Language of document :

Beroep ingesteld op 5 oktober 2009 - Donau Chemie / Commissie

(Zaak T-406/09)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Donau Chemie AG (Wenen, Oostenrijk) (vertegenwoordigers: S. Polster, W. Brugger en M. Brodey, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van artikel 2 van bestreden beschikking C(2009) 5791 def. van de Commissie van 22 juli 2009 in zaak nr. COMP/39.396 - Reagentia op basis van calciumcarbide en magnesium voor de staal- en gasindustrie, voor zover het betrekking heeft op verzoekster;

subsidiair, aanzienlijke en passende verlaging van de geldboete die de Commissie in de bestreden beschikking aan verzoekster heeft opgelegd;

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt op tegen beschikking C(2009) 5791 def. van de Commissie van 22 juli 2009 in zaak nr. COMP/39.396 - Reagentia op basis van calciumcarbide en magnesium voor de staal- en gasindustrie. In de bestreden beschikking werd aan verzoekster en andere ondernemingen een geldboete opgelegd wegens schending van artikel 81 EG en artikel 53 EER. Volgens de Commissie heeft verzoekster deelgenomen aan één enkele en voortdurende inbreuk in de sector calciumcarbide en magnesium, in de EER, met uitzondering van Spanje, Portugal, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, die bestond in marktverdeling, quota-afspraken, onderlinge verdeling van klanten, prijsstelling en uitwisseling van commercieel gevoelige informatie over prijzen, klanten en verkoopsvolumes.

Ter ondersteuning van haar betoog stelt verzoekster dat het EG-Verdrag en de bij de tenuitvoerlegging daarvan toe te passen rechtsvoorschriften zijn geschonden, en voert zij met name de volgende argumenten aan:

onrechtmatige berekening van het basisbedrag van de geldboete alsook van het overeenkomstig punt 25 van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten1 vast te stellen extra bedrag;

onrechtmatige niet-inaanmerkingneming van verzachtende omstandigheden bij de berekening van de geldboete;

onrechtmatige toepassing van de mededeling inzake medewerking2, daar de naar aanleiding van haar verzoek daartoe aan verzoekster verleende vermindering van de geldboete te laag is;

schending van het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel bij de berekening van de boete;

onrechtmatige niet-inaanmerkingneming van een vermindering van de geldboete wegens het financiële onvermogen overeenkomstig punt 35 van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten en/of wegens bijzondere kenmerken overeenkomstig punt 37 van deze richtsnoeren;

schending van artikel 253 EG wegens motiveringsgebreken in de bestreden beschikking.

____________

1 - Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, sub a, van verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB 2006, C 210, blz. 2).

2 - Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB 2002, C 45, blz. 3).