Zaak C‑264/19
Constantin Film Verleih GmbH
tegen
YouTube LLC
en
Google Inc.
(verzoek om een prejudiciële beslissing,
ingediend door het Bundesgerichtshof)
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 9 juli 2020
„Prejudiciële verwijzing – Auteursrecht en naburige rechten – Onlinevideoplatform – Uploaden van een film zonder toestemming van de rechthebbende – Gerechtelijke procedure wegens inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht – Richtlijn 2004/48/EG – Artikel 8 – Recht op informatie van verzoeker – Artikel 8, lid 2, onder a) – Begrip ,adressen’ – E‑mailadres, IP‑adres en telefoonnummer – Daarvan uitgesloten”
1. Harmonisatie van de wetgevingen – Eerbiediging van intellectuele-eigendomsrechten – Richtlijn 2004/48 – Recht op informatie tijdens een gerechtelijke procedure wegens inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht – Recht van verzoeker op informatie met betrekking tot de namen en adressen van de producenten, distributeurs en leveranciers van inbreukmakende goederen of diensten – Begrip ,adressen’ – E‑mailadres, IP‑adres en telefoonnummer van een gebruiker van diensten die bestanden heeft geüpload die inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht – Daarvan uitgesloten
[Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 17, lid 2, en art. 47; richtlijn 2004/48 van het Europees Parlement en de Raad, art. 8, lid 1, c), en lid 2, a)]
(zie punten 30‑38, 40 en dictum)
2. Harmonisatie van de wetgevingen – Eerbiediging van intellectuele-eigendomsrechten – Richtlijn 2004/48 – Minimale harmonisatie
(Richtlijn 2004/48 van het Europees Parlement en de Raad)
(zie punt 36)
3. Harmonisatie van de wetgevingen – Eerbiediging van intellectuele-eigendomsrechten – Richtlijn 2004/48 – Recht op informatie tijdens een gerechtelijke procedure wegens inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht – Mogelijkheid voor de lidstaten om de houders van intellectuele-eigendomsrechten ruimere rechten op informatie toe te kennen – Grenzen – Verplichting om een juist evenwicht tussen de verschillende betrokken grondrechten te verzekeren en de andere algemene beginselen van het Unierecht te eerbiedigen
(Richtlijn 2004/48 van het Europees Parlement en de Raad, art. 8)
(zie punt 39)
Samenvatting
Wanneer een film illegaal is geüpload op een onlineplatform zoals YouTube, kan de rechthebbende krachtens de richtlijn betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten bij de exploitant uitsluitend het postadres van de betrokken gebruiker opvragen, maar niet zijn e-mailadres, IP-adres of telefoonnummer
In het arrest Constantin Film Verleih (C‑264/19) van 9 juli 2020 heeft het Hof geoordeeld dat richtlijn 2004/48(1) de rechterlijke instanties in zaken waarin een film zonder toestemming van de houder van het auteursrecht op een onlinevideoplatform is geüpload, niet verplicht om de exploitant van het videoplatform te gelasten het e‑mailadres, het IP‑adres of het telefoonnummer van de gebruiker die de film in kwestie heeft geüpload, te verstrekken. De richtlijn voorziet in de verstrekking van de „adressen” van de personen die inbreuk hebben gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht, en beoogt daarbij uitsluitend het postadres.
In 2013 en 2014 zijn de films Parker en Scary Movie 5 zonder toestemming van Constantin Film Verleih, de houder van de exclusieve gebruiksrechten op deze werken in Duitsland, geüpload op het videoplatform YouTube, waar ze tienduizenden keren zijn bekeken. Constantin Film Verleih heeft derhalve van YouTube en Google, de moedermaatschappij van YouTube waarbij gebruikers zich eerst moeten registeren met een gebruikersaccount, geëist dat zij haar een reeks gegevens verschaffen over elk van de gebruikers die deze werken hadden geüpload. De twee vennootschappen hebben geweigerd om Constantin Film Verleih gegevens over deze gebruikers te verstrekken, in het bijzonder hun e‑mailadressen en telefoonnummers en de door hen zowel bij het uploaden van de betrokken bestanden als bij de laatste toegang tot hun Google-/YouTube-account gebruikte IP‑adressen.
Het hoofdgeding hangt af van de vraag of dergelijke gegevens onder het begrip „adressen” in de zin van richtlijn 2004/48 vallen. Deze richtlijn bepaalt dat de rechterlijke instanties kunnen gelasten dat informatie wordt verstrekt over de herkomst en de distributiekanalen van de goederen of diensten die inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht. Deze informatie omvat onder meer de „adressen” van de producenten, distributeurs en leveranciers van inbreukmakende goederen of diensten.
Het Hof heeft in de eerste plaats vastgesteld dat het begrip „adres” in zijn gebruikelijke betekenis uitsluitend ziet op het postadres, dat wil zeggen iemands woon‑ of verblijfplaats. Wanneer dit begrip – zoals in richtlijn 2004/48 – zonder nadere precisering wordt gebruikt, heeft het dus geen betrekking op het e‑mailadres, het telefoonnummer of het IP‑adres. In de tweede plaats bevatten de voorbereidende werkzaamheden(2) die tot de vaststelling van richtlijn 2004/48 hebben geleid geen enkele aanwijzing dat het begrip „adres” aldus moet worden begrepen dat het niet alleen ziet op het postadres, maar ook op het e‑mailadres, het telefoonnummer of het IP‑adres van de betrokken personen. In de derde plaats blijkt uit de analyse van andere Unierechtelijke handelingen betreffende het e‑mailadres of het IP‑adres, dat in geen van deze handelingen het begrip „adres” zonder nadere precisering wordt gebruikt ter aanduiding van het telefoonnummer, het IP‑adres of het e‑mailadres.
Volgens het Hof is deze uitlegging in overeenstemming met het doel van de bepaling van richtlijn 2004/48 inzake het recht op informatie. Op het gebied van de eerbiediging van intellectuele-eigendomsrechten in het algemeen is namelijk slechts een minimale harmonisatie tot stand gebracht. Deze harmonisatie is volgens deze bepaling dan ook beperkt tot nauwkeurig omschreven informatie. Bovendien beoogt deze bepaling verschillende in acht te nemen rechten, met name het recht van de rechthebbenden op informatie en het recht op bescherming van de persoonsgegevens van de gebruikers, met elkaar in overeenstemming te brengen.
Tegen deze achtergrond is het Hof tot de slotsom gekomen dat het begrip „adressen” in richtlijn 2004/48, voor zover dit betrekking heeft op een gebruiker die bestanden heeft geüpload die inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, niet ziet op het e‑mailadres en het telefoonnummer van deze gebruiker en het IP‑adres dat is gebruikt om deze bestanden te uploaden of het IP‑adres dat is gebruikt bij de laatste toegang van deze gebruiker tot zijn gebruikersaccount.
Het Hof heeft echter opgemerkt dat de lidstaten de mogelijkheid hebben om de houders van intellectuele-eigendomsrechten ruimere rechten op informatie toe te kennen, mits daarbij evenwel een juist evenwicht tussen de verschillende betrokken grondrechten wordt verzekerd en de andere algemene beginselen van het Unierecht, zoals het evenredigheidsbeginsel, worden geëerbiedigd.