Language of document : ECLI:EU:C:2002:88

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)

7 februari 2002 (1)

„Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefposten - Indeling in gecombineerde nomenclatuur van inktcartridges die geschikt zijn voor printers van het merk Epson Stylus Color - Inkt (post 3215) - Delen en toebehoren voor machines van post 8471 (post 8473)”

In zaak C-276/00,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Hessische Finanzgericht te Kassel (Duitsland), in het aldaar aanhangige geding tussen

Turbon International GmbH, als rechtsopvolgster onder algemene titel van Kores Nordic Deutschland GmbH,

en

Oberfinanzdirektion Koblenz,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de posten 3215 en 8473 van de gecombineerde nomenclatuur, in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1734/96 van de Commissie van 9 september 1996 (PB L 238, blz. 1),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: D. A. O. Edward, waarnemend voor de kamerpresident, A. La Pergola en C. W. A. Timmermans (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: J. Mischo,


griffier: R. Grass,

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

-    Turbon International GmbH, vertegenwoordigd door H. Brüning-Sudhoff, Steuerberater,

-    Oberfinanzdirektion Koblenz, vertegenwoordigd door M. Trendler als gemachtigde,

-    de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J.-C. Schieferer als gemachtigde, bijgestaan door M. Núñez Müller, Rechtsanwalt,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 11 september 2001,

het navolgende

Arrest

1.
    Bij beschikking van 21 februari 2000, ingekomen bij het Hof op 12 juli daaraanvolgend, heeft het Hessische Finanzgericht te Kassel krachtens artikel 234 EG een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van de posten 3215 en 8473 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”), in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1734/96 van de Commissie van 9 september 1996 (PB L 238, blz. 1).

2.
    Deze vraag is gerezen in het kader van een geding tussen de vennootschap Turbon International GmbH (hierna: „Turbon International”), gevestigd te Hattingen (Duitsland), als rechtsopvolgster onder algemene titel van Kores Nordic Deutschland GmbH (hierna: „Kores”), en de Oberfinanzdirektion Koblenz (Duitsland) over de tariefindeling van inktcartridges zonder geïntegreerde printkop die bestemd zijn voor inkt jet printers van het merk Epson Stylus Color (hierna: „ESC-printer”).

Toepasselijke bepalingen

De Gecombineerde Nomenclatuur

3.
    De Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: „GN”) is bij verordening nr. 2658/87 ingesteld ten behoeve van zowel het gemeenschappelijk douanetarief als de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap. De GN is gebaseerd op het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”); dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie, en is ingevoerd bij het Internationaal Verdrag van Brussel van 14 juni 1983 dat namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1).

4.
    In de ten tijde van de feiten van het hoofdgeding toepasselijke versie, die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 1734/96, omvatte de GN onder meer:

-    in afdeling VI, hoofdstuk 32, „Looi- en verfextracten; looizuur (tannine) en derivaten daarvan; pigmenten en andere kleur- en verfstoffen; verf en vernis; mastiek; inkt”, de post:

„3215        Drukinkt, schrijfinkt, tekeninkt en andere inktsoorten, ook indien geconcentreerd of in vaste vorm:

        - drukinkt:

3215 11 00    - - zwarte

3215 19 00    - - andere

3215 90    - andere:

3215 90 10    - - schrijfinkt en tekeninkt

3215 90 80    - - andere”

en

-    in afdeling XVI, hoofdstuk 84, „Kernreactoren, stoomketels, machines, toestellen en mechanische werktuigen, alsmede delen daarvan”, de posten:

„8471        Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor; magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen:

[...]

8471 60    - invoereenheden en uitvoereenheden, ook indien zij in dezelfde behuizing geheugeneenheden bevatten:

8471 60 10    - - bestemd voor burgerluchtvaartuigen [...]

        - - andere:

8471 60 40    - - - afdrukeenheden

8471 60 50    - - - toetsenborden

8471 60 90    - - - andere

[...]”

en

„8473    Delen en toebehoren (andere dan koffers, hoezen en dergelijke), waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor machines en toestellen bedoeld bij de posten 8469 tot en met 8472:

[...]

8473 30    - delen en toebehoren van de machines bedoeld bij post 8471:

8473 30 10    - - elektronische assemblages

8473 30 90    - - andere

[...]”

5.
    De algemene regels voor de interpretatie van de GN (hierna: „algemene regels”), die zijn neergelegd in het eerste deel daarvan, titel I, sub A, bepalen onder meer:

„Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de volgende bepalingen.

1.    De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van de hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en - voorzover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen - de navolgende regels.

2.    a)    [...]

    b)    Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De bovenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.

3.    Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b, of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

    a)    de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;

    b)    mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a, worden ingedeeld naar de stof of het goed waarvan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

    c)    [...]

[...]

5.    Voor de hierna genoemde goederen gelden daarenboven de volgende regels:

    a)    etuis, foedralen en koffers voor camera's, voor muziekinstrumenten of voor wapens, dozen voor tekeninstrumenten, juwelenkistjes en dergelijke bergingsmiddelen, speciaal gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stel of assortiment van artikelen, geschikt voor herhaald gebruik en aangeboden met de artikelen waarvoor ze bestemd zijn, worden ingedeeld onder dezelfde post als die artikelen indien zij van de soort zijn die normaal daarmee wordt verkocht. Deze regel geldt echter niet voor bergingsmiddelen die aan het geheel het wezenlijk karakter verlenen;

    b)    behoudens het bepaalde onder 5 a worden gevulde verpakkingsmiddelen (1) ingedeeld met de verpakte goederen indien zij van de soort zijn die normaal als verpakking voor die goederen wordt gebruikt. Deze regel is echter niet verplichtend voor verpakkingsmiddelen die klaarblijkelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik.”

6.
    De voetnoot bij de algemene regel 5 b preciseert:

„Onder .verpakkingsmiddelen’ worden verstaan, alle uitwendige en inwendige bergingsmiddelen, omhulsels, opwindmiddelen en dergelijke voorzieningen, met uitsluiting van vervoermiddelen - met name containers -, dekkleden en het stuw- en hulpmateriaal. Hieronder worden echter niet de in algemene regel 5, onder a), bedoelde bergingsmiddelen verstaan.”

GS-toelichtingen

7.
    Op basis van artikel 6, lid 1, van het Internationaal Verdrag van 14 juni 1983 is onder de naam „comité voor het geharmoniseerde systeem”, bij de Internationale Douaneraad een comité ingesteld, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van elk van de verdragsluitende partijen. Dit comité heeft onder meer tot taak wijzigingen van dit verdrag voor te stellen, alsmede toelichtingen, indelingsadviezen en andere adviezen voor de interpretatie van het GS op te stellen.

8.
    Volgens punt VIII van de GS-toelichting op de algemene regel 3 b, „[verschilt] het kenmerk dat het karakter van een goed bepaalt [...] per soort goederen. Het karakter van een goed kan, bijvoorbeeld, blijken uit de soort en aard van de stof of van de bestanddelen, uit hun omvang, hoeveelheid, gewicht, waarde of hun belang in verband met het gebruik ervan.”

9.
    Punt I van de GS-toelichting op de algemene regel 5 a bepaalt:

„Deze regel geldt uitsluitend voor bergingsmiddelen die, tegelijkertijd:

1)    speciaal zijn gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stel of assortiment van artikelen, dat wil zeggen zodanig zijn ingericht dat het artikel waarvoor zij bestemd zijn, er precies in past. Sommige bergingsmiddelen zijn bovendien in de vorm van het artikel dat zij bevatten;

2)    geschikt zijn voor duurzaam gebruik, dat wil zeggen ingericht om een duurzaamheid te hebben, vergelijkbaar met die van het artikel waarvoor zij bestemd zijn. Deze bergingsmiddelen dienen meestal om de artikelen te beschermen als deze niet worden gebruikt (bijvoorbeeld vervoer of opberging). Deze criteria maken het mogelijk ze te onderscheiden van gewone verpakkingsmiddelen;

3)    worden aangeboden met de artikelen waarvoor zij bestemd zijn, ook indien zij afzonderlijk verpakt zijn met het oog op het vervoer. Afzonderlijk aangeboden bergingsmiddelen worden ingedeeld naar aard en samenstelling;

4)    van de soort zijn die normaal met dergelijke artikelen worden verkocht;

5)    aan het geheel niet het wezenlijk karakter verlenen.”

10.
    Volgens punt IV van de GS-toelichting op de algemene regel 5 b, „[betreft] deze regel de indeling van verpakkingsmiddelen van de soort die gewoonlijk worden gebezigd voor de daarin geborgen goederen. Deze bepaling is echter niet bindend indien dergelijke verpakkingsmiddelen duidelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik, bijvoorbeeld in het geval van bepaalde metalen vaten of bergingsmiddelen van ijzer of staal voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas.”

11.
    De GS-toelichting op post 3215 preciseert:

„Van deze post zijn uitgezonderd:

a)    [...]

b)    vullingen voor kogelvulpennen, voorzien van hun kogels en inktbuisjes (post 9608). Met inkt gevulde patronen voor gewone vulpennen, blijven evenwel onder deze post ingedeeld;

c)    inktlinten voor schrijfmachines en dergelijke machines en stempelkussens, geïmpregneerd met inkt of met een kleurstof (post 9612).”

12.
    Volgens de GS-toelichting bij post 8473 tot slot, „[bestaat] het in deze post bedoelde toebehoren uit een verwisselbare uitrusting waardoor de machines voor speciale werkzaamheden kunnen worden aangepast of uit mechanismen die ze geschikt maken voor bijkomende werkzaamheden of voor bijzondere werkzaamheden die verband houden met de hoofdfunctie van de machine”.

Het hoofdgeding en de prejudiciële vraag

13.
    Op 27 juni 1997 verzocht Kores om een bindende tariefinlichting voor verschillende artikelen, waaronder onder meer een inktcartridge zonder geïntegreerde printkop („Ink Jet Cartridge”) die bestemd is om in een ESC-printer te worden geplaatst. Volgens haar moet deze inktcartridge onder de GN-postonderverdeling 8473 30 90 worden ingedeeld.

14.
    Blijkens het dossier is het in het hoofdgeding bedoelde goed samengesteld uit een inktcartridge (die zelf bestaat uit een rechthoekige kunststofbehuizing van ongeveer 2,7 x 6,4 x 4,2 cm, schuimstof, een metaalzeef, dichtingen, een zegelfolie, en een etiket, met een totale waarde van ongeveer 4 DEM), inkt (ongeveer 35 ml) met een geschatte waarde van 0,35 DEM, alsmede verpakkingsmateriaal dat bestaat uit een kartonnen doosje met daarin een gesloten grijs zakje uit kunststof, en kan het artikel voorts enkel worden gebruikt in ESC-printers, aangezien de cartridge en de inkt speciaal voor dit type printer zijn ontworpen.

15.
    Op 22 augustus 1997 deelde de Oberfinanzdirektion Frankfurt am Main (Duitsland) dit goed in onder GN-postonderverdeling 3215 90 80. Dit besluit was gebaseerd op de overweging, dat het in casu in te delen goed de inkt zelf was, aangezien de cartridge - anders gezegd de kunststofbehuizing - enkel het noodzakelijke en in de handel gebruikelijke bergings- of verpakkingsmiddel van de drukinkt vormde. Overeenkomstig algemene regel 5 b, werd de cartridge dus ingedeeld onder de GN-post inzake inkt.

16.
    Toen haar bezwaarschrift tegen dit indelingsbesluit was afgewezen, stelde Kores op 17 februari 1998 beroep in bij het Hessische Finanzgericht te Kassel. Voor het Finanzgericht herhalen Kores en Turbon International, die in januari 1999 in de rechten en verplichtingen van Kores is getreden, hun argumenten, volgens welke de inktcartridge moest worden ingedeeld onder de GN-postonderverdeling 8473 30 90, op grond dat deze cartridge, gelet op haar bijzondere kenmerken, wezenlijke technische functies van het drukproces vervult, zodat zij kan worden vergeleken met een inktcartridge met geïntegreerde printkop, en als zodanig kan worden gekwalificeerd als een „deel” van een printer. Zij stellen eveneens dat deze cartridge hoe dan ook als een „toebehoren” van een dergelijke printer kan worden beschouwd, aangezien de cartridge overeenkomstig de GS-toelichting bij GN-post 8473 een verwisselbare uitrusting vormt „waardoor de machines voor speciale werkzaamheden kunnen worden aangepast”.

17.
    Subsidiair stellen Kores en Turbon International, dat de indeling van deze cartridge onder GN-post 8473 eveneens kan worden gerechtvaardigd op basis van de handelswaarde ervan. Aangezien de waarde van de inkt in de cartridge in casu immers aanzienlijk lager is dan de eigenlijke waarde van de cartridge, verleent deze aan het geheel zijn „wezenlijk karakter” in de zin van algemene regel 3 b.

18.
    Voor de verwijzende rechter bevestigde de Oberfinanzdirektion Koblenz - die op 1 augustus 1998 de bevoegdheden van de Zoll- und Verbrauchsteuerabteilung van de Oberfinanzdirektion Frankfurt am Main heeft overgenomen - evenwel de indeling van het in het hoofdgeding bedoelde goed onder GN-post 3215, op grond dat het beslissende criterium voor deze indeling de „drukinkt” is - een voor de werking van de printer onmisbaar product - en niet de cartridge zelf, die enkel een noodzakelijk bergingsmiddel is voor een vloeibaar product. De indeling hiervan onder GN-post 8473, als „deel” of „toebehoren” van een printer is uitgesloten, aangezien algemeen wordt aanvaard dat enkel goederen die nodig zijn voor het monteren van een machine of die ontstaan bij het demonteren van een machine, als „delen” van deze machine kunnen worden beschouwd in de zin van aantekening 2, sub b, van afdeling XVI van de GN, en voorts de inktcartridge niet dient om de printer aan te passen voor „speciale” werkzaamheden.

19.
    Wat het argument inzake een vergelijking van de handelswaarde van de kunststofbehuizing van de cartridge en de inkt in deze cartridge betreft, stelt de Oberfinanzdirektion Koblenz dat een dergelijke vergelijking in casu niet relevant is, omdat de objectieve kenmerken van het in te delen goed reeds duidelijke aanwijzingen verschaffen voor de tariefindeling.

20.
    Gelet op met name de bewoordingen van § 97 van het Bürgerliche Gesetzbuch (Duits burgerlijk wetboek), waarin als toebehoren worden omschreven „roerende goederen die, zonder onderdeel te zijn van de hoofdzaak, bestemd zijn om het economisch doel van de hoofdzaak te dienen en met de hoofdzaak in een ruimtelijke verhouding staan overeenkomstig die bestemming”, alsmede gelet op de dwingende tariefinlichtingen die zijn verstrekt door de douaneautoriteiten van Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk, twijfelt het Hessische Finanzgericht te Kassel in die omstandigheden over de juiste indeling van deze cartridge onder de GN, en heeft het besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Dient een compatibele inktcartridge die bestaat uit een inktcartridge (kunststofbehuizing, schuimstof, een metaalzeef, dichtingen, een zegelfolie en een etiket), inkt en verpakkingsmateriaal, en die zowel wat de inktcartridge als de inkt betreft, uitsluitend kan worden gebruikt in een printer van het merk Epson Stylus Color,

-    als een met inkt gevuld wegwerppatroon (zonder geïntegreerde printkop) voor inkt jet printers te worden ingedeeld onder GN-code 3215 90 80,

of

-    is deze compatibele inktcartridge een deel of een toebehoren van een printer die als wezenlijke eenheid van een gegevensverwerkingssysteem onder GN-post 8471 valt, zodat de cartridge onder GN-post 8473 moet worden ingedeeld?”

Beoordeling door het Hof

21.
    Voor de beantwoording van de vraag zij eerst herinnerd aan de vaste rechtspraak van het Hof, volgens welke in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten van het gemeenschappelijk douanetarief en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (zie met name arresten van 20 november 1997, Wiener SI, C-338/95, Jurispr. blz. I-6495, punt 10; 19 oktober 2000, Peacock, C-339/98, Jurispr. blz. I-8947, punt 9, en 7 juni 2001, CBA Computer, C-479/99, Jurispr. blz. I-4391, punt 21).

22.
    Het is eveneens vaste rechtspraak, dat bij de uitlegging van het gemeenschappelijk douanetarief zowel de aantekeningen bij de hoofdstukken hiervan als de toelichtingen bij de nomenclatuur van de Internationale Douaneraad belangrijke middelen vormen ter verzekering van een uniforme toepassing van dit tarief en als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging ervan kunnen worden beschouwd (zie de reeds aangehaalde arresten Wiener SI, punt 11, en Peacock, punt 10).

23.
    In casu zij vastgesteld, dat de in het hoofdgeding bedoelde cartridges noch in de tekst van de GN-posten, noch in de tekst van de toelichtingen bij de afdelingen of bij de hoofdstukken van de GN uitdrukkelijk zijn vermeld, anders dan de vullingen voor kogelvulpennen voorzien van hun kogels en inktbuisjes, en de inktlinten voor schrijfmachines en stempelkussens, die respectievelijk zijn vermeld onder de tariefposten 9608 en 9612 van de GN.

24.
    De algemene regels en de GS-toelichtingen bij deze regels en bij de tariefposten 3215 en 8473 bevatten daarentegen nuttige aanwijzingen voor de indeling van goederen als die van het hoofdgeding.

25.
    Er zij immers aan herinnerd, dat volgens algemene regel 3 b, die juist het geval betreft waarin goederen vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, „mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a, worden ingedeeld naar de stof of het goed waarvan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald”.

26.
    Volgens vaste rechtspraak moet, om te weten aan welke van de stoffen waaruit het is samengesteld het goed zijn wezenlijk karakter ontleent, worden nagegaan of dit goed ook zonder het ene of het andere bestanddeel zijn kenmerkende eigenschappen behoudt (zie in die zin arrest van 10 mei 2001, VauDe Sport, C-288/99, Jurispr. blz. I-3683, punt 25).

27.
    Het bestanddeel waaraan de in het hoofdgeding bedoelde cartridge in casu haar wezenlijk karakter ontleent, is de inkt in deze cartridge. De wezenlijke functie van deze cartridge bestaat er immers in inkt te bevatten en de printer daarvan te voorzien, teneinde het overbrengen op papier van een op computer verricht werk mogelijk te maken.

28.
    Hieraan wordt niet afgedaan door de vaststelling van de verwijzende rechter, dat deze cartridge kan worden nagevuld. Ook al heeft dit navullen een langere levensduur van de kunststofbehuizing tot gevolg, toch wijzigt dit niet de intrinsieke functie van een dergelijke cartridge, die erin bestaat inkt te bevatten en de ESC-printer daarvan te voorzien.

29.
    Blijkens het dossier is een cartridge als die in het hoofdgeding speciaal ontworpen voor een bepaald printertype, en kan zij enkel in deze printer worden gebruikt. Aangezien deze cartridge een technisch geavanceerd mechanisme bevat, dat zorgt voor een gecontroleerde inkttoevoer bij het afdrukken, vraagt de verwijzende rechter zich af of een dergelijke cartridge niet eerder als „deel” of „toebehoren” van een printer moet worden gekwalificeerd en onder GN-post 8473 worden ingedeeld.

30.
    Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat het begrip „deel” in de zin van de GN-post 8473 de aanwezigheid veronderstelt van een geheel, voor de werking waarvan dit deel noodzakelijk is (zie arrest Peacock, reeds aangehaald, punt 21), wat niet het geval is met de in het hoofdgeding bedoelde cartridge. Hoewel een printer zonder inktcartridge niet de functie kan vervullen waarvoor hij is bestemd, hangt de mechanische en elektronische werking van de printer op zich geenszins af van de aanwezigheid van een dergelijke cartridge. Zonder inktcartridge is het weliswaar niet mogelijk een op computer verricht werk op papier over te brengen, doch dit is niet het gevolg van een gebrekkige werking van deze printer, maar wel van het ontbreken van inkt.

31.
    Om die redenen kan een inktcartridge als die in het hoofdgeding, die gelet op de kenmerken ervan, zoals deze door Turbon International in haar schriftelijke opmerkingen zijn beschreven, geen bijzondere rol speelt bij de eigenlijke mechanische werking van de printer, niet worden gekwalificeerd als „deel” van een printer in de zin van GN-post 8473.

32.
    Een dergelijke cartridge kan evenmin als „toebehoren” van de betrokken printers onder die post worden ingedeeld. Hoewel de cartridges inderdaad verwisselbaar zijn, maken zij het immers niet mogelijk dat deze printers voor speciale werkzaamheden kunnen worden aangepast, noch maken zij ze geschikt voor bijkomende werkzaamheden of voor bijzondere werkzaamheden die verband houden met de hoofdfunctie van de machine, in de zin van de GS-toelichting bij post 8473. Deze cartridges maken het enkel mogelijk dat ESC-printers hun normale functie vervullen, namelijk het overbrengen op papier van een op computer verricht werk.

33.
    Ingevolge bovenstaande overwegingen moet overeenkomstig algemene regel 3 b, een goed als dat van het hoofdgeding onder GN-post 3215 worden ingedeeld.

34.
    Overigens vindt een dergelijke indeling steun in de GS-toelichting bij post 3215, volgens welke „met inkt gevulde patronen voor gewone vulpennen” onder deze laatste post blijven ingedeeld. Zoals de advocaat-generaal in punt 59 van zijn conclusie immers terecht opmerkte, zijn dergelijke patronen voor vulpennen wat de in het hoofdgeding bedoelde cartridges voor ESC-printers zijn, omdat hun functie erin bestaat inkt te bevatten en te voorzien in een regelmatige toevoer van de inkt die nodig is bij het gebruik van een instrument waarmee tekens op papier kunnen worden gezet, en zij voor elk merk een verschillend formaat hebben, zodat zij kunnen worden geplaatst in de vulpennen waarvoor zij zijn bestemd.

35.
    Gelet op een en ander, dient het antwoord op de vraag dus te luiden, dat bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1734/96, aldus moet worden uitgelegd, dat een inktcartridge zonder geïntegreerde printkop die is samengesteld uit een kunststofbehuizing, schuimstof, een metaalzeef, dichtingen, een zegelfolie, een etiket, inkt en verpakkingsmateriaal, en die, zowel wat de cartridge als de inkt betreft, enkel kan worden gebruikt in een printer met de kenmerken van ESC-printers, moet worden ingedeeld onder de GN-postonderverdeling 3215 90 80.

Kosten

36.
    De kosten door de Commissie wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

uitspraak doende op de door het Hessische Finanzgericht te Kassel bij beschikking van 21 februari 2000 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1734/96 van de Commissie van 9 september 1996, moet aldus worden uitgelegd, dat een inktcartridge zonder geïntegreerde printkop die is samengesteld uit een kunststofbehuizing, schuimstof, een metaalzeef, dichtingen, een zegelfolie, een etiket, inkt en verpakkingsmateriaal, en die, zowel wat de inktcartridge als wat de inkt betreft, enkel kan worden gebruikt in een printer met de kenmerken van de inkt jet printers van het merk Epson Stylus Color, moet worden ingedeeld onder de postonderverdeling 3215 90 80 van de gecombineerde nomenclatuur.

Edward
La Pergola
Timmermans

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 7 februari 2002.

De griffier

De president van de Vierde kamer

R. Grass

S. von Bahr


1: Procestaal: Duits.