Language of document : ECLI:EU:C:2024:179

Voorlopige editie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer)

29 februari 2024 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Geneesmiddelen voor menselijk gebruik – Richtlijn 2001/83/EG – Artikel 85 quater – Werkingssfeer – Verkoop op afstand van geneesmiddelen aan de bevolking – Receptvrije geneesmiddelen voor menselijk gebruik – Personen die gemachtigd of gerechtigd zijn om geneesmiddelen op afstand aan de bevolking te verkopen – Mogelijkheid voor lidstaten om door de bescherming van de volksgezondheid verantwoorde voorwaarden op te leggen voor de verkoop in de kleinhandel op hun grondgebied van geneesmiddelen die online te koop worden aangeboden – Diensten van de informatiemaatschappij – Richtlijn 98/34/EG – Richtlijn (EU) 2015/1535 – Dienst waarbij apothekers en klanten met elkaar in contact worden gebracht voor de onlineverkoop van geneesmiddelen”

In zaak C‑606/21,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de cour d’appel de Paris (rechter in tweede aanleg Parijs, Frankrijk) bij beslissing van 17 september 2021, ingekomen bij het Hof op 30 september 2021, in de procedure

Doctipharma SAS

tegen

Union des Groupements de pharmaciens d’officine (UDGPO),

Pictime Coreyre,

wijst

HET HOF (Tweede kamer),

samengesteld als volgt: A. Prechal, kamerpresident, F. Biltgen, N. Wahl (rapporteur), J. Passer en M. L. Arastey Sahún, rechters,

advocaat-generaal: M. Szpunar,

griffier: K. Hötzel, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 19 april 2023,

gelet op de opmerkingen van:

–        Doctipharma SAS, vertegenwoordigd door V. Eppendahl, L. Lesur, M. Rivasi, en A. Robert, avocats, M. Meulenbelt, advocaat,

–        Union des Groupements de pharmaciens d’officine (UDGPO), vertegenwoordigd door S. Beaugendre en M. Boccon-Gibod, avocats,

–        de Franse regering, vertegenwoordigd door G. Bain, V. Depenne, A.‑L. Desjonquères, M. Guiresse en N. Vincent als gemachtigden,

–        de Tsjechische regering, vertegenwoordigd door T. Machovičová, M. Smolek en J. Vláčil als gemachtigden,

–        de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door M. Russo, avvocato dello Stato,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Sipos en F. Thiran als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 13 juli 2023,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB 1998, L 204, blz. 37), zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998 (PB 1998, L 217, blz. 18) (hierna: „richtlijn 98/34”), en van artikel 85 quater van richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB 2001, L 311, blz. 67), zoals gewijzigd bij richtlijn 2011/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 (PB 2011, L 174, blz. 74) (hierna: „richtlijn 2001/83”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Doctipharma SAS en de Union des Groupements de pharmaciens d’officine (UDGPO) over de rechtmatigheid van de activiteit inzake de onlineverkoop van receptvrije geneesmiddelen via een door Doctipharma ontworpen en beheerd platform.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

 Richtlijn 98/34

3        In artikel 1 van richtlijn 98/34 is bepaald:

„In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

[...]

2.      ‚dienst’: elke dienst van de informatiemaatschappij, dat wil zeggen elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten verricht wordt.

In deze definitie wordt verstaan onder:

–        ‚op afstand’: een dienst die geleverd wordt zonder dat de partijen gelijktijdig aanwezig zijn;

–        ‚langs elektronische weg’: een dienst die verzonden en ontvangen wordt via elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie) en de opslag van gegevens, en die geheel via draden, radio, optische middelen of andere elektromagnetische middelen wordt verzonden, doorgeleid en ontvangen;

–        ‚op individueel verzoek van een afnemer van diensten’: een dienst die op individueel verzoek via de transmissie van gegevens wordt geleverd.

[...]”

 Richtlijn 2001/83

4        Artikel 85 quater van richtlijn 2001/83 luidt:

„1.      Onverminderd de nationale wetgeving die verbiedt de bevolking aan een recept onderworpen geneesmiddelen via diensten van de informatiemaatschappij op afstand te koop aan te bieden, zorgen de lidstaten ervoor dat geneesmiddelen via diensten van de informatiemaatschappij, zoals gedefinieerd in richtlijn [98/34], op afstand te koop worden aangeboden onder de volgende voorwaarden:

a)      de natuurlijke of rechtspersoon die de geneesmiddelen te koop aanbiedt, is overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat waar deze persoon is gevestigd, gemachtigd of gerechtigd de bevolking geneesmiddelen te verstrekken, ook op afstand;

b)      de onder a) bedoelde persoon heeft de lidstaat waar hij is gevestigd, op zijn minst de volgende informatie verstrekt:

i)      naam of bedrijfsnaam en vast adres van de plaats van activiteit vanwaar die geneesmiddelen worden verstrekt;

ii)      startdatum van de activiteit van het via diensten van de informatiemaatschappij op afstand te koop aanbieden van geneesmiddelen;

iii)      adres van de website die hiervoor wordt gebruikt en alle relevante informatie die nodig is om deze website te identificeren;

iv)      indien van toepassing, de indeling overeenkomstig titel VI van de geneesmiddelen die via diensten van de informatiemaatschappij op afstand te koop worden aangeboden.

Indien nodig wordt deze informatie geactualiseerd;

c)      de geneesmiddelen die via diensten van de informatiemaatschappij op afstand te koop worden aangeboden, voldoen aan de nationale wetgeving van de lidstaat van bestemming overeenkomstig artikel 6, lid 1;

d)      onverminderd de informatievereisten van richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (‚richtlijn inzake elektronische handel’) [(PB 2000, L 178, blz. 1)] bevat de website die geneesmiddelen te koop aanbiedt, op zijn minst:

i)      de contactgegevens van de bevoegde autoriteit of van de overeenkomstig punt b) in kennis gestelde autoriteit;

ii)      een hyperlink naar de in lid 4 bedoelde website van de lidstaat van vestiging;

iii)      het in lid 3 bedoelde gemeenschappelijke logo, dat duidelijk zichtbaar is op elke pagina van de website die betrekking heeft op het op afstand te koop aanbieden aan de bevolking. Het gemeenschappelijke logo bevat een hyperlink naar de vermelding van de persoon in de in lid 4, onder c), bedoelde lijst.

2.      De lidstaten kunnen voorwaarden verantwoord door de bescherming van de volksgezondheid, opleggen voor de verkoop in de kleinhandel op hun grondgebied van geneesmiddelen die op afstand via diensten van de informatiemaatschappij aan de bevolking te koop worden aangeboden.

[...]

6.      Onverminderd richtlijn [2000/31] en de vereisten in deze titel, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat voor andere personen dan degene die bedoeld zijn in lid 1, die op afstand geneesmiddelen via diensten van de informatiemaatschappij te koop aanbieden aan de bevolking en die op hun grondgebied opereren, doeltreffende en evenredige sancties met een afschrikkend effect bestaan.”

 Richtlijn 2011/62

5        De overwegingen 21 tot en met 24 van richtlijn 2011/62 luiden als volgt:

„(21)      De illegale verkoop van geneesmiddelen aan de bevolking via internet is een groot gevaar voor de volksgezondheid, doordat op deze manier vervalste geneesmiddelen bij de bevolking terecht kunnen komen. Dit gevaar moet worden aangepakt. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat de specifieke voorwaarden voor de verstrekking van geneesmiddelen aan de bevolking via de kleinhandel niet op het niveau van de [Europese] Unie zijn geharmoniseerd en dat de lidstaten bijgevolg binnen de grenzen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorwaarden voor de verstrekking van geneesmiddelen aan de bevolking kunnen opleggen.

(22)      Bij zijn onderzoek naar de verenigbaarheid met het Unierecht van de voorwaarden voor de verstrekking van geneesmiddelen via de kleinhandel heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (‚Hof van Justitie’) erkend dat geneesmiddelen een zeer bijzondere aard hebben, die hen door de therapeutische werking ervan wezenlijk doet verschillen van andere goederen. Het Hof van Justitie was ook van mening dat gezondheid en het leven van personen de eerste plaats innemen onder de goederen en belangen die door het VWEU worden beschermd en dat het de lidstaten toebehoort te bepalen welk niveau van bescherming zij de volksgezondheid wensen te verlenen en hoe dit niveau moet worden gehaald. Aangezien dit niveau per lidstaat kan verschillen, moeten de lidstaten over een beoordelingsmarge beschikken [(arrest van 19 mei 2009, Apothekerkammer des Saarlandes e.a., C‑171/07 en C‑172/07, EU:C:2009:316, punten 19 en 31)] wat betreft de voorwaarden waarop geneesmiddelen op hun grondgebied aan de bevolking mogen worden verstrekt.

(23)      Met name wordt in de rechtspraak van het Hof van Justitie erkend, gelet op de risico’s voor de volksgezondheid en op de bevoegdheid die aan de lidstaten is verleend om het niveau van de bescherming van de volksgezondheid te bepalen, dat de lidstaten de detailverkoop van geneesmiddelen in beginsel mogen voorbehouden aan apothekers [(arrest van 19 mei 2009, Apothekerkammer des Saarlandes e.a., C‑171/07 en C‑172/07, EU:C:2009:316, punten 34 en 35)].

(24)      Om deze reden, en gelet op de rechtspraak van het Hof van Justitie, moeten de lidstaten voorwaarden die door de bescherming van de volksgezondheid worden verantwoord, kunnen opleggen voor de verkoop in de kleinhandel van geneesmiddelen die via diensten van de informatiemaatschappij op afstand te koop worden aangeboden. Deze voorwaarden mogen de werking van de interne markt niet onnodig beperken.”

 Richtlijn 2015/1535

6        Artikel 1, lid 1, van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB 2015, L 241, blz. 1) bepaalt:

„In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

[...]

b)      ‚dienst’: elke dienst van de informatiemaatschappij, dat wil zeggen elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten wordt verricht.

Voor de toepassing van deze definitie wordt verstaan onder:

i)      ‚op afstand’: een dienst die wordt geleverd zonder dat de partijen gelijktijdig aanwezig zijn,

ii)      ‚langs elektronische weg’: een dienst die wordt verzonden en ontvangen via elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie) en de opslag van gegevens, en die geheel via draden, radio, optische middelen of andere elektromagnetische middelen wordt verzonden, doorgeleid en ontvangen,

iii)      ‚op individueel verzoek van een afnemer van diensten’: een dienst die op individueel verzoek via de transmissie van gegevens wordt geleverd.

Een indicatieve lijst van niet onder deze definitie vallende diensten staat in bijlage I;

[...]”

7        Artikel 10 van deze richtlijn luidt:

„Richtlijn 98/34/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage III, deel A, van de onderhavige richtlijn genoemde handelingen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, van de ingetrokken richtlijn en bijlage III, deel B, van de onderhavige richtlijn genoemde termijnen voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.”

8        Volgens artikel 11 van richtlijn 2015/1535 is zij in werking getreden op 7 oktober 2015, dat wil zeggen op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

 Frans recht

9        Artikel L. 5125‑25, tweede alinea, van de code de la santé publique (wetboek volksgezondheid), in de op de feiten van het hoofdgeding toepasselijke versie (hierna: „wetboek volksgezondheid”), bepaalt:

„Het is apothekers verboden op regelmatige basis bestellingen van in artikel L. 4211‑1 genoemde geneesmiddelen en andere producten of voorwerpen te ontvangen via makelaars en voornoemde geneesmiddelen, producten of voorwerpen die op die wijze bij hen zouden zijn besteld, te verhandelen en aan huis te leveren.”

10      Artikel L. 5125‑26 van dat wetboek luidt:

„De verkoop van alle in artikel L. 4211‑1 genoemde geneesmiddelen, producten of voorwerpen aan het publiek via makelaars, aankoopgroeperingen of instellingen die in handen zijn van of bestuurd worden door personen die niet in het bezit zijn van een van de in artikel L. 4221‑1 vermelde diploma’s, certificaten of andere titels, is verboden.”

11      Artikel L. 5125‑33 van dat wetboek bepaalt:

„Onder elektronische handel in geneesmiddelen wordt verstaan de economische activiteit waarbij de apotheker op afstand en langs elektronische weg de detailhandel en de verstrekking van geneesmiddelen voor menselijk gebruik aan de bevolking aanbiedt of waarborgt en daartoe informatie op het gebied van gezondheidszorg online ter beschikking stelt.

De activiteit van elektronische handel vindt plaats via de website van een apotheek.

Het ontwerpen en de exploitatie van een dergelijke website zijn uitsluitend voorbehouden aan de volgende apothekers:

1°      gevestigde apothekers;

2°      apothekers die een apotheek voor ziekenfondspatiënten of een mijnwerkersfondsapotheek beheren, uitsluitend ten behoeve van de leden daarvan.

De gevestigde apotheker of de apotheker die een apotheek voor ziekenfondspatiënten of een mijnwerkersfondsapotheek beheert is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn website en voor de voorwaarden waaronder de activiteit van elektronische handel in geneesmiddelen wordt uitgeoefend.

De adjunct-apothekers die zijn gemachtigd door een van de in de zesde alinea genoemde apothekers, kunnen deelnemen aan de exploitatie van de website van de apotheek.

Apothekers die gevestigde apothekers of de beheerders van een apotheek vervangen na het overlijden van de gevestigde apotheker, mogen de website van de apotheek exploiteren die eerder door de gevestigde apotheker is aangemaakt.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

12      Doctipharma heeft de website www.doctipharma.fr ontwikkeld die wordt gehost door Pictime Coreyre en waarop internetgebruikers via websites van apotheken farmaceutische producten en receptvrije geneesmiddelen konden verkrijgen.

13      UDGPO, een vereniging van groeperingen van apotheken, was van mening dat Doctipharma door de dienst die zij via haar website verrichtte aan de elektronische handel in geneesmiddelen deelnam, terwijl zij niet de hoedanigheid van apotheker bezat. Om die reden heeft UDGPO Doctipharma en Pictime Coreyre voor de tribunal de commerce de Nanterre (handelsrechter Nanterre, Frankrijk) gedagvaard, teneinde te doen vaststellen dat deze website onwettig was en op straffe van een dwangsom de staking van haar activiteiten te gelasten.

14      Bij vonnis van 31 mei 2016 heeft de tribunal de commerce de Nanterre de vorderingen van UDGPO toegewezen. Deze rechter heeft geoordeeld dat de verkoop van geneesmiddelen via de website www.doctipharma.fr onwettig was en Doctipharma in wezen veroordeeld tot staking van de onlineverkoop van geneesmiddelen via deze site.

15      Doctipharma heeft hoger beroep ingesteld bij de cour d’appel de Versailles (rechter in tweede aanleg Versailles, Frankrijk), die bij uitspraak van 12 december 2017 het vonnis in eerste aanleg heeft vernietigd, met name op grond dat www.doctipharma.fr een technisch platform is dat niet rechtstreeks geneesmiddelen verkoopt.

16      Bij arrest van 19 juni 2019 heeft de Cour de cassation (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Frankrijk) die uitspraak vernietigd wegens schending van de artikel L. 5125‑25, tweede alinea, en artikel L. 5125‑26 van het wetboek volksgezondheid en de zaak verwezen naar de cour d’appel de Paris (rechter in tweede aanleg Parijs, Frankrijk), de verwijzende rechter. De Cour de cassation heeft uit de activiteiten van Doctipharma, die met name bestaan in het met elkaar in contact brengen van apothekers en potentiële patiënten voor de verkoop van geneesmiddelen, afgeleid dat deze vennootschap als tussenpersoon optrad en aldus deelnam aan de elektronische handel in geneesmiddelen zonder de hoedanigheid van apotheker te bezitten, wat in strijd is met de bovengenoemde bepalingen.

17      Voor de verwijzende rechter voert Doctipharma aan dat haar activiteit beperkt is tot technisch onderhoud van een gemeenschappelijke oplossing voor apothekers waarmee zij hun website kunnen aanpassen en exploiteren. In dit verband beroept zij zich met name op artikel 85 quater van richtlijn 2001/83. Voorts voert zij aan dat de oplossing waartoe is gekomen in het arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C‑434/15, EU:C:2017:981), dat betrekking had op de activiteit van de particuliere bestuurders van Uber, niet kan worden toegepast op het hoofdgeding.

18      In dit verband merkt de verwijzende rechter op dat apothekers, anders dan de particuliere bestuurders van Uber, zich al beroepsmatig bezighouden met de verkoop van geneesmiddelen, waaruit de verkoop op afstand via elektronische weg slechts voortvloeit, en dat niet blijkt dat Doctipharma een rol speelt bij de vaststelling van de prijs van geneesmiddelen die via deze weg worden verkocht, zodat hij betwijfelt of de uitlegging van het Hof in het arrest van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C‑434/15, EU:C:2017:981), kan worden toegepast op het onderhavige geval.

19      Ten slotte wijst de verwijzende rechter erop dat de Franse rechterlijke instanties die kennis hebben genomen van het hoofdgeding, de kenmerken van de door Doctipharma aangeboden dienst en de uitlegging van artikel 85 quater van richtlijn 2001/83 verschillend hebben benaderd.

20      Daarop heeft de cour d’appel de Paris de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Dienen de activiteiten van Doctipharma, die zij verricht via haar website www.doctipharma.fr, te worden aangemerkt als ‚dienst van de informatiemaatschappij’ in de zin van [richtlijn 98/34]?

2)      Zo ja, vallen de activiteiten van Doctipharma, die zij verricht via haar website www.doctipharma.fr, dan binnen de werkingssfeer van artikel 85 quater van [richtlijn 2001/83]?

3)      Dient artikel 85 quater van [richtlijn 2001/83] aldus te worden uitgelegd dat het uit een uitlegging van de artikelen L. 5125‑25 en L. 5125‑26 van het wetboek volksgezondheid voortvloeiende verbod op de activiteiten van Doctipharma, die zij verricht via haar website www.doctipharma.fr, een door de bescherming van de volksgezondheid gerechtvaardigde beperking vormt?

4)      Zo dat niet het geval is, dient artikel 85 quater van [richtlijn 2001/83] dan aldus te worden uitgelegd dat op grond hiervan de activiteiten van Doctipharma, die zij verricht via haar website www.doctipharma.fr, zijn toegestaan?

5)      Wordt in dat geval het verbod op de activiteiten van Doctipharma op basis van de uitlegging door de Cour de cassation van de artikelen L. 5125‑25 en L. 5125‑26 van het wetboek volksgezondheid, gerechtvaardigd door de bescherming van de volksgezondheid in de zin van artikel 85 quater van [richtlijn 2001/83]?

6)      Zo dat niet het geval is, dient artikel 85 quater van [richtlijn 2001/83] dan aldus te worden uitgelegd dat op grond hiervan de door Doctipharma aangeboden activiteiten bestaande in een ‚dienst van de informatiemaatschappij’ zijn toegestaan?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste vraag

21      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of de activiteiten van Doctipharma die zij verricht via haar website www.doctipharma.fr, dienen te worden aangemerkt als „dienst van de informatiemaatschappij” in de zin van richtlijn 98/34.

22      Ten eerste moet worden benadrukt dat richtlijn 98/34, zoals blijkt uit de artikelen 10 en 11 van richtlijn 2015/1535, met ingang van 7 oktober 2015 is ingetrokken. Doctipharma geeft in haar opmerkingen aan dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde diensten tot 2016 zijn verricht en uit het verzoek om een prejudiciële beslissing blijkt dat Doctipharma bij vonnis van 31 mei 2016 is veroordeeld tot staking van de elektronische handel in geneesmiddelen op haar website. De bepalingen van richtlijn 2015/1535 kunnen dus ratione temporis ook van toepassing zijn op de feiten van het hoofdgeding.

23      Het is echter van belang op te merken dat artikel 1, punt 2, van richtlijn 98/34 en artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn 2015/1535, waarin het begrip „dienst van de informatiemaatschappij” wordt gedefinieerd, op identieke wijze zijn geformuleerd.

24      Ten tweede blijkt uit het dossier waarover het Hof beschikt dat de door Doctipharma verleende dienst wordt aangeboden op een website en bestaat in het met elkaar in contact brengen van apothekers en klanten voor de verkoop van receptvrije geneesmiddelen op de websites van apotheken die zich op die dienst hebben geabonneerd.

25      Bijgevolg moet de eerste vraag aldus worden begrepen dat de verwijzende rechter daarmee in essentie wenst te vernemen of artikel 1, punt 2, van richtlijn 98/34 en artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn 2015/1535 aldus moeten worden uitgelegd dat een via een website verleende dienst die erin bestaat apothekers en klanten met elkaar in contact te brengen voor de verkoop van receptvrije geneesmiddelen op de websites van apotheken die zich op die dienst hebben geabonneerd, een „dienst van de informatiemaatschappij” in de zin van deze bepalingen vormt.

26      In dit verband definiëren artikel 1, punt 2, van richtlijn 98/34 en artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn 2015/1535 het begrip „diensten van de informatiemaatschappij” als „elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten wordt verricht”.

27      Wat de eerste voorwaarde van deze bepalingen betreft, moet er in casu aan worden herinnerd dat volgens vaste rechtspraak de vergoeding voor een door een dienstverrichter in het kader van een economische activiteit verrichte dienst niet noodzakelijkerwijs hoeft te worden betaald door de afnemers ervan (zie in die zin arresten van 15 september 2016, Mc Fadden, C‑484/14, EU:C:2016:689, punt 41, en 4 mei 2017, Vanderborght, C‑339/15, EU:C:2017:335, punt 36).

28      Om een dienst als die welke in het hoofdgeding aan de orde is aan te merken als een dienst die onder het begrip „dienst van de informatiemaatschappij” in de zin van artikel 1, punt 2, van richtlijn 98/34 en artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn 2015/1535 valt, is het dus niet van belang dat deze dienst kosteloos wordt verricht ten behoeve van de persoon die het receptvrije geneesmiddel koopt, aangezien deze dienst tussen de verrichter van deze dienst en elke apotheker die van deze dienst gebruikmaakt, leidt tot het sluiten van een overeenkomst voor het verrichten van diensten tegen betaling.

29      Evenzo is het in dit verband niet van belang dat Doctipharma, zoals zij heeft aangegeven, op grond van de algemene verkoopvoorwaarden werd vergoed door de apothekers die zich voor een vast bedrag op haar platform hadden geabonneerd, en evenmin dat, zoals de Franse regering heeft aangegeven, de bij Doctipharma aangesloten apothekers voor de door haar verrichte dienst een maandelijkse abonnementsbijdrage betaalden aan Doctipharma en er achteraf ook een percentage van de verkoopbedragen op het platform werd ingehouden.

30      Hieruit volgt dat, onder voorbehoud van de door de verwijzende rechter te verrichten verificaties, de in het hoofdgeding aan de orde zijnde dienst hoe dan ook moet worden geacht tegen vergoeding te zijn verricht.

31      Wat de tweede en de derde voorwaarde van artikel 1, punt 2, van richtlijn 98/34 en artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn 2015/1535 betreft, kan de door Doctipharma verrichte dienst, gelet op de kenmerken ervan, worden geacht op afstand en langs elektronische weg te worden verricht in de zin van die bepalingen, aangezien de klant en de apotheker met elkaar in contact worden gebracht via een website, zonder dat de dienstverrichter en de klant of apotheker gelijktijdig aanwezig zijn, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

32      Wat de vierde voorwaarde van artikel 1, punt 2, van richtlijn 98/34 en artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn 2015/1535 betreft, blijkt uit het dossier waarover het Hof beschikt en in het bijzonder uit de beschrijving van de dienst die door Doctipharma wordt verricht dat deze dienst op individueel verzoek van de apothekers wordt verricht, die zich op de website van Doctipharma moeten abonneren om van die dienst te kunnen gebruikmaken, en voorts op individueel verzoek van de klanten, die een klantenaccount moeten aanmaken om toegang te krijgen tot de websites van apothekers van hun keuze om receptvrije geneesmiddelen op bestelling te kopen.

33      Hieruit volgt dat een dienst als die welke door Doctipharma wordt verricht, onder voorbehoud van de door de verwijzende rechter te verrichten verificaties, moet worden aangemerkt als een „dienst van de informatiemaatschappij” in de zin van artikel 1, punt 2, van richtlijn 98/34 en artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn 2015/1535.

34      Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door de rechtspraak die het Hof heeft ontwikkeld in de arresten van 20 december 2017, Asociación Profesional Elite Taxi (C‑434/15, EU:C:2017:981); 19 december 2019, Airbnb Ireland (C‑390/18, EU:C:2019:1112), en 3 december 2020, Star Taxi App (C‑62/19, EU:C:2020:980).

35      Uit deze rechtspraak volgt namelijk dat een dienst die tot doel heeft klanten en dienstverrichters van een andere dienst met elkaar in contact te brengen en die voldoet aan alle voorwaarden van artikel 1, punt 2, van richtlijn 98/34 en artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn 2015/1535, moet worden aangemerkt als een „dienst van de informatiemaatschappij” wanneer een dergelijke dienst te onderscheiden is van de dienst van andere aard die door die dienstverrichters wordt verleend. Dat ligt evenwel anders wanneer blijkt dat deze dienst om twee partijen met elkaar in contact te brengen, integrerend deel uitmaakt van een dienstenpakket waarvan het hoofdelement bestaat in een dienst die onder een andere juridische kwalificatie dan die van „dienst van de informatiemaatschappij” valt (arrest van 3 december 2020, Star Taxi App, C‑62/19, EU:C:2020:980, punt 49 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

36      Zoals de advocaat-generaal in de punten 28 en 29 van zijn conclusie heeft opgemerkt, kan een dienst waarbij apothekers en klanten met elkaar in contact worden gebracht voor de verkoop van receptvrije geneesmiddelen via de websites van apotheken die zich op die dienst hebben geabonneerd, geen integrerend deel uitmaken van een dienstenpakket waarvan het hoofdelement bestaat in een dienst die niet onder de kwalificatie „dienst van de informatiemaatschappij” valt.

37      Bij gebreke van een afzonderlijke juridische regeling die op een dergelijke dienst van toepassing is, hoeft voor de beantwoording van de eerste vraag dus geen rekening te worden gehouden met de uitlegging en de criteria die voortvloeien uit de in punt 34 van het onderhavige arrest genoemde arresten.

38      Gelet op de voorgaande overwegingen moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 1, punt 2, van richtlijn 98/34 en artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn 2015/1535 aldus moeten worden uitgelegd dat een via een website verleende dienst die erin bestaat apothekers en klanten met elkaar in contact te brengen voor de verkoop van receptvrije geneesmiddelen op de websites van apotheken die zich op die dienst hebben geabonneerd, een „dienst van de informatiemaatschappij” in de zin van deze bepalingen vormt.

 Tweede tot en met zesde vraag

39      Met zijn tweede tot en met zesde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 85 quater van richtlijn 2001/83 aldus moet worden uitgelegd dat de lidstaten op grond van deze bepaling kunnen verbieden dat een dienst wordt aangeboden die erin bestaat apothekers en klanten via een website met elkaar in contact te brengen voor de verkoop van receptvrije geneesmiddelen op de websites van apotheken die zich op die dienst hebben geabonneerd.

40      In dit verband zij eraan herinnerd dat bij artikel 1, punt 20, van richtlijn 2011/62 in richtlijn 2001/83 een titel VII bis is ingevoegd, met als opschrift „Verkoop op afstand aan de bevolking”. Deze titel omvat met name artikel 85 quater van richtlijn 2011/62, dat betrekking heeft op de verkoop op afstand van geneesmiddelen aan de bevolking.

41      Uit deze bepaling vloeit ten eerste voort dat de lidstaten de verkoop op afstand van receptvrije geneesmiddelen aan de bevolking via diensten van de informatiemaatschappij, zoals gedefinieerd in richtlijn 98/34, moeten toestaan. Het is immers slechts toegestaan om in wetgeving van een lidstaat te verbieden dat receptplichtige geneesmiddelen op afstand aan de bevolking worden verkocht.

42      Ten tweede stelt dat artikel 85 quater in lid 1 ervan de voorwaarden met betrekking tot personen, geneesmiddelen en websites vast waaraan de verkoop op afstand van geneesmiddelen aan de bevolking via diensten van de informatiemaatschappij moet voldoen en waarvan de naleving door de lidstaten moet worden gewaarborgd.

43      Wat in het bijzonder de personen betreft die gemachtigd of gerechtigd zijn om een dergelijke verkoop te verrichten, preciseert punt a) van dat lid 1 dat de natuurlijke of rechtspersoon die dergelijke geneesmiddelen te koop aanbiedt, „overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat waar deze persoon is gevestigd”, gemachtigd of gerechtigd moet zijn om deze geneesmiddelen op afstand te verstrekken.

44      De bevoegdheid waarover de lidstaten aldus beschikken, is aangevuld door lid 6 van dat artikel 85 quater, waarin is bepaald dat zij ook bevoegd zijn om sancties op te leggen aan andere dan de in lid 1 van dat artikel bedoelde personen die op afstand geneesmiddelen te koop aanbieden aan de bevolking via diensten van de informatiemaatschappij, zoals gedefinieerd in richtlijn 98/34.

45      Bijgevolg zijn alleen de lidstaten bevoegd om te bepalen welke natuurlijke of rechtspersonen gemachtigd of gerechtigd zijn om geneesmiddelen op afstand aan de bevolking te verstrekken.

46      Wat de voorwaarden betreft waaraan verkoop op afstand aan de bevolking via diensten van de informatiemaatschappij kan worden onderworpen, zij opgemerkt dat de lidstaten krachtens artikel 85 quater, lid 2, van richtlijn 2001/83 voorwaarden kunnen opleggen voor de detailverkoop op hun grondgebied van geneesmiddelen die op afstand via diensten van de informatiemaatschappij aan de bevolking te koop worden aangeboden.

47      Zoals uit de bewoordingen van deze bepaling blijkt, mogen de lidstaten dergelijke voorwaarden voor de detailverkoop evenwel slechts opleggen voor zover zij „verantwoord [zijn] door de bescherming van de volksgezondheid”.

48      Om te bepalen of een dienst als die welke door Doctipharma wordt verricht, kan worden verboden op grond van nationale wetgeving die is vastgesteld overeenkomstig artikel 85 quater, lid 1, onder a), van richtlijn 2001/83, staat het aan de verwijzende rechter om te beoordelen of, gelet op de kenmerken van deze dienst waarbij apothekers en klanten met elkaar in contact worden gebracht voor de onlineverkoop van receptvrije geneesmiddelen, die dienstverrichter moet worden geacht zich er met een eigen verrichting, die te onderscheiden is van de verkoop, toe te beperken verkopers in contact te brengen met klanten, dan wel of deze dienstverrichter moet worden geacht zelf de verkoop te verrichten.

49      Uit dien hoofde staat het aan de verwijzende rechter om op basis van een zuiver feitelijke beoordeling vast te stellen, niet wat de aard van de door Doctipharma verrichte dienst is, – die hoe dan ook, zoals het Hof in antwoord op de eerste vraag heeft aangegeven, een dienst van de informatiemaatschappij is – maar wie de verkoop van de receptvrije geneesmiddelen verricht, namelijk of dat Doctipharma is dan wel de apothekers die gebruikmaken van de door haar verrichte dienst.

50      Indien deze analyse, gelet op de bijzondere kenmerken van de door Doctipharma verrichte dienst, tot de conclusie zou leiden dat Doctipharma moet worden geacht zelf de verkoop te verrichten, verzet artikel 85 quater, lid 1, onder a), van richtlijn 2001/83 zich er niet tegen dat deze dienst wordt verboden door de lidstaat op het grondgebied waarvan Doctipharma is gevestigd.

51      Zoals uit de punten 43 tot en met 45 van het onderhavige arrest blijkt, zijn immers alleen de lidstaten bevoegd om te bepalen welke personen gemachtigd of gerechtigd zijn om via diensten van de informatiemaatschappij receptvrije geneesmiddelen op afstand aan de bevolking te koop aan te bieden. De Franse autoriteiten kunnen de verkoop op afstand van dergelijke geneesmiddelen door middel van deze diensten dus voorbehouden aan personen die de hoedanigheid van apotheker bezitten.

52      Mocht de verwijzende rechter daarentegen vaststellen dat deze dienst uitsluitend bestaat in het in contact brengen van verkopers met klanten, zodat Doctipharma een eigen dienst verricht die te onderscheiden is van de verkoop, dan kan deze dienst niet op grond van artikel 85 quater, lid 1, onder a), van richtlijn 2001/83 worden verboden met het argument dat Doctipharma daarmee deelnam aan de elektronische handel in geneesmiddelen zonder de hoedanigheid van apotheker te bezitten.

53      Bovendien valt de door Doctipharma verrichte dienst in een dergelijk geval niet onder het begrip „voorwaarden [...] voor de verkoop in de kleinhandel” van geneesmiddelen die op afstand te koop worden aangeboden aan de bevolking in de zin van artikel 85 quater, lid 2, van richtlijn 2001/83 en kan hij evenmin worden verboden op grond van die bepaling.

54      Zoals blijkt uit het antwoord op de eerste vraag, moet een op een website verrichte dienst die erin bestaat apothekers en klanten met elkaar in contact te brengen met het oog op de verkoop van receptvrije geneesmiddelen via sites van apotheken die zich op deze dienst hebben geabonneerd, immers worden aangemerkt als een „dienst van de informatiemaatschappij” in de zin van artikel 1, punt 2, van richtlijn 98/34 en artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn 2015/1535.

55      Artikel 85 quater, lid 1, van richtlijn 2001/83 bepaalt uitdrukkelijk dat, onverminderd de nationale wetgeving die verbiedt dat receptplichtige geneesmiddelen op afstand te koop worden aangeboden, de lidstaten ervoor zorgen dat geneesmiddelen via diensten van de informatiemaatschappij, zoals gedefinieerd in richtlijn 98/34, op afstand te koop worden aangeboden aan de bevolking.

56      Het zou dan niet consequent zijn om aan te nemen dat de lidstaten het gebruik van een dergelijke dienst kunnen verbieden op grond van artikel 85 quater, lid 2, van richtlijn 2001/83.

57      Gelet op een en ander dient op de tweede tot en met de zesde vraag te worden geantwoord dat artikel 85 quater van richtlijn 2001/83 aldus moet worden uitgelegd dat de lidstaten op grond van deze bepaling kunnen verbieden dat een dienst wordt aangeboden die erin bestaat apothekers en klanten via een website met elkaar in contact te brengen voor de verkoop van receptvrije geneesmiddelen op de websites van apotheken die zich op deze dienst hebben geabonneerd, indien, gelet op de kenmerken van die dienst, blijkt dat die dienstverrichter dergelijke geneesmiddelen zelf verkoopt zonder daartoe gemachtigd of gerechtigd te zijn overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat waarin hij is gevestigd.

 Kosten

58      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Tweede kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 1, punt 2, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998 en artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij

moeten aldus worden uitgelegd dat

een via een website verleende dienst die erin bestaat apothekers en klanten met elkaar in contact te brengen voor de verkoop van receptvrije geneesmiddelen op de websites van apotheken die zich op die dienst hebben geabonneerd, een „dienst van de informatiemaatschappij” in de zin van deze bepalingen vormt.

2)      Artikel 85 quater van richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, zoals gewijzigd bij richtlijn 2011/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011

moet aldus worden uitgelegd dat

de lidstaten op grond van deze bepaling kunnen verbieden dat een dienst wordt aangeboden die erin bestaat apothekers en klanten via een website met elkaar in contact te brengen voor de verkoop van receptvrije geneesmiddelen op de websites van apotheken die zich op deze dienst hebben geabonneerd, indien, gelet op de kenmerken van die dienst, blijkt dat die dienstverrichter dergelijke geneesmiddelen zelf verkoopt zonder daartoe gemachtigd of gerechtigd te zijn overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat waarin hij is gevestigd.

ondertekeningen


*      Procestaal: Frans.