Language of document :

Beroep ingesteld op 4 april 2024 – DR en DS / EAVB

(Zaak T-182/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: DR en DS (vertegenwoordiger: N. Flandin, advocaat)

Verwerende partij: Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

Conclusies

Verzoekers verzoeken het Gerecht:

het onderhavige beroep ontvankelijk te verklaren;

het onderhavige beroep gegrond te verklaren voor zover:

– verweerster een voldoende gekwalificeerde schending heeft begaan van rechtsregels die rechten toekennen aan particulieren, en in het bijzonder van de artikelen 8 en 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en van verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad;1

– verzoekers morele schade hebben geleden;

– de door verzoekers geleden morele schade rechtstreeks voortvloeit uit bovengenoemde onwettigheden;

bijgevolg:

de vergoeding van de door verzoekers geleden morele schade te gelasten;

verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van hun beroep betogen verzoekers dat in casu is voldaan aan de voorwaarden van artikel 340 VWEU om verweerster aansprakelijk te kunnen stellen.

1.    Wat de eerste voorwaarde betreft - verweersters onrechtmatige gedrag bij de verwerking van verzoekers' persoonsgegevens:

–    schending van artikel 8 van het Handvest en van artikel 4, lid 1, onder a), artikel 14 en artikel 15, lid 1, onder c) en d), van verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad - schending van het beginsel van verwerking van persoonsgegevens op een rechtmatige, behoorlijke en transparante wijze;

–    schending van artikel 8 van het Handvest en van artikel 4, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad - schending van het beginsel van minimale gegevensverwerking;

–    schending van artikel 8 van het Handvest en van artikel 4, lid 1, onder f), en artikel 33 van verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad - schending van het beginsel van beveiliging van persoonsgegevens;

–    schending van artikel 8 van het Handvest en van artikel 23, lid 1, van verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad en onvoldoende motivering door verweerder;

–    schending van artikel 41 van het Handvest - schending van het beginsel van behoorlijk bestuur.

2.    Wat de tweede voorwaarde – de schade – betreft: verzoekers hebben immateriële schade geleden.

3.    Wat de derde voorwaarde – het oorzakelijk verband – betreft: de immateriële schade vloeit rechtstreeks voort uit de onrechtmatige verwerking van verzoekers' gegevens door verweerster.

____________

1 Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB 2018, L 295, blz. 39).