Beroep ingesteld op 2 april 2024 – Novis / Commissie

(Zaak T-179/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Novis Insurance Company, Novis Versicherungsgesellschaft, Novis Compagnia di Assicurazioni, Novis Poisťovňa a.s. (Bratislava, Slowakije) (vertegenwoordigers: A. Börner en S. Henrich, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

formeel advies C(2022)6455 final dat door verweerster werd uitgebracht op 13 september 2022 (hierna: „bestreden handeling”) nietig te verklaren, en

verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij zes middelen aan.

Eerste middel: schending van verzoeksters recht om te worden gehoord overeenkomstig artikel 41, lid 2, onder a), van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”), aangezien verweerster heeft nagelaten verzoekster te horen alvorens de bestreden handeling vast te stellen.

Aangezien verweerster de bestreden handeling en de voorbereiding ervan voor verzoekster heeft geheimgehouden, is verzoekster niet op de hoogte gebracht van de onderliggende feiten en informatie en is zij niet in de gelegenheid gesteld om daarvan kennis te nemen. Zij heeft integendeel enkel aan de hand van het persbericht van verweerster van 13 september 2022 kennis kunnen nemen van de door verweerster vastgestelde bestreden handeling, hetgeen een schending vormt van verzoeksters recht om te worden gehoord overeenkomstig artikel 41, lid 2, onder a), van het Handvest.

Tweede middel: schending van verzoeksters recht op inzage in het dossier van verweerster overeenkomstig artikel 41, lid 2, onder b), van het Handvest.

Aangezien verweerster de bestreden handeling en de voorbereiding ervan voor verzoekster heeft geheimgehouden, heeft zij verzoekster de toegang tot de haar betreffende dossiers ontzegd, hetgeen een schending vormt van verzoeksters grondrecht op inzage in dossiers, zoals gewaarborgd door artikel 41, lid 2, onder b), van het Handvest.

Derde middel: schending van verzoeksters recht op een eerlijke administratieve procedure, met inbegrip van de rechten die verzoekster ontleent aan artikel 41, leden 1 en 2, van het Handvest, en van de uitoefening van discretionaire bevoegdheden.

Aangezien verweerster de bestreden handeling en de voorbereiding ervan voor verzoekster heeft geheimgehouden, heeft verweerster de grondbeginselen van eerlijke administratieve procedures, waaronder verzoeksters recht op inspraak, en de eerlijke uitoefening van discretionaire bevoegdheden geschonden, hetgeen een schending oplevert van het recht op onpartijdige behandeling, in het bijzonder van de zorgvuldigheidsplicht bij de voorbereiding van administratieve besluiten overeenkomstig artikel 41, lid 1, van het Handvest. Verweerster baseerde haar bestreden handeling uitsluitend op de informatie die was verstrekt door de nationale bevoegde autoriteit, Národná Banka Slovenska (hierna: „nationale bevoegde autoriteit”), en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (hierna: „EAVB”). De verificatie van de door de EAVB en/of de nationale bevoegde autoriteit verkregen informatie zou van bijzonder belang zijn geweest voor de existentiële gevolgen van de bestreden handeling voor verzoekster.

Vierde middel: schending van verzoeksters recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht overeenkomstig artikel 47, lid 1, van het Handvest.

Aangezien verweerster de bestreden handeling en de voorbereiding ervan voor verzoekster heeft geheimgehouden, heeft zij op onrechtmatige wijze inbreuk gemaakt op verzoeksters mogelijkheden om haar grondrecht om te worden gehoord en inzage te krijgen in dossiers, zoals neergelegd in artikel 41, lid 2, onder a) en b), uit te oefenen. Verweerster schendt tegelijkertijd verzoekers grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdige procedure, zoals gewaarborgd in artikel 47 van het Handvest.

Vijfde middel: schending van artikel 17 van verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad1 , aangezien verweerster de relevante feiten op basis waarvan de bestreden handeling is vastgesteld, onvoldoende heeft onderzocht, bewezen en beoordeeld.

Artikel 17, leden 3, 4 en 7, van verordening nr. 1094/2010 voorziet in een indirecte drieledige procedure, met verantwoordelijkheden van de EAVB, verweerster en de nationale bevoegde autoriteit die zijn opgesplitst tussen de drie organen, elkaar overlappen en zelfs aan meer dan een orgaan toekomen. Ondanks duidelijke aanwijzingen over het verhoogde risico van miscommunicatie en fouten en de ernstige gevolgen van de bestreden handeling, heeft verweerster geen behoorlijk onderzoek ingesteld.

Zesde middel: de bestreden handeling maakt misbruik van bevoegdheid uit doordat de Commissie de inherente grenzen van haar bevoegdheid krachtens artikel 17 van verordening nr. 1094/2010 heeft overschreden.

Door bewust een feitelijk besluit vast te stellen met een specifieke instructie aan de nationale bevoegde autoriteit om de vergunning van een specifieke onderneming in te trekken [in plaats van over te gaan tot een besluit van de EAVB op grond van artikel 17, lid 6, van verordening nr. 1094/2010 of een procedure op grond van artikel 258 VWEU], is verweerster bewust voorbijgegaan aan het feit dat formele adviezen niet verbindend zijn volgens artikel 288, lid 5, VWEU en heeft zij de inherente grenzen van haar bevoegdheden op grond van artikel 17 van verordening nr. 1094/2010 aanzienlijk overschreden. Dit vormt misbruik van bevoegdheid naar Unierecht.

____________

1 Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB 2010, L 331, blz. 48).