Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 30 maart 2011 door Guido Strack tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 20 januari 2011 in zaak F-121/07, Strack/Commissie

(Zaak T-198/11 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirant: Guido Strack (Keulen, Duitsland) (vertegenwoordiger: H. Tettenborn, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwirant verzoekt het Gerecht:

-    het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 20 januari 2011 in zaak F-121/07 volledig te vernietigen;

-    de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 17 september 2009 in zaak F-121/07 te vernietigen, voor zover daarbij zijn vordering tot het wijzen van een verstekvonnis werd afgewezen;

-    de beschikkingen van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie te vernietigen, waarbij zaak F-121/07, die eerst naar de Eerste kamer was verwezen, vervolgens naar de Tweede kamer werd verwezen;

-    de naar aanleiding van de procedure in zaak F-121/07 gegeven beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie te vernietigen, waarbij zijn conclusie van 2 april 2009 en zijn daarin opgenomen vordering tot uitbreiding van het beroep niet in aanmerking werd genomen respectievelijk niet werd toegestaan;

-    overeenkomstig zijn vorderingen in het verzoekschrift in zaak F-121/07 en zijn conclusie in die procedure van 2 april 2009 te beslissen, en de verwerende partij te veroordelen overeenkomstig die vordering en zijn andere vorderingen in zaak F-121/07;

-    de Commissie te verwijzen in alle kosten van de procedure;

-    voorts vraagt rekwirant onder verwijzing naar de overeenkomstige vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens om wegens de lange duur van de procedure een schadevergoeding toe te kennen van ten minste 2 500 EUR, waarvan de exacte hoogte door het Gerecht zal worden vastgesteld.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert rekwirant 22 middelen aan.

Deze betreffen onder meer: de onbevoegdheid van de kamer die de bestreden beschikkingen heeft gegeven, de onwettige afwijzing van het verzoek om een verstekvonnis te wijzen, de onrechtmatigheid van de aan de Commissie verleende termijnverlengingen, de niet-toelating van een uitbreiding van het beroep, het niet-voegen van de procedure met andere procedures tussen partijen de verkeerde voorstelling van de feiten in het voorbereidend rapport ter terechtzitting en in het bestreden vonnis, de partijdigheid van de rapporteur, de schending van de taalregeling van het Gerecht en de discriminatie van rekwirant op grond van taal alsmede het niet vertalen van processtukken.

Bovendien stelt rekwirant dat het Gerecht voor ambtenarenzaken van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan en zijn arrest ontoereikend heeft gemotiveerd, een en ander onder meer met betrekking tot de uitlegging en toepassing van de artikelen 11, 25, 26, 26a en 90 e.v. van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, van de artikelen 6, 8 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, van de artikelen 8, 41, 42, 47 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, van artikel 6 e.v. van verordening (EG) nr. 1049/20111 en van artikel 11 e.v. van verordening (EG) nr. 45/2001.2

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).

2 - Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8, blz. 1).