Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 15 december 2016 –
Gul Ahmed Textile Mills/Raad
(Zaak T199/04 RENV)
„Dumping – Invoer van katoenhoudend beddenlinnen uit Pakistan – Procesbelang – Opening van het onderzoek – Door berekening vastgestelde normale waarde – Kennelijk onjuiste beoordeling – Rechten van verdediging – Motiveringsplicht – Recht te worden gehoord tijdens een hoorzitting – Vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs – Terugbetaling van de invoerrechten – Correctie – Schade – Causaal verband – WTO-recht”
1. Beroep tot nietigverklaring – Procesbelang – Begrip – Noodzaak van een bestaand en daadwerkelijk belang – Beroep dat de verzoekende partij een voordeel kan opleveren – Vereiste dat het procesbelang blijft bestaan tot aan de uitspraak van de rechterlijke beslissing – Bewijslast rustende op verzoeker – Beroep tegen een verordening waarbij antidumpingrechten worden ingesteld – Vervallen van de antidumpingrechten in de loop van het geding
[Art. 263 VWEU en 266, eerste alinea, VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (2015), art. 131, lid 1; verordening nr. 397/2004 van de Raad]
(zie punten 45‑60)
2. Internationale overeenkomsten – Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie – GATT 1994 – Onmogelijkheid om de WTO-overeenkomsten in te roepen om de rechtmatigheid van een Uniehandeling te betwisten – Uitzonderingen – Uniehandeling die uitvoering ervan beoogt te verzekeren of uitdrukkelijk en specifiek ernaar verwijst
(zie punten 71, 72)
3. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Opening van het onderzoek – Voorwaarden – Voldoende bewijs van het bestaan van dumping of van en van de daaruit voortvloeiende schade – In de klacht vervatte gegevens toereikend – Verplichtingen voor de Commissie bij de beoordeling van deze gegevens – Omvang – Uitlegging op basis van de antidumpingovereenkomst van de GATT van 1994 – Rechterlijk toezicht – Omvang
(Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, „antidumpingovereenkomst 1994”, art. 5.1 tot en met 5.9; verordening nr. 384/96 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1972/2002, art. 5)
(zie punten 88‑107, 115‑117)
4. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Schade – Vaststelling van het causale verband – Verplichtingen van de instellingen – Inaanmerkingneming van factoren die niets van doen hebben met dumping – Opheffing van eerdere antidumpingrechten en van gewone douanerechten in het kader van het stelsel van algemene tariefpreferenties – Daarvan uitgesloten
(Verordening nr. 384/96 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1972/2002, art. 3, lid 7)
(zie punten 107, 173)
5. Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen – Vergelijkbare vereisten voor de ter ondersteuning van een middel aangevoerde argumenten – Vergelijkbare vereisten voor de replieken – Algemene verwijzing naar de bijlagen – Niet-ontvankelijkheid
[Statuut van het Hof van Justitie, art. 21 en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (1991), art. 44, lid 1, c), en 47, lid 1]
(zie punten 108, 110, 111)
6. Gerechtelijke procedure – Overlegging van de bewijsstukken – Termijn – Tardieve bewijsaanbiedingen – Voorwaarden
[Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (1991), art. 48, lid 1]
(zie punten 109, 168)
7. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Schade – In aanmerking te nemen factoren – Verplichting voor de Commissie om de positieve en negatieve factoren op concludente wijze te analyseren – Rechterlijk toezicht – Grenzen
(Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, „antidumpingovereenkomst 1994”, art. 3.4; verordening nr. 384/96 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1972/2002, art. 3, leden 2, 3 en 5)
(zie punten 135‑140, 142‑149)
8. Beroep tot nietigverklaring – Bevoegdheid van de Unierechter – Motivering die in de plaats wordt gesteld van die van een besluit van een instelling – Ontoelaatbaarheid
(Art. 263 VWEU en 264 VWEU)
(zie punten 141, 161)
9. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Schade – Vaststelling van het causale verband – Verplichtingen van de instellingen – Inaanmerkingneming van factoren die niets van doen hebben met dumping – Beoordelingsbevoegdheid – Rechterlijk toezicht – Grenzen
(Verordening nr. 384/96 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1972/2002, art. 3, lid 7)
(zie punten 156‑160, 162‑164, 169, 170)
10. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Schade – Vaststelling van het causale verband – Verplichtingen van de instellingen – Inaanmerkingneming van factoren die niets van doen hebben met dumping – Algemene verplichting voor de Commissie om de gevolgen van de andere causaliteitsfactoren gezamenlijk te onderzoeken – Geen
(Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, „antidumpingovereenkomst 1994”, art. 3.5; verordening nr. 384/96 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1972/2002, art. 3, lid 7)
(zie punten 178, 179)
Voorwerp
| Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van verordening (EG) nr. 397/2004 van de Raad van 2 maart 2004 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van katoenhoudend beddenlinnen uit Pakistan (PB 2004, L 66, blz. 1), voor zover zij verzoekster betreft |
Dictum
1) | | Het beroep wordt verworpen. |
2) | | Gul Ahmed Textile Mills Ltd wordt verwezen in de kosten van de Raad van de Europese Unie. |
3) | | De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen. |