Language of document : ECLI:EU:C:2021:713

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

9 september 2021 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Landbouw – Bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen – Eenvormig en exhaustief karakter – Verordening (EU) nr. 1308/2013 – Artikel 103, lid 2, onder a), ii) – Artikel 103, lid 2, onder b) – Voorstelling – Beschermde oorsprongsbenaming (BOB) ,Champagne’ – Diensten – Vergelijkbaarheid van producten – Gebruik van de handelsnaam ,Champanillo’”

In zaak C‑783/19,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Audiencia Provincial de Barcelona (rechter in tweede aanleg, provincie Barcelona, Spanje) bij beslissing van 4 oktober 2019, ingekomen bij het Hof op 22 oktober 2019, in de procedure

Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne

tegen

GB,

wijst

HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: E. Regan, kamerpresident, M. Ilešič, E. Juhász (rapporteur), C. Lycourgos en I. Jarukaitis, rechters,

advocaat-generaal: G. Pitruzzella,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        het Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne, vertegenwoordigd door C. Morán Medina, abogado,

–        GB, vertegenwoordigd door V. Saranga Pinhas, abogado, en F. Sánchez García, procurador,

–        de Franse regering, aanvankelijk vertegenwoordigd door A.‑L. Desjonquères, C. Mosser en E. de Moustier, vervolgens door A.‑L. Desjonquères en E. de Moustier als gemachtigden,

–        de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door S. Fiorentino, avvocato dello Stato,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door F. Castilla Contreras, M. Morales Puerta en I. Naglis als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 29 april 2021,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 103 van verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 671).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen het Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne (hierna: „CIVC”) en GB betreffende een inbreuk op de beschermde oorsprongsbenaming (BOB) „Champagne”.

 Toepasselijke bepalingen

 Verordening nr. 1308/2013

3        Overweging 97 van verordening nr. 1308/2013 luidt:

„Geregistreerde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen moeten worden beschermd tegen elk gebruik waarbij wordt geprofiteerd van de reputatie die verbonden is aan producten die aan de eisen voldoen. Om eerlijke concurrentie te bevorderen en de consument niet te misleiden, moet deze bescherming ook worden uitgebreid voor producten en diensten die niet onder deze verordening vallen, met inbegrip van die welke niet in bijlage I bij de Verdragen zijn genoemd.”

4        Afdeling 2 van hoofdstuk I van titel II van deel II van deze verordening heeft betrekking op „oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector”. Het in onderafdeling 1, „Inleidende bepalingen”, van deze afdeling opgenomen artikel 92, „Toepassingsgebied”, bepaalt:

„1.      De in deze afdeling vastgestelde voorschriften inzake oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen zijn van toepassing op de producten, bedoeld in bijlage VII, deel II, punten 1, 3 tot en met 6, 8, 9, 11, 15 en 16.

2.      De in lid 1 bedoelde voorschriften zijn gebaseerd op:

a)      het beschermen van de rechtmatige belangen van consumenten en producenten;

b)      het waarborgen van de soepele werking van de interne markt voor de betrokken producten; en

c)      het bevorderen van de productie van in deze afdeling bedoelde kwaliteitsproducten, terwijl ruimte wordt gelaten voor nationale maatregelen op het gebied van kwaliteitsbeleid.”

5        Artikel 93 van die verordening, met als opschrift „Definities”, dat is opgenomen in onderafdeling 2, „Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen”, van afdeling 2 van die verordening, bepaalt in lid 1:

„Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

a)      ‚oorsprongsbenaming’: de naam van een regio, een bepaalde plaats of – in uitzonderlijke gevallen en mits naar behoren gemotiveerd – een land, die wordt gebruikt voor de beschrijving van een in artikel 92, lid 1, bedoeld product dat aan de volgende eisen voldoet:

i)      de kwaliteit en de kenmerken van het product zijn hoofdzakelijk of uitsluitend toe te schrijven aan de specifieke geografische omgeving met haar eigen door natuur en mens bepaalde factoren;

ii)      alle druiven waarmee het product is bereid, zijn afkomstig uit dit geografische gebied;

iii)      de productie vindt plaats in dit geografische gebied; en

iv)      het product is verkregen van wijndruivenrassen die behoren tot de soort Vitis vinifera;

[...]”

6        Artikel 103, met het opschrift „Bescherming”, van verordening nr. 1308/2013 luidt als volgt:

„1.      Beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen mogen worden gebruikt door alle marktdeelnemers die een overeenkomstig het betrokken productdossier geproduceerde wijn afzetten.

2.      Beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, alsmede de wijnen die deze beschermde namen overeenkomstig het productdossier dragen, worden beschermd tegen:

a)      elk direct of indirect gebruik door de handel van de beschermde naam:

i)      voor vergelijkbare producten die niet in overeenstemming zijn met het bij de beschermde naam horende productdossier; of

ii)      voor zover dat gebruik neerkomt op het uitbuiten van de reputatie van een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding;

b)      elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product of de dienst is aangegeven of indien de beschermde naam is vertaald, getranscribeerd of getranslitereerd of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals ,soort’, ,type’, ,methode’, ,op de wijze van’, ,imitatie’, ,smaak’, ,zoals’ en dergelijke;

c)      elke andere onjuiste of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke kenmerken van het product op de binnen- of buitenverpakking of in reclamemateriaal of documenten betreffende het betrokken wijnproduct, alsmede het verpakken in een recipiënt die aanleiding kan geven tot misverstanden over de oorsprong van het product;

d)      andere praktijken die de consument kunnen misleiden aangaande de werkelijke oorsprong van het product.

[...]”

7        Artikel 107 van verordening nr. 1308/2013, met als opschrift „Bestaande beschermde wijnnamen”, bepaalt in lid 1 dat „[w]ijnnamen als bedoeld in de artikelen 51 en 54 van verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad [van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB 1999, L 179, blz. 1)] en in artikel 28 van verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie [van 29 april 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten (PB 2002, L 118, blz. 1)], [...] automatisch beschermd [worden] uit hoofde van de onderhavige verordening. De Commissie neemt deze namen op in het in artikel 104 van de onderhavige verordening bedoelde register.”

8        Artikel 230 van deze verordening voorziet in de intrekking van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (PB 2007, L 299, blz. 1, met rectificatie in PB 2011, L 313, blz. 47), zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB 2013, L 158, blz. 1) (hierna: „verordening nr. 1234/2007”).

9        Volgens artikel 232 van die verordening treedt deze in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en is zij van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

10      In punt 5 van deel II van bijlage VII bij verordening nr. 1308/2013, waarnaar artikel 92, lid 1, van deze verordening verwijst, zijn de kenmerken van „mousserende kwaliteitswijn” – waartoe champagne behoort – omschreven.

 Verordening nr. 1151/2012

11      Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB 2012, L 343, blz. 1) heeft verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB 2006, L 93, blz. 12) met ingang van 3 januari 2013 ingetrokken en vervangen.

12      Overweging 32 van deze verordening luidt:

„De bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen moet worden uitgebreid tot bescherming tegen het misbruiken, nabootsen of voorstellen van de geregistreerde namen in het goederen- en het dienstenverkeer, teneinde een hoog beschermingsniveau te garanderen en de bescherming af te stemmen op die welke voor de wijnsector geldt. Wanneer beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen voor ingrediënten worden gebruikt, moet rekening worden gehouden met de mededeling van de Commissie, getiteld ,Richtsnoeren betreffende de etikettering van levensmiddelen die ingrediënten met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) en een beschermde geografische aanduiding (BGA) bevatten’.”

13      Artikel 2 van deze verordening, „Toepassingsgebied”, bepaalt in lid 2 dat „[d]eze verordening [...] niet van toepassing [is] op gedistilleerde dranken, gearomatiseerde wijnen of wijnbouwproducten als omschreven in bijlage XI ter bij verordening (EG) nr. 1234/2007, met uitzondering van wijnazijn”.

14      De bewoordingen van lid 1, onder b), van artikel 13 van verordening nr. 1151/2012, met het opschrift „Bescherming”, zijn vergelijkbaar met die van artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013.

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

15      GB bezit verscheidene tapasbars in Spanje en maakt gebruik van het teken CHAMPANILLO om deze op sociale netwerken en via reclamefolders aan te duiden en te promoten. Hij gebruikt dit teken met name in combinatie met een grafische drager waarop twee klinkende glazen met een mousserende drank zijn afgebeeld.

16      Het Spaanse octrooi- en merkenbureau heeft de oppositie door het CIVC, een orgaan dat de belangen van de champagneproducenten behartigt, tegen de aanvragen van GB tot inschrijving van het merk CHAMPANILLO tweemaal – in 2011 en in 2015 – toegewezen, op grond dat de inschrijving van dit teken als merk onverenigbaar is met de BOB „Champagne”, die internationale bescherming geniet.

17      Tot 2015 verkocht GB een mousserende drank genaamd „Champanillo”. Hij heeft deze verkoop gestaakt op verzoek van het CIVC.

18      Omdat het CIVC van mening was dat het gebruik van het teken CHAMPANILLO inbreuk maakt op de BOB „Champagne”, heeft het bij de Juzgado de lo Mercantil de Barcelona (handelsrechter Barcelona, Spanje) een vordering tegen GB ingesteld teneinde deze te laten veroordelen tot staking van het gebruik van het teken CHAMPANILLO – ook op sociale netwerken (Instagram en Facebook) –, tot verwijdering van alle op de markt en op internet aanwezige opschriften en reclame- of handelsdocumenten waarin dat teken verschijnt en tot schrapping van de domeinnaam „champanillo.es”.

19      Ter verweer heeft GB aangevoerd dat het gebruik van het teken CHAMPANILLO als handelsnaam voor horeca-etablissementen geen gevaar oplevert voor verwarring met producten waarop de BOB „Champagne” betrekking heeft en dat hij niet de bedoeling heeft om de reputatie van die BOB uit te buiten.

20      De Juzgado de lo Mercantil de Barcelona heeft de vordering van het CIVC afgewezen.

21      Deze rechter oordeelde dat het gebruik van het teken CHAMPANILLO door GB geen voorstelling oproept van de BOB „Champagne”, aangezien dit teken niet dient ter aanduiding van een alcoholhoudende drank, maar wel ter aanduiding van horeca-etablissementen – waar geen champagne wordt verkocht – en dus van andere dan de door de BOB beschermde producten, met een ander doelpubliek, en derhalve geen inbreuk maakt op deze benaming.

22      De Juzgado de lo Mercantil de Barcelona baseerde zich op een arrest van de Tribunal Supremo (hoogste rechterlijke instantie, Spanje) van 1 maart 2016, waarin werd geoordeeld dat het gebruik van de term Champín voor het in de handel brengen van een koolzuurhoudende, niet-alcoholische drank op basis van fruit, bedoeld voor consumptie op kinderfeestjes, geen inbreuk maakte op de BOB „Champagne” – ondanks de fonetische gelijkenis tussen beide tekens – omdat de betrokken producten en het doelpubliek ervan verschilden.

23      Het CIVC heeft bij de Audiencia Provincial de Barcelona (rechter in tweede aanleg, provincie Barcelona, Spanje) beroep ingesteld tegen het vonnis van de Juzgado de lo Mercantil de Barcelona.

24      De verwijzende rechter vraagt zich af hoe artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 510/2006 en artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 moeten worden uitgelegd, en met name of deze bepalingen BOB’s beschermen tegen het gebruik in de handel van tekens waarmee geen producten, maar diensten worden aangeduid.

25      In deze omstandigheden heeft de Audiencia Provincial de Barcelona de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Maakt de omvang van de bescherming van een oorsprongsbenaming het mogelijk om haar niet alleen te beschermen tegen soortgelijke producten, maar ook tegen diensten die gepaard kunnen gaan met de directe of indirecte distributie van die producten?

2)      Vereist het gevaar van een inbreuk wegens het oproepen van een voorstelling, waarnaar voormelde artikelen van de gemeenschapsverordeningen verwijzen, dat in eerste instantie een analyse van de gebruikte naam wordt verricht om het effect ervan op de gemiddelde consument te bepalen, of moet eerst en vooral ten aanzien van dat gevaar van een inbreuk wegens het oproepen van een voorstelling worden bepaald of het om dezelfde producten, soortgelijke producten of complexe producten gaat, waarvan een van de componenten een door een oorsprongsbenaming beschermd product is?

3)      Wanneer de namen volstrekt identiek zijn of in ruime mate met elkaar overeenstemmen, moet het gevaar van een inbreuk wegens het oproepen van een voorstelling dan worden omschreven aan de hand van objectieve parameters, of moet dat gevaar worden beoordeeld op basis van de producten en diensten die een voorstelling oproepen en die waarvan een voorstelling wordt opgeroepen, om tot de conclusie te komen dat het gevaar dat een voorstelling wordt opgeroepen, gering of irrelevant is?

4)      Is de bescherming waarin de aangehaalde regeling voorziet in gevallen waarin het gevaar bestaat dat een voorstelling wordt opgeroepen of dat er profijt wordt gehaald [uit een reputatie], een specifieke bescherming die eigen is aan de specifieke kenmerken van die producten, of moet de bescherming noodzakelijkerwijs in verband worden gebracht met de voorschriften inzake oneerlijke concurrentie?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Opmerkingen vooraf

26      In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat de verwijzende rechter van oordeel is dat de Unierechtelijke bepalingen inzake de bescherming van BOB’s, de bepalingen van de Overeenkomst tussen de Franse Republiek en de Spaanse Staat inzake de bescherming van oorsprongsbenamingen, herkomstaanduidingen en benamingen van bepaalde producten, gedaan te Madrid op 27 juni 1973 (JORF van 18 april 1975, blz. 4011), en artikel L. 643‑1 van de Franse code rural (landbouwwetboek) samen moeten worden toegepast.

27      Het Hof heeft met betrekking tot de toepassing van verordening nr. 1234/2007 echter geoordeeld dat de beschermingsregeling voor BOB’s eenvormig en exhaustief is, zodat zij zich verzet tegen de toepassing van zowel een nationale beschermingsregeling voor benamingen en geografische aanduidingen als een beschermingsregeling waarin is voorzien in verdragen tussen twee lidstaten, volgens welke een benaming die overeenkomstig het recht van een lidstaat is erkend als oorsprongsbenaming, wordt beschermd in een andere lidstaat (zie in die zin arresten van 8 september 2009, Budějovický Budvar, C‑478/07, EU:C:2009:521, punten 114 en 129, en 14 september 2017, EUIPO/Instituto dos Vinhos do Douro e do Porto, C‑56/16 P, EU:C:2017:693, punten 100‑103).

28      Hieruit volgt dat in een geding als het hoofdgeding, waarin de bescherming van een BOB aan de orde is, de verwijzende rechter uitsluitend de relevante Uniewetgeving dient toe te passen.

29      In de tweede plaats heeft het Hof volgens vaste rechtspraak, in het kader van de bij artikel 267 VWEU ingestelde procedure van samenwerking met de nationale rechterlijke instanties, tot taak de verwijzende rechter een antwoord te geven dat nuttig is voor de beslechting van het bij hem aanhangige geding. Daartoe kan het Hof uit alle door de verwijzende rechter verschafte gegevens, met name uit de motivering van de verwijzingsbeslissing, de normen en beginselen van het Unierecht putten die, gelet op het voorwerp van het hoofdgeding, uitlegging behoeven, ook wanneer die bepalingen niet uitdrukkelijk worden genoemd in de door die rechter voorgelegde vragen (arrest van 11 november 2020, DenizBank, C‑287/19, EU:C:2020:897, punt 59 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

30      De verwijzende rechter vraagt zich af hoe artikel 13 van verordening nr. 510/2006 en artikel 103 van verordening nr. 1308/2013 moeten worden uitgelegd.

31      Evenwel moet worden vastgesteld dat noch verordening nr. 510/2006, noch verordening nr. 1151/2012 – die eerstgenoemde verordening heeft ingetrokken en vervangen – van toepassing is op het hoofdgeding. Volgens artikel 1, lid 1, tweede alinea, van verordening nr. 510/2006 en artikel 2, lid 2, van verordening nr. 1151/2012 zijn deze verordeningen immers niet van toepassing op wijnbouwproducten.

32      Deze vaststelling heeft echter geen invloed op de inhoud van het aan de verwijzende rechter te geven antwoord. Zoals in punt 14 van het onderhavige arrest is vermeld, zijn de relevante bepalingen van verordening nr. 1151/2012 en verordening nr. 1308/2013 immers vergelijkbaar. Voorts erkent het Hof dat de in het kader van de afzonderlijke beschermingsregelingen ontwikkelde beginselen transversaal van toepassing zijn, zodat de Unierechtelijke bepalingen inzake de bescherming van benamingen en geografische aanduidingen coherent kunnen worden toegepast (zie in die zin arrest van 20 december 2017, Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne, C‑393/16, EU:C:2017:991, punt 32).

33      In de derde plaats dient met betrekking tot de toepassing ratione temporis van verordening nr. 1308/2013 – die verordening nr. 1234/2007 heeft ingetrokken en sinds 1 januari 2014 van toepassing is – te worden opgemerkt dat uit de door de verwijzende rechter verschafte gegevens niet kan worden opgemaakt of deze laatste verordening ook van toepassing is op de feiten van het hoofdgeding.

34      Aangezien artikel 103, lid 2, van verordening nr. 1308/2013 in vergelijkbare bewoordingen is gesteld als artikel 118 quaterdecies, lid 2, van verordening nr. 1234/2007, geldt de uitlegging van die eerste bepaling echter ook voor de tweede bepaling.

35      In de vierde plaats moet er ten slotte op worden gewezen dat de verwijzende rechter zich weliswaar afvraagt welke uitlegging moet worden gegeven aan artikel 103 van verordening nr. 1308/2013, in het bijzonder aan lid 2, onder b), van dit artikel, maar uit het dossier waarover het Hof beschikt blijkt dat er twijfels zijn geuit over de toepasselijkheid van artikel 103, lid 2, onder a), ii), van deze verordening.

36      Dienaangaande zij opgemerkt dat artikel 103, lid 2, van verordening nr. 1308/2013 een graduele opsomming van verboden handelingen bevat, die berust op de aard van deze handelingen (zie naar analogie arrest van 2 mei 2019, Fundación Consejo Regulador de la Denominación de Origen Protegida Queso Manchego, C‑614/17, EU:C:2019:344, punten 25 en 27). De werkingssfeer van artikel 103, lid 2, onder a), van verordening nr. 1308/2013 moet dus noodzakelijkerwijs worden onderscheiden van die van artikel 103, lid 2, onder b), van deze verordening (zie naar analogie arrest van 17 december 2020, Syndicat interprofessionnel de défense du fromage Morbier, C‑490/19, EU:C:2020:1043, punt 25).

37      Artikel 103, lid 2, onder a), ii), van verordening nr. 1308/2013 strekt tot het verbieden van elk direct of indirect gebruik van een geregistreerde benaming dat neerkomt op het uitbuiten van de reputatie van een door registratie beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding, in een vorm die uit fonetisch en visueel oogpunt identiek is aan die benaming of in ieder geval sterk daarop gelijkt (zie naar analogie arrest van 17 december 2020, Syndicat interprofessionnel de défense du fromage Morbier, C‑490/19, EU:C:2020:1043, punt 24 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

38      Dit betekent, zoals de advocaat-generaal in punt 27 van zijn conclusie heeft opgemerkt, dat het begrip „gebruik” van een BOB in de zin van artikel 103, lid 2, onder a), van verordening nr. 1308/2013 inhoudt dat er uit visueel en/of fonetisch oogpunt een bijzonder hoge, aan identiteit grenzende mate van overeenstemming tussen de conflicterende tekens vereist is, zodat de beschermde geografische aanduiding wordt gebruikt in een vorm die daarmee zodanig nauw verband heeft dat het litigieuze teken daarmee duidelijk onlosmakelijk is verbonden.

39      Anders dan bij de handelingen bedoeld in artikel 103, lid 2, onder a), van verordening nr. 1308/2013, wordt bij de handelingen die binnen de werkingssfeer van artikel 103, lid 2, onder b), van deze verordening vallen geen direct of indirect gebruik gemaakt van de beschermde benaming zelf, maar suggereren zij deze op zodanige wijze dat de consument hierdoor een voldoende nauw verband met die benaming vaststelt (zie naar analogie arresten van 7 juni 2018, Scotch Whisky Association, C‑44/17, EU:C:2018:415, punt 33, en 17 december 2020, Syndicat interprofessionnel de défense du fromage Morbier, C‑490/19, EU:C:2020:1043, punt 25).

40      Hieruit volgt dat het begrip „gebruik” in de zin van artikel 103, lid 2, onder a), van verordening nr. 1308/2013 strikt moet worden uitgelegd, omdat het onderscheid tussen dit begrip en met name het begrip „voorstelling” in de zin van artikel 103, lid 2, onder b), van deze verordening anders elke zin verliest, hetgeen in strijd zou zijn met de wil van de Uniewetgever.

41      In het hoofdgeding – en onder voorbehoud van de beoordeling door de verwijzende rechter – rijst de vraag of het litigieuze teken CHAMPANILLO, dat uit de samenvoeging van het Spaanse woord voor champagne (champán) zonder klemtoon op de klinker „a” en het verkleinend achtervoegsel „illo” bestaat en in het Spaans dus „kleine champagne” betekent, al dan niet vergelijkbaar is met de BOB „Champagne”. Hoewel dit teken deze benaming suggereert, blijkt het uit visueel en/of fonetisch oogpunt aanzienlijk daarvan af te wijken. Overeenkomstig de in de punten 36 tot en met 39 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak lijkt het gebruik van een dergelijk teken dus niet binnen de werkingssfeer van artikel 103, lid 2, onder a), van verordening nr. 1308/2013 te vallen.

42      Gelet op het voorgaande moet in het kader van de beantwoording van de prejudiciële vragen worden overgegaan tot uitlegging van artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013.

 Eerste vraag

43      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 aldus moet worden uitgelegd dat het BOB’s beschermt tegen handelingen die betrekking hebben op zowel producten als diensten.

44      Volgens vaste rechtspraak van het Hof dient bij de uitlegging van een Unierechtelijke bepaling niet alleen rekening te worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context ervan en de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt (zie met name arrest van 6 oktober 2020, Jobcenter Krefeld, C‑181/19, EU:C:2020:794, punt 61 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

45      Met betrekking tot de bewoordingen van artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 moet worden opgemerkt dat een BOB volgens deze bepaling wordt beschermd tegen elk misbruik, elke nabootsing of elke voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product „of de dienst” is aangegeven.

46      Hieruit volgt dat krachtens artikel 92 en artikel 93, lid 1, onder a), van deze verordening weliswaar alleen producten in aanmerking kunnen komen voor een BOB, maar dat de werkingssfeer van de door deze benaming verleende bescherming elk gebruik daarvan door producten of diensten omvat.

47      Een dergelijke uit de bewoordingen van artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 voortvloeiende uitlegging wordt bevestigd door de context van deze bepaling. Ten eerste blijkt namelijk uit overweging 97 van verordening nr. 1308/2013 dat de Uniewetgever met deze verordening BOB’s wilde beschermen tegen elk gebruik ervan door producten en diensten die niet onder deze verordening vallen. Ten tweede vermeldt overweging 32 van verordening nr. 1151/2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen – waarvan de relevante bepalingen, zoals in punt 32 van het onderhavige arrest is opgemerkt, vergelijkbaar zijn met die van verordening nr. 1308/2013 – tevens dat de bescherming van BOB’s tegen het misbruiken, nabootsen of voorstellen van de geregistreerde namen moet worden uitgebreid tot het dienstenverkeer, teneinde een hoog beschermingsniveau te garanderen en de bescherming af te stemmen op die welke voor de wijnsector geldt.

48      Deze uitlegging is ook in overeenstemming met de doelstellingen van verordening nr. 1308/2013.

49      In herinnering moet immers worden gebracht dat deze verordening een instrument van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vormt, dat in wezen erop gericht is de consumenten te waarborgen dat landbouwproducten met een op grond van die verordening geregistreerde geografische aanduiding, doordat zij uit een bepaald geografisch gebied afkomstig zijn, bepaalde bijzondere eigenschappen bezitten en dus dankzij hun geografische herkomst een kwaliteitsgarantie bieden, teneinde landbouwproducenten in staat te stellen om in ruil voor een reële kwaliteitsverbetering een betere prijs te krijgen, en te voorkomen dat derden onrechtmatig profiteren van de reputatie die deze producten dankzij hun kwaliteit genieten (arrest van 20 december 2017, Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne, C‑393/16, EU:C:2017:991, punt 38 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

50      Zoals de advocaat-generaal in de punten 36 en 37 van zijn conclusie heeft opgemerkt, voorziet artikel 103, lid 2, van verordening nr. 1308/2013 dus in een ruime bescherming die zich uitstrekt tot elk gebruik waarbij wordt geprofiteerd van de reputatie die verbonden is aan producten die onder een van deze aanduidingen vallen.

51      In dit verband zou een uitlegging van artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 op grond waarvan een BOB niet kan worden beschermd wanneer het litigieuze teken een dienst aanduidt, niet alleen in strijd zijn met de erkende ruime omvang van de bescherming van geregistreerde geografische aanduidingen, maar ook betekenen dat deze beschermingsdoelstelling niet volledig kan worden verwezenlijkt, aangezien de reputatie van een onder een BOB vallend product ook onrechtmatig kan worden uitgebuit wanneer de in deze bepaling bedoelde praktijk een dienst betreft.

52      Gelet op een en ander moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 aldus moet worden uitgelegd dat het BOB’s beschermt tegen handelingen die betrekking hebben op zowel producten als diensten.

 Tweede en derde vraag

53      Met zijn tweede en derde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 aldus moet worden uitgelegd dat, ten eerste, de „voorstelling” als bedoeld in deze bepaling noodzakelijkerwijs vereist dat het onder een BOB vallende product en het product of de dienst waarop het litigieuze teken betrekking heeft, identiek of soortgelijk zijn en, ten tweede, een dergelijke voorstelling aan de hand van objectieve factoren moet worden bepaald teneinde een aanzienlijke invloed op een gemiddelde consument vast te stellen.

54      In dit verband moet in navolging van de advocaat-generaal in punt 44 van zijn conclusie worden opgemerkt dat artikel 103, lid 2, onder a), van verordening nr. 1308/2013 weliswaar bepaalt dat elk direct of indirect gebruik van een BOB verboden is wanneer het gaat om „vergelijkbare producten” die niet in overeenstemming zijn met het bij de BOB horende productdossier of voor zover dat gebruik neerkomt op het uitbuiten van de reputatie van de BOB, maar dat lid 2, onder b), van dat artikel geen enkele aanwijzing bevat waaruit blijkt dat de bescherming tegen oproeping van een voorstelling is beperkt tot gevallen waarin de door de BOB aangeduide producten en de producten of diensten waarvoor het litigieuze teken wordt gebruikt „vergelijkbaar” of „soortgelijk” zijn, of dat deze bescherming zich daarentegen uitstrekt tot gevallen waarin het teken betrekking heeft op producten of diensten die niet soortgelijk zijn aan die welke onder de BOB vallen.

55      Volgens vaste rechtspraak van het Hof valt onder het begrip „voorstelling” een situatie waarin het voor de aanduiding van een product gebruikte teken een deel van een beschermde geografische aanduiding of van een BOB bevat, zodat de consument, bij het zien van de naam van het desbetreffende product, als referentiebeeld het goed waarvoor die aanduiding of benaming geldt, voor de geest zal komen (zie in die zin arrest van 7 juni 2018, Scotch Whisky Association, C‑44/17, EU:C:2018:415, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

56      Voorts kan er met betrekking tot producten met een vergelijkbaar uiterlijk sprake zijn van een voorstelling van een beschermde geografische aanduiding of van een BOB wanneer een fonetische en visuele gelijkenis tussen de beschermde geografische aanduiding of de BOB en het litigieuze teken bestaat (zie in die zin arrest van 7 juni 2018, Scotch Whisky Association, C‑44/17, EU:C:2018:415, punt 48 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

57      Voor de vaststelling dat er sprake is van een voorstelling van een BOB geldt evenwel niet als dwingende voorwaarde dat deze benaming gedeeltelijk is opgenomen in een teken dat is aangebracht op producten of diensten die niet onder die benaming vallen, en evenmin dat er een fonetische en visuele gelijkenis tussen dat teken en die benaming bestaat. Er kan immers ook sprake zijn van een voorstelling wanneer de beschermde benaming en het betrokken teken „conceptueel dicht bij elkaar liggen” (zie in die zin arrest van 7 juni 2018, Scotch Whisky Association, C‑44/17, EU:C:2018:415, punten 46, 49 en 50).

58      Hieruit volgt dat het beslissende criterium met betrekking tot het begrip „voorstelling” de vraag is of de consument, bij het zien van een litigieuze benaming, als referentiebeeld het onder de BOB vallende goed direct voor de geest zal komen, hetgeen aan de nationale rechter staat om te beoordelen door er, zo nodig, rekening mee te houden dat de litigieuze benaming een deel van een BOB bevat, dat tussen deze benaming en deze BOB een fonetische en/of visuele gelijkenis bestaat, of dat die benaming en die BOB conceptueel dicht bij elkaar liggen (zie in die zin arresten van 7 juni 2018, Scotch Whisky Association, C‑44/17, EU:C:2018:415, punt 51, en 17 december 2020, Syndicat interprofessionnel de défense du fromage Morbier, C‑490/19, EU:C:2020:1043, punt 26).

59      Hoe dan ook heeft het Hof gepreciseerd dat het voor de vaststelling of er sprake is van een voorstelling centraal staat of de consument een verband legt tussen de voor de aanduiding van het betrokken product gebruikte term en de beschermde geografische aanduiding. Dit verband moet voldoende rechtstreeks en duidelijk zijn (zie in die zin arrest van 7 juni 2018, Scotch Whisky Association, C‑44/17, EU:C:2018:415, punten 45 en 53 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

60      Hieruit vloeit voort dat een voorstelling in de zin van artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 slechts kan worden vastgesteld aan de hand van een algehele beoordeling door de verwijzende rechter, waarbij alle relevante gegevens van de zaak in aanmerking worden genomen.

61      Het begrip „voorstelling” in de zin van verordening nr. 1308/2013 vereist dus niet dat het onder de BOB vallende product en het product of de dienst waarop de litigieuze benaming betrekking heeft, identiek of soortgelijk zijn.

62      Het Hof heeft gepreciseerd dat in het kader van de beoordeling of er sprake is van een dergelijke voorstelling, dient te worden uitgegaan van de waarneming van een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde Europese consument (zie in die zin arrest van 7 juni 2018, Scotch Whisky Association, C‑44/17, EU:C:2018:415, punt 47 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

63      Dit begrip „gemiddelde Europese consument” moet aldus worden uitgelegd dat voor geregistreerde benamingen op het grondgebied van de Unie een daadwerkelijke en eenvormige bescherming tegen elke voorstelling wordt gewaarborgd (zie in die zin arrest van 2 mei 2019, Fundación Consejo Regulador de la Denominación de Origen Protegida Queso Manchego, C‑614/17, EU:C:2019:344, punt 47).

64      Volgens de rechtspraak van het Hof vereist een daadwerkelijke en eenvormige bescherming van beschermde benamingen op het gehele grondgebied van de Unie dat geen rekening wordt gehouden met omstandigheden die kunnen uitsluiten dat er een voorstelling wordt opgeroepen bij de consumenten van één enkele lidstaat. Dit neemt niet weg dat voor de toepassing van de bescherming van artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 de vraag of er sprake is van een voorstelling ook louter met betrekking tot de consumenten van één lidstaat kan worden beoordeeld (zie in die zin arrest van 2 mei 2019, Fundación Consejo Regulador de la Denominación de Origen Protegida Queso Manchego, C‑614/17, EU:C:2019:344, punt 48).

65      In het hoofdgeding staat het aan de verwijzende rechter om aan de hand van alle relevante elementen die het gebruik van de betrokken BOB en de context van dat gebruik kenmerken, te beoordelen of de benaming CHAMPANILLO een voldoende rechtstreeks en duidelijk verband met champagne kan oproepen bij de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde Europese consument, opdat deze rechter vervolgens kan nagaan of er in casu sprake is van een „voorstelling” – in de zin van artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 – van die BOB. In het kader van die beoordeling moet de verwijzende rechter verschillende elementen in aanmerking nemen, waaronder met name de sterke visuele en fonetische gelijkenis tussen de litigieuze benaming en de beschermde benaming en het gebruik van de litigieuze benaming ter aanduiding van horecadiensten en voor reclamedoeleinden.

66      Gelet op het voorgaande moet op de tweede en de derde vraag worden geantwoord dat artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 aldus moet worden uitgelegd dat, ten eerste, de in deze bepaling bedoelde „voorstelling” niet noodzakelijkerwijs vereist dat het onder een BOB vallende product en het product of de dienst waarop het litigieuze teken betrekking heeft, identiek of soortgelijk zijn, en, ten tweede, er sprake is van een dergelijke voorstelling wanneer het gebruik van een benaming bij een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde Europese consument een voldoende rechtstreeks en duidelijk verband tussen deze benaming en de BOB oproept. Het bestaan van een dergelijk verband kan blijken uit verschillende elementen, in het bijzonder de omstandigheid dat die benaming een deel van de beschermde benaming bevat, de fonetische en visuele gelijkenis tussen de twee benamingen en de overeenstemming die daaruit voortvloeit en, zelfs wanneer deze elementen ontbreken, de omstandigheid dat de BOB en de benaming in kwestie conceptueel dicht bij elkaar liggen of dat de onder die BOB vallende producten en de producten of diensten waarop die benaming betrekking heeft, soortgelijk zijn. In het kader van deze beoordeling dient de verwijzende rechter rekening te houden met alle relevante elementen betreffende het gebruik van de benaming in kwestie.

 Vierde vraag

67      Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het begrip „voorstelling” in de zin van artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 aldus moet worden uitgelegd dat de in deze bepaling bedoelde „voorstelling” afhankelijk is van de vaststelling dat er sprake is van oneerlijke concurrentie.

68      Zoals blijkt uit de punten 56 tot en met 60 van het onderhavige arrest is de in artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 opgenomen regeling tot bescherming tegen oproeping van een voorstelling van een BOB een objectieve beschermingsregeling, aangezien voor de toepassing ervan niet hoeft te worden aangetoond dat er sprake is van opzet of schuld. Voorts vereist de bij deze bepaling ingevoerde bescherming niet dat wordt vastgesteld dat er een concurrentieverhouding bestaat tussen de onder de geregistreerde benaming vallende producten en de producten of diensten waarvoor het litigieuze teken wordt gebruikt, noch dat het gevaar bestaat dat bij de consument verwarring ontstaat omtrent deze producten en/of diensten.

69      Zoals de advocaat-generaal in punt 75 van zijn conclusie heeft opgemerkt, is het weliswaar niet uitgesloten dat een en dezelfde gedraging zowel een krachtens artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 verboden praktijk als een daad van oneerlijke concurrentie op grond van het toepasselijke nationale recht kan vormen, maar de werkingssfeer van deze bepaling is dus ruimer dan dit nationale recht.

70      Gelet op een en ander moet op de vierde vraag worden geantwoord dat artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 aldus moet worden uitgelegd dat de in deze bepaling bedoelde „voorstelling” niet afhankelijk is van de vaststelling dat er sprake is van oneerlijke concurrentie, aangezien die bepaling voorziet in een specifieke en afzonderlijke bescherming die van toepassing is ongeacht de bepalingen van nationaal recht inzake oneerlijke concurrentie.

 Kosten

71      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 103, lid 2, onder b), van verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad moet aldus worden uitgelegd dat het beschermde oorsprongsbenamingen (BOB’s) beschermt tegen handelingen die betrekking hebben op zowel producten als diensten.

2)      Artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 moet aldus worden uitgelegd dat, ten eerste, de in deze bepaling bedoelde „voorstelling” niet noodzakelijkerwijs vereist dat het onder een BOB vallende product en het product of de dienst waarop het litigieuze teken betrekking heeft, identiek of soortgelijk zijn, en, ten tweede, er sprake is van een dergelijke voorstelling wanneer het gebruik van een benaming bij een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde Europese consument een voldoende rechtstreeks en duidelijk verband tussen deze benaming en de BOB oproept. Het bestaan van een dergelijk verband kan blijken uit verschillende elementen, in het bijzonder de omstandigheid dat die benaming een deel van de beschermde benaming bevat, de fonetische en visuele gelijkenis tussen de twee benamingen en de overeenstemming die daaruit voortvloeit en, zelfs wanneer deze elementen ontbreken, de omstandigheid dat de BOB en de benaming in kwestie conceptueel dicht bij elkaar liggen of dat de onder die BOB vallende producten en de producten of diensten waarop die benaming betrekking heeft, soortgelijk zijn.

3)      Artikel 103, lid 2, onder b), van verordening nr. 1308/2013 moet aldus worden uitgelegd dat de in deze bepaling bedoelde „voorstelling” niet afhankelijk is van de vaststelling dat er sprake is van oneerlijke concurrentie, aangezien die bepaling voorziet in een specifieke en afzonderlijke bescherming die van toepassing is ongeacht de bepalingen van nationaal recht inzake oneerlijke concurrentie.

ondertekeningen


*      Procestaal: Spaans.