BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Derde kamer)

12 december 2013

Zaak F‑58/12

Luigi Marcuccio

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Besluit tot pensionering wegens invaliditeit – Nietigverklaring door het Gerecht wegens een motiveringsgebrek – Verzoek om uitvoering van het arrest – Verzoek om herplaatsing – Vernietiging van het arrest van het Gerecht – Ontbreken van procesbelang – Artikel 266 VWEU – Niet-contractuele aansprakelijkheid van de instelling – Beroep deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk rechtens ongegrond”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Marcuccio, in wezen, verzoekt om nietigverklaring van het besluit waarbij de Europese Commissie zijn verzoek van 25 maart 2011 om hem te herplaatsen en de geleden schade te vergoeden, heeft afgewezen.

Beslissing:      Het beroep wordt deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk rechtens ongegrond verklaard. Marcuccio draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Procesbelang – Noodzaak van een bestaand en daadwerkelijk belang – Beoordeling naar het tijdstip waarop het beroep is ingesteld – Beroep dat de verzoekende partij een voordeel kan opleveren

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

2.      Beroepen van ambtenaren – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Verplichting om maatregelen ter uitvoering vast te stellen – Omvang

(Art. 266 VWEU)

1.      Een (voormalig) ambtenaar kan in het kader van een krachtens de artikelen 90 en 91 van het Statuut ingesteld beroep alleen om nietigverklaring van een voor hem bezwarend besluit in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut vragen, indien hij op het moment van instelling van zijn beroep een bestaand, daadwerkelijk en voldoende gekenmerkt belang bij de nietigverklaring van dat besluit heeft, waarbij dat belang veronderstelt dat de uitkomst van het beroep voor hem voordelig kan zijn.

(cf. punt 23)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 29 november 2006, Agne-Dapper e.a./Commissie e.a., T‑35/05, T‑61/05, T‑107/05, T‑108/05 en T‑139/05, punt 35 en aldaar aangehaalde rechtspraak

Gerecht van de Europese Unie: 11 september 2013, Marcuccio/Commissie, T‑475/11 P, punten 13‑18

2.      Om te voldoen aan de verplichting van artikel 266 VWEU staat het aan de betrokken instelling om de maatregelen te treffen die de uitvoering van een arrest houdende nietigverklaring meebrengt door, onder toezicht van de Unierechter, de beoordelingsbevoegdheid uit te oefenen waarover zij ter zake beschikt, met inachtneming van zowel het dictum en de rechtsoverwegingen van het arrest als de bepalingen van het Unierecht.

Met betrekking tot de uitvoering van een arrest waarbij een besluit tot pensionering wegens invaliditeit nietig is verklaard vanwege een motiveringsgebrek, en de vaststelling, in voorkomend geval, van een nieuw, naar behoren gemotiveerd besluit inzake invaliditeit, staat het in de eerste plaats aan de betrokken instelling om de gezondheidstoestand van de betrokkene te verifiëren.

(cf. punten 33 en 34)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 19 oktober 2006, Pessoa e Costa/Commissie, T‑503/04, punten 69 en 70 en aldaar aangehaalde rechtspraak