Hogere voorziening ingesteld op 26 mei 2016 door Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 16 maart 2016 in zaak T-586/14, Xinyi PV Products (Anhui) Holdings Ltd / Europese Commissie

(Zaak C-301/16 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Maxian Rusche, L. Flynn, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Xinyi PV Products (Anhui) Holdings Ltd

Conclusies

het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 16 maart 2016, aan de Commissie betekend op 17 maart 2016, in zaak T-586/14, Xinyi PV Products (Anhui) Holdings Ltd / Commissie, vernietigen;

het eerste onderdeel van het eerste middel van het verzoek in eerste aanleg ongegrond verklaren;

de zaak wat betreft het tweede onderdeel van het eerste middel en het tweede tot en met het vierde middel van het verzoek in eerste aanleg terugverwijzen naar het Gerecht voor een nieuwe beoordeling;

de beslissing over de kosten in eerste aanleg en in hogere voorziening aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie betoogt dat het arrest waartegen hogere voorziening wordt ingesteld, op de volgende gronden dient te worden vernietigd:

Ten eerste heeft het Gerecht een onjuiste uitlegging gegeven aan de uitdrukking „die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie” in artikel 2, lid 7, onder c), derde streepje, van verordening (EG) nr. 1225/20091 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap. Dit middel omvat vijf onderdelen:

- Eerste onderdeel: maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het vijfjarenplan vloeien nog voort uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

- Tweede onderdeel: het ondersteunen van bepaalde economische sectoren („winnaars uitkiezen”) is in een markteconomie geen legitieme doelstelling;

- Derde onderdeel: subsidies zijn in een markteconomie niet variabel, maar gekoppeld aan een investering;

- Vierde onderdeel: de litigieuze maatregelen zijn niet vergelijkbaar met onrechtmatige en onverenigbare staatssteun zoals die in de Unie voorkomt;

- Vijfde onderdeel: onjuiste uitlegging van het begrip „systeem zonder markteconomie”.

Ten tweede is het arrest onvolledig en inconsistent gemotiveerd.

Ten derde heeft het Gerecht een aantal procedurele fouten gemaakt:

- Eerste onderdeel: het Gerecht heeft beslist over een kwestie waarvoor het niet bevoegd was (ultra vires), in strijd gehandeld met het beginsel dat partijen het voorwerp van het geding afbakenen, en in strijd gehandeld met artikel 21 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de artikelen 44, lid 1, en 48, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, zoals deze luidden toen de zaak in eerste aanleg aanhangig werd gemaakt;

- Tweede onderdeel: de Commissie is niet gehoord over de beweerde vergelijkbaarheid van de staatssteun genoemd in de in punt 66 aangehaalde rechtspraak, met de litigieuze maatregelen;

- Derde onderdeel: het Gerecht is niet ingegaan op de argumenten van de Commissie inzake de definitie van „systeem zonder markteconomie”.

____________

1 Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343, blz. 51).