Beroep ingesteld op 19 oktober 2012 - Flughafen Lübeck/Commissie

(Zaak T-461/12)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Flughafen Lübeck GmbH (Lübeck, Duitsland) (vertegenwoordigers: M. Núñez Müller, J. Dammann de Chapto en T. Becker, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het besluit van de Commissie van 22 februari 2010 om krachtens artikel 108, lid 2, VWEU de formele onderzoeksprocedure in te leiden met betrekking tot de steunmaatregelen SA.27585 (2012/C) (2012/NN) en SA.31149 (2012/C) (ex 2012/NN) (PB 2012, C 241, blz. 56) nietig verklaren voor zover daarbij de formele onderzoeksprocedure wordt ingeleid met betrekking tot verzoeksters regeling inzake luchthavengelden uit het 2006;

het hierboven genoemde besluit nietig verklaren voor zover dat besluit de Bondsrepubliek Duitland overeenkomstig artikel 10, lid 3, van verordening (EG) nr. 659/199 verplicht te antwoorden op het daarin vervatte verzoek van de Commissie om informatie over verzoeksters regeling inzake luchthavengelden uit 2006;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar beroep voert verzoekster zes middelen aan.

Schending van de rechten van verweer van de Bondsrepubliek Duitsland

In het kader van het eerste middel voert verzoekster aan dat de Commissie verzoeksters rechten van verweer heeft geschonden doordat zij met betrekking de regeling inzake luchthavengelden de formele onderzoeksprocedure heeft ingeleid zonder dat daarover een inleidend onderzoek is verricht. Verzoekster zet in dit verband uiteen dat zij zich volgens de rechtspraak van het Gerecht kan beroepen op schending van de rechten van verweer van de Bondsrepubliek Duitsland, welke tot (gedeeltelijke) nietigheid van het bestreden besluit zou leiden.

Schending van de plicht om het onderzoek zorgvuldig en onbevooroordeeld te verrichten

Met het tweede middel voert verzoekster aan dat de Commissie haar plicht heeft geschonden om een zorgvuldig en onbevooroordeeld onderzoek te verrichten, voor zover zij met betrekking tot de regeling inzake luchthavengelden de formele onderzoeksprocedure heeft ingeleid zonder de Bondsrepubliek Duitsland of verzoekster de mogelijkheid te bieden om in het inleidende onderzoek een standpunt in te nemen over de vermeende onwettigheid van de steunmaatregel.

Schending van artikel 108, leden 2 en 3, VWEU en van de artikelen 4, 6 en 13, lid 1, van verordening nr. 659/1999

Met het derde middel betoogt verzoekster dat de Commissie artikel 108, leden 2 en 3, VWEU en de artikelen 4, 6 en 13, lid 1, van verordening nr. 659/1999 heeft geschonden daar zij met betrekking tot de regeling inzake luchthavengelden heeft verzuimd de in deze voorschriften voorziene onderzoeksprocedure met twee fasen, bestaande in het inleidende onderzoek en het formele onderzoek, toe te passen.

Schending van artikel 107, lid 1, VWEU

In het kader van het vierde middel voert verzoekster aan dat de Commissie artikel 107, lid 1, VWEU heeft geschonden voor zover zij meent dat met de regeling inzake luchthavengelden staatssteun wordt toegekend. Volgens verzoekster kon de Commissie de selectiviteit van de regeling inzake luchthavengelden niet afleiden uit de omstandigheid dat deze enkel voor gebruikers van de luchthaven geldt. Verzoekster meent voorts dat de Commissie niet kon aannemen dat middels de regeling inzake luchthavengelden staatssteun werd toegekend, daar verzoekster op het tijdstip van de vaststelling van die regeling voor meer dan de helft in particuliere handen was.

Schending van de motiveringsplicht

Volgens verzoekster heeft de Commissie bovendien artikel 296, lid 2, VWEU geschonden daar zij geen toereikende motivering heeft gegeven voor de inleiding van de formele onderzoeksprocedure ten aanzien van de regeling inzake luchthavengelden 2006.

Schending van artikel 10, leden 2 en 3, van verordening nr. 659/1999

In het kader van het zesde middel voert verzoekster aan dat de Commissie artikel 10, leden 2 en 3, van verordening nr. 659/1999 heeft geschonden voor zover zij jegens de Bondsrepubliek Duitsland met betrekking tot de regeling inzake luchthavengelden een bevel tot het verstrekken van informatie in de zin van artikel 10, lid 3, van verordening nr. 659/1999 heeft uitgevaardigd, zonder eerst een eenvoudig verzoek om informatie in de zin van artikel 10, lid 2, van verordening nr. 659/1999 tot de Bondsrepubliek Duitsland te richten.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83, blz. 1).