Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 september 2006 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht - Duitsland) - i-21 Germany GmbH (C-392/04), Arcor AG & Co. KG (C-422/04) / Bundesrepublik Deutschland

(Gevoegde zaken C-392/04 en C-422/04)1

(Telecommunicatiediensten - Richtlijn 97/13/EG - Artikel 11, lid 1 - Vergoedingen en heffingen voor individuele vergunningen - Artikel 10 EG - Voorrang van gemeenschapsrecht - Rechtszekerheid - Definitief geworden beschikking van bestuursorgaan)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: i-21 Germany GmbH (C-392/04), Arcor AG & Co. KG (C-422/04)

Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Bundesverwaltungsgericht - Uitlegging van artikel 10 EG en artikel 11, lid 1, van richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten (PB L 117, blz. 15) - Van ondernemingen die houders zijn van individuele vergunningen verlangde vergoeding die aldus wordt berekend dat de algemene beheerskosten van de nationale reguleringsautoriteit over een periode van dertig jaar vooraf in rekening worden gebracht

Dictum

Artikel 11, lid 1, van richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten, staat eraan in de weg dat voor individuele vergunningen een vergoeding wordt geheven bij de berekening waarvan wordt uitgegaan van de algemene beheerskosten van de reguleringsautoriteit die verband houden met de afgifte van deze vergunningen over een periode van 30 jaar.

Artikel 10 EG juncto artikel 11, lid 1, van richtlijn 97/13 verplicht de nationale rechter om te beoordelen of een duidelijk met het gemeenschapsrecht onverenigbare regeling, zoals die waarop de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde aanslagen zijn gebaseerd, kennelijk onrechtmatig is in de zin van het betrokken nationale recht. Is dat het geval, dan staat het aan deze rechter om hieraan overeenkomstig zijn nationale recht alle consequenties te verbinden wat de intrekking van deze aanslagen betreft.

____________

1 - PB C 273 van 6.11.2004. PB C 284 van 20.11.2006.