Language of document : ECLI:EU:T:2022:698

Beroep ingesteld op 15 maart 2024 – Europese Commissie / Ierland

(Zaak C-205/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: N. Ruiz García en B. Cullen, gemachtigden)

Verwerende partij: Ierland

Conclusies

Verzoekende partij verzoekt het Hof:

vast te stellen dat Ierland zijn verplichtingen krachtens artikel 30, leden 1 en 4, van verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten1 niet is nagekomen, door geen bepalingen vast te stellen betreffende sancties die gelden voor inbreuken op verordening 1143/2014 en door die bepalingen niet uiterlijk op 2 januari 2016 aan de Commissie mee te delen; en

Ierland te verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verordening 1143/2014 is op 1 januari 2015 in werking getreden. Overeenkomstig artikel 30 van deze verordening diende Ierland regels vast te stellen betreffende sancties die gelden voor inbreuken op de verordening (artikel 30, lid 1) en de Commissie uiterlijk op 2 januari 2016 van die regels in kennis te stellen (artikel 30, lid 4).

Aangezien Ierland geen uitvoeringsmaatregelen voor artikel 30, leden 1 en 4, van de verordening aan de Commissie had meegedeeld, heeft de Commissie de Ierse autoriteiten verzocht haar te informeren over de nakoming van deze verplichtingen. De antwoorden van Ierland van 20 april 2017, 22 december 2017 en 21 september 2018 toonden aan dat de uitvoering van de uit de verordening voortvloeiende verplichtingen onvolledig was.

Bijgevolg heeft de Commissie op 25 januari 2019 Ierland een aanmaningsbrief gestuurd, waarin zij Ierland verzocht binnen twee maanden na de ontvangst ervan zijn opmerkingen te maken. Het antwoord van Ierland toonde aan dat Ierland nog steeds niet had voldaan aan zijn verplichtingen krachtens artikel 30, leden 1 en 4.

Op basis van het antwoord van Ierland en gezien het gebrek aan vooruitgang in de daaropvolgende periode, concludeerde de Commissie dat Ierland nog steeds niet had voldaan aan artikel 30, leden 1 en 4, van de verordening. Bijgevolg heeft zij op 28 november 2019 overeenkomstig artikel 258, eerste alinea, VWEU een met redenen omkleed advies uitgebracht, waarin zij Ierland verzocht binnen twee maanden na de ontvangst ervan de nodige maatregelen te treffen om zijn verplichtingen na te komen. Uit het antwoord van Ierland blijkt dat Ierland bij het verstrijken van de periode in het met redenen omkleed advies niet had voldaan (en nog steeds niet voldoet) aan zijn verplichtingen krachtens artikel 30, leden 1 en 4, van de verordening.

____________

1 PB 2014, L 317, blz. 35.