Language of document : ECLI:EU:C:2023:959

Voorlopige editie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

7 december 2023 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Onderlinge aanpassing van de wetgevingen – Verordening (EG) nr. 1107/2009 – Op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen – Artikel 52 – Parallelhandel – Verordening (EU) nr. 547/2011 – Etiketteringsvoorschriften voor gewasbeschermingsmiddelen – Bijlage I, punt 1, onder b) en f) – Naam en adres van de houder van de toelating – Partijnummer”

In zaak C‑830/21,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Hanseatische Oberlandesgericht Hamburg (hoogste rechterlijke instantie van de deelstaat Hamburg, Duitsland) bij beslissing van 9 december 2021, ingekomen bij het Hof op 23 december 2021, in de procedure

Syngenta Agro GmbH

tegen

Agro Trade Handelsgesellschaft mbH,

wijst

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: K. Jürimäe, kamerpresident, N. Piçarra, M. Safjan, N. Jääskinen en M. Gavalec (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: L. Medina,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        Syngenta Agro GmbH, vertegenwoordigd door P. Gey en H.‑G. Kamann, Rechtsanwälte,

–        Agro Trade Handelsgesellschaft mbH, vertegenwoordigd door H. P. Koof, Rechtsanwalt,

–        de Griekse regering, vertegenwoordigd door V. Karra, K. Konsta en E. Leftheriotou als gemachtigden,

–        de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door A. Collabolletta, avvocato dello Stato,

–        de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door A. Posch, J. Schmoll en V.‑S. Strasser als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. C. Becker en M. Ter Haar als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 20 april 2023,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 1 van en bijlage I, punt 1, onder b) en f), bij verordening (EU) nr. 547/2011 van de Commissie van 8 juni 2011 ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de etiketteringsvoorschriften voor gewasbeschermingsmiddelen (PB 2011, L 155, blz. 176).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Syngenta Agro GmbH en Agro Trade Handelsgesellschaft mbH (hierna: „Agro Trade”) betreffende het verbod op het op de markt brengen van een gewasbeschermingsmiddel.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

 Verordening nr. 1107/2009

3        De overwegingen 8, 9 en 31 van verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB 2009, L 309, blz. 1) luiden als volgt:

„(8)      Deze verordening heeft tot doel een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu te waarborgen en tegelijkertijd het concurrentievermogen van de communautaire landbouw te vrijwaren. [...]

(9)      Teneinde voor zover mogelijk beletselen voor de handel in gewasbeschermingsmiddelen weg te nemen die te wijten zijn aan de verschillen in de beschermingsniveaus in de lidstaten, dient deze verordening ook te voorzien in geharmoniseerde regels voor de toelating van werkzame stoffen en het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, met inbegrip van regels voor de wederzijdse erkenning van toelatingen en inzake parallelhandel. Deze verordening heeft derhalve tot doel het vrije verkeer van deze producten en de beschikbaarheid ervan in de lidstaten te bevorderen.

[...]

(31)      Wanneer identieke gewasbeschermingsmiddelen in verschillende lidstaten zijn toegelaten, dient deze verordening te voorzien in een vereenvoudigde procedure voor de verlening van een vergunning voor parallelhandel, teneinde de handel in dergelijke producten tussen de lidstaten te vergemakkelijken.”

4        Artikel 1 van deze verordening, met als opschrift „Onderwerp en doel”, bepaalt in lid 3:

„Het doel van deze verordening is een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mensen en dieren en van het milieu te waarborgen en de werking van de interne markt te verbeteren door de regels voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, te harmoniseren en tegelijkertijd de landbouwproductie te verbeteren.”

5        Artikel 3 van deze verordening, met als opschrift „Definities”, luidt:

„Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

[...]

10.      ‚toelating van een gewasbeschermingsmiddel’: bestuursrechtelijk besluit waarmee de bevoegde instantie van een lidstaat toelaat dat een gewasbeschermingsmiddel op zijn grondgebied op de markt wordt gebracht;

11.      ‚producent’: een persoon die gewasbeschermingsmiddelen, werkzame stoffen, beschermstoffen, synergisten, formuleringshulpstoffen of toevoegingsstoffen zelf produceert of de productie ervan aan een andere partij of persoon uitbesteedt, of een persoon die door de producent is aangewezen als zijn alleenvertegenwoordiger voor de naleving van deze verordening;

[...]

24.      ‚houder van de toelating’: elke natuurlijke of rechtspersoon die in het bezit is van een toelating voor het op de markt brengen en het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel;

[...]”

6        Artikel 28 van deze verordening, met als opschrift „Toelating voor het op de markt brengen en het gebruik”, bepaalt:

„1.      Een gewasbeschermingsmiddel wordt alleen op de markt gebracht of gebruikt wanneer het in de betrokken lidstaat overeenkomstig deze verordening is toegelaten.

2.      In afwijking van lid 1 is in de volgende gevallen geen toelating vereist:

[...]

e)      het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen waarvoor een vergunning voor parallelhandel volgens artikel 52 is verleend.”

7        Artikel 52 van verordening nr. 1107/2009, met als opschrift „Parallelhandel”, luidt:

„1.      Een in een lidstaat (lidstaat van oorsprong) toegelaten gewasbeschermingsmiddel kan, op voorwaarde dat een vergunning voor parallelhandel wordt verleend, in een andere lidstaat (invoerende lidstaat) geïntroduceerd, op de markt gebracht of gebruikt worden, indien de invoerende lidstaat concludeert dat de samenstelling van het gewasbeschermingsmiddel identiek is aan die van een gewasbeschermingsmiddel waarvoor op zijn grondgebied reeds een toelating is verleend (referentiemiddel). De aanvraag wordt bij de bevoegde autoriteit van de invoerende lidstaat ingediend.

2.      Na ontvangst van een volledige aanvraag wordt binnen 45 werkdagen via een vereenvoudigde procedure een vergunning voor parallelhandel verleend indien het in te voeren gewasbeschermingsmiddel identiek is in de zin van lid 3. [...]

3.      Gewasbeschermingsmiddelen worden als identiek aan het referentiemiddel beschouwd indien:

a)      zij volgens hetzelfde productieproces vervaardigd zijn door dezelfde onderneming, een verbonden onderneming of een onderneming die onder licentie werkt;

b)      de specificatie en de inhoud van de werkzame stoffen, beschermstoffen en synergisten, alsook het soort formulering identiek zijn; en

c)      de aanwezige formuleringshulpstoffen en de grootte, het materiaal of de vorm van de verpakking wat betreft de mogelijke negatieve gevolgen voor de veiligheid van het middel ten aanzien van de gezondheid van mens of dier, of van het milieu, dezelfde of gelijkwaardig zijn.

4.      De aanvraag voor een vergunning voor parallelhandel omvat de volgende gegevens:

a)      naam en registratienummer van het gewasbeschermingsmiddel in de lidstaat van oorsprong;

b)      de lidstaat van oorsprong;

c)      naam en adres van de houder van de toelating in de lidstaat van oorsprong;

d)      oorspronkelijk etiket en oorspronkelijke gebruiksaanwijzing die het te introduceren gewasbeschermingsmiddel vergezellen bij de distributie in de lidstaat van oorsprong, indien zulks noodzakelijk wordt geacht voor het onderzoek door de bevoegde autoriteit. Deze bevoegde autoriteit kan een vertaling van de relevante delen van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing verlangen;

e)      naam en adres van de aanvrager;

f)      naam die zal worden gegeven aan het in de invoerende lidstaat te distribueren gewasbeschermingsmiddel;

g)      een ontwerpetiket voor het op de markt te brengen middel;

h)      een monster van het middel dat zal worden geïntroduceerd, indien de bevoegde autoriteit van de invoerende lidstaat dat nodig acht;

i)      naam en registratienummer van het referentiemiddel.

[...]

5.      Een gewasbeschermingsmiddel waarvoor een vergunning voor parallelhandel is verleend, wordt alleen op de markt gebracht en gebruikt overeenkomstig de bepalingen van de toelating voor het referentiemiddel. Teneinde het toezicht en de controles te vergemakkelijken dient de Commissie voor het te introduceren product specifieke controle-eisen vast te stellen in een verordening zoals bedoeld in artikel 68.

6.      De geldigheidsduur van de vergunning voor parallelhandel verstrijkt wanneer die van de toelating voor het referentiemiddel verstrijkt. Indien de houder van de toelating voor het referentiemiddel een verzoek indient tot intrekking van de toelating overeenkomstig artikel 45, lid 1, maar nog steeds wordt voldaan aan de eisen van artikel 29, verstrijkt de geldigheid van de vergunning voor parallelhandel op de datum waarop de toelating voor het referentiemiddel normaal zou zijn verstreken.

7.      Onverminderd specifieke bepalingen in dit artikel, zijn de artikelen 44, 45, 46 en 55 en artikel 56, lid 4, en de hoofdstukken VI tot en met X van overeenkomstige toepassing op gewasbeschermingsmiddelen die parallel verhandeld worden.

8.      Onverminderd artikel 44 kan een vergunning voor parallelhandel worden ingetrokken indien de toelating voor het geïntroduceerde gewasbeschermingsmiddel in de lidstaat van oorsprong om redenen van veiligheid of werkzaamheid wordt ingetrokken.

9.      Indien het product niet identiek is aan het referentiemiddel in de zin van lid 3, kan de lidstaat van invoering de toelating voor het op de markt brengen en het gebruik alleen verlenen overeenkomstig artikel 29.

[...]

11.      Onverminderd artikel 63 stellen de autoriteiten van de lidstaten informatie over vergunningen voor parallelhandel publiekelijk beschikbaar.”

8        Artikel 55 van deze verordening, met als opschrift „Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen”, luidt:

„Gewasbeschermingsmiddelen moeten op juiste wijze worden gebruikt.

Een juist gebruik houdt in dat de beginselen van goede gewasbeschermingspraktijken worden toegepast, en dat wordt voldaan aan de voorschriften die overeenkomstig artikel 31 zijn vastgesteld en op het etiket nader zijn aangegeven. [...]”

9        Artikel 56 van deze verordening, met als opschrift „Informatie over mogelijk schadelijke of onaanvaardbare effecten”, bepaalt in lid 4:

„De houder van een toelating voor een gewasbeschermingsmiddel meldt jaarlijks bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die zijn gewasbeschermingsmiddel hebben toegelaten of hij over informatie beschikt met betrekking tot een onder de verwachtingen blijvende werkzaamheid, de ontwikkeling van resistentie en elk onverwacht effect op planten, plantaardige producten of het milieu.”

10      Artikel 65 van deze verordening, met als opschrift „Etikettering”, bepaalt het volgende in lid 1:

„De etikettering van gewasbeschermingsmiddelen voldoet aan de indelings-, etiketterings-, verpakkingsvoorschriften van richtlijn 1999/45/EG [van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PB 1999, L 200, blz. 1)] en aan de voorschriften van een verordening die wordt aangenomen volgens de in artikel 79, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

[...]”

 Verordening nr. 547/2011

11      Artikel 1 van verordening nr. 547/2011 bepaalt:

„De etikettering van gewasbeschermingsmiddelen moet voldoen aan de in bijlage I vastgestelde voorschriften en moet zo mogelijk de standaardzinnen voor bijzondere risico’s voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, als vastgesteld in bijlage II, en de standaardzinnen voor veiligheidsadviezen voor de bescherming van de gezondheid van mens of dier of van het milieu, als vastgesteld in bijlage III, bevatten.”

12      Punt 1 van bijlage I bij deze verordening, met als opschrift „Etiketteringsvoorschriften, als bedoeld in artikel 1”, bepaalt het volgende:

„De volgende informatie moet duidelijk en leesbaar op de verpakking van gewasbeschermingsmiddelen worden vermeld:

[...]

b)      de naam en het adres van de houder van de toelating en het toelatingsnummer van het gewasbeschermingsmiddel en, indien dat een andere persoon is, de naam en het adres van de persoon die verantwoordelijk is voor de eindverpakking en eindetikettering of voor de eindetikettering van het gewasbeschermingsmiddel op de markt;

[...]

f)      het partijnummer van de formulering en [de] productiedatum;

[...]”

 Verordening nr. 1272/2008

13      Artikel 1 van verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB 2008, L 353, blz. 1), met als opschrift „Doel en toepassingsgebied”, luidt:

„1.      Deze verordening heeft ten doel een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu alsmede het vrije verkeer van stoffen, mengsels en voorwerpen als bedoeld in artikel 4, lid 8, te waarborgen door:

[...]

b)      te voorzien in de verplichting voor:

[...]

ii)      leveranciers om in de handel gebrachte verpakte stoffen en mengsels te etiketteren en te verpakken;

[...]

[...]”

14      Artikel 2 van deze verordening, met als opschrift „Definities”, bepaalt:

„Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

[...]

26.      ‚leverancier’: een fabrikant, importeur, downstreamgebruiker of distributeur die een stof als zodanig, of in een mengsel, of een mengsel in de handel brengt;

[...]”

15      Onder titel III van deze verordening, met als opschrift „Voorlichting over de gevaren via het etiket”, bepaalt artikel 17, met als opschrift „Algemene voorschriften”, het volgende:

„1.      Als gevaarlijk ingedeelde stoffen en mengsels die zijn verpakt, worden van een etiket voorzien dat de volgende elementen bevat:

a)      de naam, het adres en het telefoonnummer van de leverancier(s);

[...]”

 Duits recht

16      § 49, lid 4, van het Gesetz zum Schutz der Kulturpflanzen (wet op de gewasbescherming) luidt:

„Indien de houder van de vergunning geen gebruik maakt van het partijnummer van de houder van de toelating van het parallel in te voeren gewasbeschermingsmiddel ten behoeve van de etikettering overeenkomstig § 47, lid 1, dient hij een register bij te houden en gedurende ten minste vijf jaar te bewaren, waaruit blijkt dat het door hem gebruikte partijnummer overeenstemt met dat van de houder van de toelating van het parallel in te voeren gewasbeschermingsmiddel. [...]”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

17      Syngenta Agro is een distributiebedrijf van Syngenta Group, die in Duitsland en in andere lidstaten van de Europese Unie gewasbeschermingsmiddelen produceert en distribueert.

18      Agro Trade is een handelsonderneming in de landbouwsector die gewasbeschermingsmiddelen distribueert, in het bijzonder parallel ingevoerde gewasbeschermingsmiddelen.

19      Tot die parallel ingevoerde gewasbeschermingsmiddelen behoren de gewasbeschermingsmiddelen van Syngenta Agro, die in Duitsland in de ongeopende oorspronkelijke jerrycans van die onderneming worden gedistribueerd door Agro Trade, die het oorspronkelijke etiket door haar eigen etiket vervangt.

20      Op dat etiket staat onder andere informatie over Agro Trade in haar hoedanigheid van importeur en distributeur, maar staat geen informatie over Syngenta Agro in haar hoedanigheid van houder van de toelating van het betrokken gewasbeschermingsmiddel in de lidstaat van oorsprong. Agro Trade vervangt tevens het oorspronkelijke partijnummer van de formulering van de producent door een eigen identificatienummer en houdt een register bij waaruit blijkt dat dit laatstgenoemde nummer overeenkomt met het oorspronkelijke partijnummer.

21      Syngenta Agro heeft het Landgericht Hamburg (rechter in eerste aanleg Hamburg, Duitsland) verzocht om Agro Trade te verbieden de parallel ingevoerde gewasbeschermingsmiddelen van Syngenta Agro op het Duitse grondgebied op de markt te brengen voor zover de op de oorspronkelijke verpakking aangebrachte naam en het adres van de houder van de toelating zijn verwijderd en/of het op die verpakking gedrukte partijnummer van de formulering is verwijderd en vervangen door een ander identificatienummer. Dit verzoek werd ingesteld op grond dat de handelwijze van Agro Trade in strijd was met artikel 1 van verordening nr. 547/2011 juncto bijlage I, punt 1, onder b) en f), bij die verordening.

22      Het Landgericht Hamburg heeft de vordering van Syngenta Agro op grond van punt 1, onder b), van bijlage I bij verordening nr. 547/2011, betreffende de informatie over de naam en het adres van de houder van de toelating, toegewezen. Deze rechter heeft echter de vordering op grond van punt 1, onder f), die betrekking had op het partijnummer van de betrokken formulering, afgewezen.

23      Zowel Syngenta Agro als Agro Trade heeft tegen de uitspraak van deze rechter hoger beroep ingesteld bij het Hanseatische Oberlandesgericht Hamburg (hoogste rechterlijke instantie van de deelstaat Hamburg, Duitsland), de verwijzende rechter in de onderhavige zaak.

24      De verwijzende rechter twijfelt over de juiste uitlegging van punt 1, onder b) en f), van bijlage I bij verordening nr. 547/2011, omdat deze verordening niet voorziet in een concrete regeling inzake de etikettering van parallel ingevoerde gewasbeschermingsmiddelen.

25      Tegen deze achtergrond heeft het Hanseatische Oberlandesgericht Hamburg de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Moet artikel 1 van verordening [nr. 547/2011], gelezen in samenhang met punt 1, onder b), van bijlage I bij deze verordening, aldus worden uitgelegd dat bij parallelimport van een gewasbeschermingsmiddel de naam en het adres van de houder van de toelating uit de lidstaat van oorsprong waaruit het gewasbeschermingsmiddel is geïmporteerd, op de verpakking moeten worden vermeld wanneer het gewasbeschermingsmiddel in een andere lidstaat wordt gedistribueerd?

2)      Moet artikel 1 van verordening [nr. 547/2011], gelezen in samenhang met punt 1, onder f), van bijlage I bij deze verordening, aldus worden uitgelegd dat bij parallelimport van een gewasbeschermingsmiddel het oorspronkelijk door de producent toegekende partijnummer ongewijzigd op de verpakking moet zijn vermeld, of is het met de genoemde bepaling verenigbaar dat de parallelimporteur het oorspronkelijke partijnummer verwijdert en een eigen identificatienummer op de verpakking aanbrengt, voor zover hij een register bijhoudt waaruit blijkt dat de door hem gebruikte partijnummers overeenkomen met die van de houder van de toelating van het parallel in te voeren gewasbeschermingsmiddel?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste vraag

26      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1 van en bijlage I, punt 1, onder b), bij verordening nr. 547/2011 aldus moeten worden uitgelegd dat een importeur die op basis van een vergunning voor parallelhandel een gewasbeschermingsmiddel in een lidstaat introduceert, op de verpakking van dit product de naam en het adres van de houder van de toelating in de lidstaat van oorsprong kan vervangen door zijn eigen naam en adres.

27      Volgens artikel 65, lid 1, van verordening nr. 1107/2009 moet de etikettering van gewasbeschermingsmiddelen die op grond van deze verordening op de markt worden gebracht of gebruikt voldoen aan de voorschriften van richtlijn 1999/45, die is ingetrokken en vervangen door verordening nr. 1272/2008. Bovendien moet deze etikettering voldoen aan de voorschriften van verordening nr. 547/2011, die op grond van dat artikel 65, lid 1, is vastgesteld ter uitvoering van de etiketteringsvoorschriften voor gewasbeschermingsmiddelen van verordening nr. 1107/2009.

28      Volgens artikel 1 van verordening nr. 547/2011 moet die etikettering voldoen aan de in bijlage I bij die verordening vastgestelde voorschriften.

29      Uit bijlage I, punt 1, onder b), volgt dat de naam en het adres van de houder van de toelating duidelijk en leesbaar op de verpakking van gewasbeschermingsmiddelen moeten worden vermeld.

30      De verordeningen nr. 1107/2009 en nr. 547/2011 bevatten geen specifieke bepalingen betreffende de etikettering van de gewasbeschermingsmiddelen waarvoor een vergunning voor parallelhandel is aangevraagd, en artikel 52, lid 7, van verordening nr. 1107/2009 voorziet voor deze producten enkel in de overeenkomstige toepassing van met name de algemene etiketteringsbepalingen van hoofdstuk VII van deze verordening.

31      In die omstandigheden moet worden opgemerkt dat bij de uitlegging van een bepaling van Unierecht niet alleen rekening moet worden gehouden met de bewoordingen van deze bepaling – in overeenstemming met de in de omgangstaal gebruikelijke betekenis ervan – maar ook met de context ervan en met de doelstellingen die de regeling waarvan zij deel uitmaakt, nastreeft (arrest van 22 juni 2022, Leistritz, C‑534/20, EU:C:2022:495, punt 18 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

32      Bovendien dient een uitvoeringsverordening indien mogelijk aldus te worden uitgelegd dat zij in overeenstemming is met de bepalingen van de basisverordening (arrest van 19 juli 2012, Pie Optiek, C‑376/11, EU:C:2012:502, punt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

33      Overeenkomstig deze rechtspraak moet worden bepaald hoe de uitdrukking „naam en adres van de houder van de toelating” in punt 1, onder b), van bijlage I bij verordening nr. 547/2011 moet worden begrepen in het geval van etikettering van gewasbeschermingsmiddelen die parallel worden verhandeld in de zin van artikel 52, lid 7, van verordening nr. 1107/2009.

34      Wat in de eerste plaats de letterlijke uitlegging van deze uitdrukking betreft, moet worden opgemerkt dat de bewoordingen van punt 1, onder b), van bijlage I dienaangaande geen nuttige informatie verschaffen.

35      Wat in de tweede plaats de contextuele uitlegging betreft, volgt uit artikel 3, punten 10 en 24, en artikel 28, lid 1, van verordening nr. 1107/2009 dat de verplichting om op de verpakking van gewasbeschermingsmiddelen de naam en het adres van de houder van de toelating te vermelden, in beginsel geldt voor de natuurlijke of rechtspersoon die van de bevoegde instantie van een lidstaat – door middel van een specifiek bestuursrechtelijk besluit – de toelating heeft gekregen om het betrokken gewasbeschermingsmiddel op het grondgebied van die lidstaat op de markt te brengen.

36      Indien het parallelhandel van een gewasbeschermingsmiddel betreft, is overeenkomstig artikel 52 van verordening nr. 1107/2009 de houder van de vergunning voor parallelhandel verantwoordelijk voor het op de markt brengen van dit middel op het grondgebied van de invoerende lidstaat, nadat is geverifieerd dat dit middel en het referentiemiddel identiek zijn.

37      Het Hof heeft immers reeds geoordeeld dat de vergunning voor parallelhandel een persoonlijk karakter heeft en dat alleen de houder van die vergunning een gewasbeschermingsmiddel op de markt kan brengen in de lidstaat die deze vergunning heeft verleend (zie in die zin arrest van 4 maart 2021, Agrimotion, C‑912/19, EU:C:2021:173, punten 26 en 37).

38      Hieruit volgt, zoals de advocaat-generaal in punt 52 van haar conclusie in wezen heeft benadrukt, dat een krachtens artikel 28, lid 1, van verordening nr. 1107/2009 verleende toelating een verband legt tussen de houder ervan en de lidstaat van oorsprong, terwijl een krachtens artikel 52 van deze verordening verleende vergunning voor parallelhandel een verband legt tussen de houder ervan en de invoerende lidstaat, en dat een door de lidstaat van oorsprong verleende toelating voor de houder van de toelating geen rechten of plichten schept in de invoerende lidstaat.

39      Bijgevolg moet het vereiste van punt 1, onder b), van bijlage I bij verordening nr. 547/2011, betreffende de vermelding van de naam en het adres van de houder van de toelating, in het geval van parallelhandel aldus worden opgevat dat het ziet op de naam en het adres van de houder van de vergunning voor parallelhandel. Laatstgenoemde is dus verplicht om op het etiket van het in de invoerende lidstaat op de markt gebrachte gewasbeschermingsmiddel, zijn naam en adres te vermelden naast of in de plaats van die van de houder van de toelating in de lidstaat van oorsprong.

40      Bovendien bevestigen de bepalingen van verordening nr. 1272/2008 deze uitlegging van punt 1, onder b), van bijlage I bij verordening nr. 547/2011.

41      Artikel 17, lid 1, onder a), van verordening nr. 1272/2008 bepaalt dat „[a]ls gevaarlijk ingedeelde stoffen en mengsels die zijn verpakt, [...] van een etiket [worden] voorzien dat [...] de naam, het adres en het telefoonnummer van de leverancier(s) [bevat]”.

42      Uit artikel 1, lid 1, onder b), ii), van deze verordening blijkt dat deze voorziet in een verplichting voor leveranciers om de in de handel gebrachte stoffen en mengsels te etiketteren en te verpakken, terwijl het begrip „leverancier” volgens de definitie in artikel 2, punt 26, van die verordening elke fabrikant, importeur, downstreamgebruiker of distributeur omvat die een stof als zodanig, of in een mengsel, of een mengsel in de handel brengt.

43      Hieruit volgt dat, wanneer een importeur of distributeur met een vergunning voor parallelhandel een gewasbeschermingsmiddel op de markt brengt in de lidstaat die deze vergunning heeft verleend, deze importeur of distributeur voldoet aan de etiketteringsvoorschriften van verordening nr. 1272/2008 indien de verpakking van dit product is voorzien van een etiket waarop zijn naam, adres en telefoonnummer zijn vermeld.

44      In de derde plaats is de in punt 39 van dit arrest bedoelde uitlegging van punt 1, onder b), van bijlage I bij verordening nr. 547/2011 in overeenstemming met het tweevoudige doel dat artikel 52 van verordening nr. 1107/2009 nastreeft en dat, zoals met name uit de overwegingen 8, 9 en 31 van deze verordening blijkt, erin bestaat de parallelhandel in identieke gewasbeschermingsmiddelen die in verschillende lidstaten zijn toegelaten, te vergemakkelijken, en tegelijkertijd een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu te waarborgen (zie in die zin arrest van 14 november 2019, Vaselife International en Chrysal International, C‑445/18, EU:C:2019:968, punt 32).

45      Ten eerste moet worden vastgesteld dat de vermelding van de naam en het adres van de houder van de vergunning voor parallelhandel van een gewasbeschermingsmiddel op het etiket van dat product de parallelhandel in dat product geenszins belemmert, aangezien een dergelijke vermelding op zich geen voorwaarden oplegt om dit product buiten de lidstaat van oorsprong op de markt te brengen.

46      Wat ten tweede de gezondheid van mens en dier en het milieu betreft, moet in navolging van de Griekse regering worden opgemerkt dat een hoog niveau van bescherming daarvan wordt gewaarborgd door de controles op het juiste gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, dat wordt opgelegd door artikel 55 van verordening nr. 1107/2009, dat krachtens artikel 52, lid 7, van deze verordening van toepassing is op gewasbeschermingsmiddelen die parallel verhandeld worden.

47      Bij een dergelijke controle wordt rekening gehouden met de inhoud van de vergunning voor parallelhandel van het betrokken gewasbeschermingsmiddel, die, wat de voorwaarden voor het op de markt brengen en het gebruik van dat product betreft, overeenkomstig artikel 52, lid 5, eerste volzin, van deze verordening overeenkomt met die van de toelating voor het referentiemiddel in de invoerende lidstaat.

48      Bovendien is de geldigheidsduur van de vergunning voor parallelhandel van een gewasbeschermingsmiddel krachtens artikel 52, lid 6, eerste volzin, van deze verordening in beginsel gelijk aan die welke is vastgesteld in de toelating voor het referentiemiddel in de invoerende lidstaat.

49      Bijgevolg zijn zowel voor de bevoegde instantie van de invoerende lidstaat als voor distributeurs en gebruikers van een gewasbeschermingsmiddel in parallelhandel de belangrijkste aanduidingen en informatie over het product uitsluitend te vinden in de vergunning voor parallelhandel voor dat product.

50      Deze aanduidingen en informatie omvatten de naam en het adres van de houder van de vergunning voor parallelhandel van het betrokken gewasbeschermingsmiddel, die, zoals blijkt uit punt 37 van dit arrest, als enige verantwoordelijk is voor het op de markt brengen van dit product op het grondgebied van de invoerende lidstaat.

51      Ook wanneer een gebruiker in de invoerende lidstaat informatie wenst te verkrijgen over de gewassen waarvoor een gewasbeschermingsmiddel in parallelhandel is toegelaten of over de toepassings- en doseringsvoorwaarden van dit product, zijn de naam en het adres op het daarop aangebrachte etiket die van de houder van de vergunning voor parallelhandel van dat product, aangezien het die houder is die deze informatie kan verstrekken en niet de houder van de toelating voor hetzelfde product in de lidstaat van oorsprong.

52      Deze informatie is essentieel voor de verwezenlijking van de met verordening nr. 1107/2009 nagestreefde doelstelling om een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu te waarborgen in de invoerende lidstaat.

53      Wat ten slotte de situatie betreft waarin de toelating voor het ingevoerde gewasbeschermingsmiddel in de lidstaat van oorsprong wordt ingetrokken om redenen van veiligheid of werkzaamheid, volstaat het erop te wijzen dat de bevoegde instantie van de invoerende lidstaat overeenkomstig artikel 52, lid 4, van verordening nr. 1107/2009 beschikt over de informatie die nodig is om dit product te traceren en om te bepalen wie de houder van de toelating in de lidstaat van oorsprong is. In deze omstandigheden wordt deze instantie in staat gesteld om de vergunning voor parallelhandel in voorkomend geval in te trekken overeenkomstig artikel 52, lid 8, van deze verordening.

54      Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 1 van en bijlage I, punt 1, onder b), bij verordening nr. 547/2011 aldus moeten worden uitgelegd dat een importeur die op basis van een vergunning voor parallelhandel een gewasbeschermingsmiddel in een lidstaat introduceert, de naam en het adres van de houder van de toelating in de lidstaat van oorsprong op de verpakking van dit product kan vervangen door zijn eigen naam en adres.

 Tweede vraag

55      Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1 van en bijlage I, punt 1, onder f), bij verordening nr. 547/2011 aldus moeten worden uitgelegd dat een importeur die op basis van een vergunning voor parallelhandel een gewasbeschermingsmiddel in een lidstaat introduceert, verplicht is om op de verpakking van dat product het oorspronkelijk door de producent toegekende partijnummer van de formulering te vermelden.

56      Zoals blijkt uit punten 27 en 28 van dit arrest, moet de etikettering van gewasbeschermingsmiddelen die op grond van verordening nr. 1107/2009 op de markt zijn gebracht of worden gebruikt, voldoen aan de voorschriften van bijlage I bij verordening nr. 547/2011, waarvan punt 1, onder f), bepaalt dat „het partijnummer van de formulering en [de] productiedatum” duidelijk en leesbaar op de verpakking van deze producten moeten worden vermeld.

57      Wat het begrip „partijnummer” betreft, moet worden opgemerkt dat noch verordening nr. 547/2011, noch verordening nr. 1107/2009 of verordening nr. 1272/2008 dit begrip definieert.

58      Uit de in punt 31 van dit arrest in herinnering gebrachte rechtspraak volgt dat om te bepalen hoe dit begrip moet worden opgevat, rekening moet worden gehouden met de bewoordingen ervan – in overeenstemming met de in de omgangstaal gebruikelijke betekenis daarvan –, met de context ervan en met de doelstellingen die worden nagestreefd door de regeling waarvan het deel uitmaakt.

59      Volgens de betekenis van „partijnummer” in de omgangstaal verwijst dit begrip naar een reeks identificatiecijfers en/of -letters die is toegekend aan een geheel van producten met dezelfde kenmerken die in hetzelfde productieproces zijn vervaardigd.

60      In navolging van de Oostenrijkse regering moet worden opgemerkt dat punt 1, onder f), van bijlage I bij verordening nr. 547/2011 concreet verwijst naar het „partijnummer van de formulering” en dus het „partijnummer” onlosmakelijk verbindt met de door de producent ervan vervaardigde „formulering”.

61      Bovendien komt de in punt 59 van dit arrest bedoelde betekenis tot uiting in met name artikel 2, onder m), van uitvoeringsverordening (EU) 2021/1280 van de Commissie van 2 augustus 2021 wat betreft maatregelen voor goede praktijken voor de distributie van als grondstoffen in diergeneesmiddelen gebruikte werkzame stoffen overeenkomstig verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad (PB 2021, L 279, blz. 1), waarin „partij” wordt gedefinieerd als „een vastgestelde hoeveelheid uitgangsmateriaal, verpakkingsmateriaal of product die in één proces of reeks processen wordt verwerkt, met als doel een uniforme partij te vervaardigen”, en artikel 2, onder p), waarin „partijnummer” wordt gedefinieerd als „een kenmerkende combinatie van cijfers of letters die een uniek identificatienummer van een partij vormt”.

62      Hieruit volgt dat het begrip „partijnummer” in de zin van punt 1, onder f), van bijlage I bij verordening nr. 547/2011 moet worden opgevat als het partijnummer dat de fabrikant oorspronkelijk aan een gewasbeschermingsmiddel heeft toegekend.

63      Deze uitlegging wordt bevestigd door het feit dat „productiedatum” ondubbelzinnig verwijst naar de productie door de „producent” in de zin van artikel 3, punt 11, van verordening nr. 1107/2009. Personen die producten opnieuw etiketteren of verpakken, kunnen echter niet worden beschouwd als een „producent” in de zin van deze bepaling.

64      De in punt 62 van dit arrest bedoelde uitlegging vindt ook steun in de doelstelling van verordening nr. 1107/2009, te weten met name, zoals in punt 44 van dit arrest in herinnering is gebracht, een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu te waarborgen, hetgeen veronderstelt dat gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden getraceerd en doeltreffend kunnen worden gecontroleerd.

65      Wat in het bijzonder de traceerbaarheid van deze producten betreft, moet worden opgemerkt dat in geval van anomalieën die bij een dergelijk product worden vastgesteld, het oorspronkelijke partijnummer van de betrokken formulering de enige relevante referentie is en dat in geval van nood alleen dit nummer de bevoegde instanties in staat stelt dit product doelgericht en onmiddellijk van de markt te halen.

66      Indien een parallelimporteur daarentegen het oorspronkelijke partijnummer van de betrokken formulering zou mogen verwijderen en dit zou mogen vervangen door een nieuw persoonlijk identificatienummer, zou het betrokken gewasbeschermingsmiddel slechts kunnen worden getraceerd door middel van een databank waarin deze nummers met elkaar overeenstemmen, waardoor het ingewikkelder zou worden om een product van de markt te halen en dit langer zou duren.

67      Zoals de advocaat-generaal in punt 81 van haar conclusie in wezen heeft benadrukt, is een nationale regeling volgens welke het een parallelimporteur vrijstaat om op de verpakking van een gewasbeschermingsmiddel in parallelhandel het oorspronkelijke partijnummer van de betrokken formulering te vervangen door zijn eigen identificatienummer, dus in strijd met de doelstelling van verordening nr. 1107/2009. Dit geldt los van de omstandigheid dat deze regeling die parallelimporteur verplicht om een register bij te houden waarin de oorspronkelijke partijnummers en de persoonlijke identificatienummers van die parallelimporteur worden gekoppeld.

68      In die omstandigheden moet op de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 1 van en bijlage I, punt 1, onder f), bij verordening nr. 547/2011 aldus moeten worden uitgelegd dat een importeur die op basis van een vergunning voor parallelhandel een gewasbeschermingsmiddel in een lidstaat introduceert, verplicht is om op de verpakking van dat product het oorspronkelijk door de producent toegekende partijnummer van de betrokken formulering te vermelden.

 Kosten

69      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 1 van en bijlage I, punt 1, onder b), bij verordening (EU) nr. 547/2011 van de Commissie van 8 juni 2011 ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de etiketteringsvoorschriften voor gewasbeschermingsmiddelen

moeten aldus worden uitgelegd dat

een importeurdie op basis van een vergunning voor parallelhandel een gewasbeschermingsmiddel in een lidstaat introduceert, de naam en het adres van de houder van de toelating in de lidstaat van oorsprong op de verpakking van dit product kan vervangen door zijn eigen naam en adres.

2)      Artikel 1 van en bijlage I, punt 1, onder f), bij verordening nr. 547/2011

moeten aldus worden uitgelegd dat

een importeur die op basis van een vergunning voor parallelhandel een gewasbeschermingsmiddel in een lidstaat introduceert, verplicht is om op de verpakking van dat product het oorspronkelijk door de producent toegekende partijnummer van de betrokken formulering te vermelden.

ondertekeningen


*      Procestaal: Duits.