Language of document :

Beroep ingesteld op 19 april 2024 – Kaili/Parlement

(Zaak T-212/24)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Eva Kaili (Elsene, België) (vertegenwoordigers: S. Pappas en A. Pappas, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

Verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het besluit van het Parlement van 6 februari 2024 waarbij verzoeksters immuniteit is opgeheven, nietig te verklaren;

het Parlement te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster tien middelen aan.

Eerste middel: schending van een wezenlijk vormvoorschrift. De voorzitter van het Parlement en van de Commissie juridische zaken zijn namelijk hun verplichting niet nagekomen om de rechtmatigheid van het verzoek tot opheffing van verzoeksters immuniteit te onderzoeken.

Tweede middel: ontbreken van een rechtsgrondslag voor het verzoek van de Europees hoofdaanklager van 15 december 2022.

Derde middel: onbevoegdheid van de Europees hoofdaanklager om te verzoeken om de opheffing van verzoeksters immuniteit.

Vierde middel: schending door het Europees Openbaar Ministerie van verzoeksters immuniteit zoals deze is vastgelegd in de artikelen 7 en 8 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (PB 2016, C 202, blz. 266) (hierna: „protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten”).

Vijfde middel: schending door het Europees Openbaar Ministerie van artikel 29, lid 2, van verordening (EU) 2017/1939 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (PB 2017, L 283, blz. 1).

Zesde middel: schending door de Commissie juridische zaken van de artikelen 7 tot en met 9 van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten en van artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van het Reglement van het Europees Parlement.

Zevende middel: schending van verzoeksters recht om te worden gehoord.

Achtste middel: schending door het Parlement van artikel 9, lid 1, onder b), van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten.

Negende middel: subsidiair, schending van artikel 9, lid 2, onder a), van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten.

Tiende middel: schending van artikel 9 van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten in zoverre het Parlement heeft geweigerd te erkennen dat er sprake is van fumus persecutionis.

____________