover daarin als staatssteun worden aangemerkt de maatregelen ter financiering van de aanleg van een netwerk van stadsverwarming in het district Torrino-Mezzocammino, en voorzover daarin opschorting van de beschikbaarstelling van de steun wordt gelast totdat Italië het bewijs zal hebben geleverd van teruggaaf door ACEA van de steun waarvan is verklaard dat zij onrechtmatig is en onverenigbaar met beschikking 2003/193/EG van 5 juni 2002 betreffende belastingverminderingen ten gunste van voormalige gemeentelijke ondernemingen.

Verzoekster voert hoofdzakelijk de volgende argumenten aan:

a.    De litigieuze maatregel vormt geen staatssteun, daar zij de mededinging niet kan beïnvloeden en derhalve niet nadelig kan zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer. Zij heeft alleen gevolgen op lokaal niveau, daar zij bestemd is ter financiering van een project (stadsverwarming in een district in de nabijheid van Rome) dat ten goede zal komen van een beperkt aantal gebruikers in een zone binnen Italiaans grondgebied, te weten een bij een stad behorend district;

b.    de begunstigde van de steun (verzoekster) is niet dezelfde onderneming als de begunstigde van de steun bedoeld in de beschikking belastingverlichting voormalige gemeentelijke ondernemingen (ACEA) en vormt evenmin een economische eenheid met deze laatste, zodat het bevel tot opschorting van de beschikbaarstelling van de steun geenszins gerechtvaardigd is;

c.    ook indien buiten beschouwing wordt gelaten dat ACEA ten onrechte als daadwerkelijke begunstigde van de steun wordt aangemerkt, is toepassing van het arrest Deggendorf1 op het onderhavige geval onjuist. Inzonderheid heeft de Commissie niet aangetoond dat is voldaan aan de voorwaarden waaronder de terbeschikkingstelling van de steun kan worden stopgezet. Daartoe behoort met name de voorwaarde van cumulatie van vroegere maatregelen met de nieuwe maatregelen.

____________

1 - Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 13 september 2003, gevoegde zaken T-244/93 en T-486/93, TWD/Commissie (Jurispr. blz. II-2265), bevestigd in het arrest van het Hof van 15 mei 1997, zaak C-355/95, (Jurispr. blz. I-2549).