Language of document :

Beroep ingesteld op 5 december 2005 - Danjaq tegen BHIM

(Zaak T-435/05)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekster: Danjaq LLC (Santa Monica, Verenigde Staten van Amerika) (vertegenwoordigers: L. Berg en S. Skrein, solicitors, G. Hobbs en G. Hollingworth, barristers)

Verweerder: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Mission Productions GmbH (München, Duitsland)

Conclusies van verzoekster

de beslissing van de kamer van beroep in zaak R 1118/2004-1 te vernietigen;

de door opposante ingestelde oppositie tegen gemeenschapsmerkaanvraag 2 256 378 toe te wijzen, of subsidiair de oppositie naar het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt terug te wijzen voor verdere afdoening overeenkomstig het arrest van het Gerecht,

opposante vergoeding van haar kosten van de procedure toe te kennen.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: Mission Productions GmbH

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk "Dr. No" voor waren van de klassen 9, 12, 18, 25 en 32 - aanvraagnr. 2 256 378

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: verzoekster

Oppositiemerk of -teken: ouder algemeen bekend merk, ouder niet-ingeschreven merk en ouder in het economisch verkeer gebruikt teken "Dr. No" en "Dr. NO" voor films, dvd's, stripboeken, muziekopnames, boeken, affiches en actiefiguurtjes (speelgoed)

Beslissing van de oppositieafdeling: volledige afwijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 2, sub c, van verordening nr. 40/94 van de Raad, aangezien de kamer van beroep artikel 6 bis van het Verdrag van Parijs onjuist heeft uitgelegd door te oordelen dat het bewijs van gebruik in de Gemeenschap door verzoekster diende te worden geleverd.

Schending van artikel 8, lid 1, sub a en b, van verordening nr. 40/94 van de Raad, aangezien er gevaar van verwarring van de conflicterende merken bestaat gelet op het feit dat de conflicterende merken en een deel van de erdoor aangeduide waren dezelfde zijn.

Schending van de artikelen 8, lid 4, en 73 van verordening nr. 40/94 van de Raad en schending van de regels 50, lid 2, en 52, lid 1, van verordening nr. 2868/95 van de Commissie, aangezien de kamer van beroep de oppositie niet heeft beoordeeld tegen de achtergrond van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/94 van de Raad en had moeten erkennen dat verzoekster houder van tal van oudere rechten is en dat zij de in de oppositie aangevoerde merken in het economisch verkeer heeft gebruikt.

____________